F. de Tollenaere
Van hantreiken en verhandigen tot overhandigen
In de Verslagen en Mededelingen van de Gentse ‘Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde’ Jg. 1979, afl. 1, p. 85-104, geeft A. van Loey een historisch overzicht van de woorden die in onze taal zijn gebruikt voor het begrip ‘overhandigen’.
Uit het synoptisch overzicht op blz. 100 blijkt dat in de 16de eeuw behanden staat naast behandigen, zoals in de 18de eeuw overhanden naast overhandigen.
Op p. 97 ziet schr. overbehandigen (1685) als een voorloper van overhandigen. Men kan zich ook afvragen of overbehandigen geen contaminatie is van behandigen en overhandigen. In dat geval zou die vorm indirect een bewijs zijn voor het bestaan van overhandigen in 1685, d.w.z. bijna dertig jaar vóór de oudste, door schr. vermelde bewijsplaats van overhandigen (1714).
In het licht van de wisseling der prefixen be-/ver-, b.v. mnl. verantwoorden ‘een antwoord geven op’/nndl. beantwoorden (zie WNT XIX, 3-4 (1959)), heb ik mij afgevraagd of naast behanden en behandigen niet eveneens een dergelijk paar met het prefix ver- is opgetekend. Het MNW heeft er geen voorbeelden van, maar in het supplementmateriaal was één voorbeeld van verhandigen aanwezigGa naar voetnoot1):
Wert den heer pensionaris V.d.H. versoght de gemelte actens van autorisatie op 't spoedighste te willen instellen, teeckenen ende doen zegelen ende aan de voornoemde heer Burgemeester te verhandigen, selfs sonder resumptie, R.G.P. 59, 1038 (1674).
Ook van verhanden was er één citaat, t.w. uit het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan (1929): ‘Verhaandjn̥ = iets met de andere hand aanpakken’Ga naar voetnoot2), maar semantisch past dit ver- niet goed