Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 94
(1978)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Tasso in Bilderdijks Mijn Verlustiging‘Kundigen zullen uit de oorsprongklijke stukken, in dezen bondel vervat, de vertalingen en verre navolgingen kennen: voor vreemdelingen in de oude en nieuwere letterkunde zou men ze nutloos onderscheiden’. Aldus luidt de laconieke mededeling van Bilderdijk na de ‘Inhoud’ van Mijn VerlustigingGa naar voetnoot1). De ‘kundigen’ hebben zich beijverd hun door Bilderdijk veronderstelde belezenheid te demonstreren en dank zij het werk van met name Pan en Bosch heb ik in mijn editie van de bundel 27 van de 43 (of misschien beter 26 van de 42: één origineel is door Bilderdijk twee maal bewerkt, nl. ‘Ingetoogenheid’ naar ps. Apuleius) als vertaling of imitatie kunnen aanwijzen. Van zes gedichten is het om hun specifieke inhoud zeer onwaarschijnlijk dat ze niet uit Bilderdijks eigen dichtbrein zouden zijn voortgekomen. Derhalve is van tien gedichten de herkomst nog onzeker. Van sommige daarvan is het heel goed mogelijk dat ze origineel zijn, van andere ligt het vermoeden voor de hand dat ze op een bestaand gedicht zijn terug te voeren. Bilderdijks voorbeelden waren voor het overgrote deel klassieke dichters. Van de modernen leken alleen Broekhuizen met een Latijns gedicht, en Pierre Joseph Bernard met een Frans voorbeeld via Bilderdijks bewerking een bijdrage tot de bundel geleverd te hebben. Aan dit tweetal namen kan thans een derde toegevoegd worden, nl. die van Torquato Tasso (1544-95). Het gedicht ‘Aan de Liefde’ (p. 77-78) blijkt een vrij getrouwe vertaling te zijn van de rei (‘Coro’) aan het slot van het tweede bedrijf van Tasso's AmintaGa naar voetnoot2). Martien J.G. de Jong heeft duidelijk gemaakt dat Bilderdijks kennis van het Italiaans uitsluitend op lectuur berustte en dat hij zich die kennis | |
[pagina 68]
| |
zonder leermeester had eigen gemaaktGa naar voetnoot3). Zijn actieve beheersing ervan was niet vlekkeloos - al schreef hij er poëzie in -, maar hij kon de taal goed lezen en had er grote belangstelling voor. Dat geldt met name ook voor de Aminta. In een brief van 28 maart 1795 schrijft hij uit zijn ballingschap aan Catharina Rebecca dat hij haar via de dichter Outhuys gevraagd had hem een exemplaar van ‘een Italiaansch boekjen, den Aminta di Tasso’ uit zijn boekenbezit te zenden, maar dat hij inmiddels gemerkt had dat hij het indertijd zelf al had meegenomen. De veilingcatalogus van 1797 bevat weliswaar geen Italiaanse editie van de Aminta (begrijpelijk - Bilderdijk had die meegenomen), maar wel de Nederlandse vertaling ervan van J.B. Wellekens (1715)Ga naar voetnoot4). Naar aanleiding van Bilderdijks bewerkingen van Anacreon heb ik op de traditionaliteit van zijn keuze gewezenGa naar voetnoot5). Hetzelfde zou ten aanzien van zijn bewerking van deze rei gezegd kunnen worden. Niet alleen was de Aminta in zijn geheel al enige malen vertaald, maar juist dit koor had ook nog apart enkele bewerkers gevonden, te weten Geraerdt Brandt en Willem den ElgerGa naar voetnoot6). Begrijpelijk, het is een afgerond geheel en een aantrekkelijk genre-stukje over de liefde. Tasso's rei telt 42 regels van overwegend zevenlettergrepige verzen, op onregelmatige plaatsen door endecasyllabi afgewisseld. Van een vast | |
[pagina 69]
| |
rijmschema is geen sprake. Deze rime sciolte zijn in de Italiaanse literatuur heel gebruikelijk, maar in het Nederlandse verssysteem van de 17de en 18de eeuw ongewoon. Brandt en Wellekens hebben het vers dan ook geregulariseerd. Brandt koos voor zijn - zeer vrije - bewerking jambische 5-voeters en deelde zijn gedicht in strofen met rijmschema ABABCCGa naar voetnoot7). Wellekens' vertaling heeft regels van vier jamben en geen indeling in strofen. Andere bewerkers hebben naar nauwere aansluiting bij het origineel gestreefd. C. Hoofman, de auteur van Amintas Bosch-toneel-spel van Torquato Tasso (Amsterdam, 1711) geeft daarvan een verantwoording waarbij hij in verband met de koren opmerkt: ‘de Reyen tussen de bedryven, die in 't Italiaans op rym zyn, heb [ik] ook op rym gemaakt, en ook zo veel mogelyk getragt, dezelve trant van rym en regels te behouden’Ga naar voetnoot8). In vrije rijmende verzen is ook de bewerking van Willem den ElgerGa naar voetnoot9). Bilderdijk heeft een interessante eigen weg gezocht. Zijn bewerking telt 60 regels, verdeeld over vijf strofen van 12 regels. Hij gebruikt de jambische maat voor regels van wisselende lengte met een gevarieerd rijmschema (333443313444 AAbCCbDDeFeF). Door de lichtheid, speelsheid en gevarieerdheid van de vorm sluit het gedicht enerzijds knap bij het origineel aan, terwijl het anderzijds door zijn regelmatigheid en vaste strofevorm goed past in de Nederlandse bundel. Uit het feit dat Bilderdijk 60 regels nodig had om de 42 verzen van Tasso te bewerken, kan men al opmaken dat hij de techniek van de amplificatio heeft toegepast. Aan de hand van een enkel voorbeeld laat zich dit gemakkelijk demonstreren. Ik kies daartoe de aanhef van beide gedichten.
Tasso's ‘Coro’ begint: 1[regelnummer]
Amore, in quale scuola,
Da qual mastro s'apprende
La tua sì lunga e dubbia arte d'amare?
Chì n'insegna a spiegare
5[regelnummer]
Ciò che la mente intende,
Mentre con l'ali tue sovra il ciel vola?Ga naar voetnoot10)
| |
[pagina 70]
| |
Voor de weergave hiervan gebruikt Bilderdijk zijn eerste strofe: 1[regelnummer]
Bij welken Leeraar, in
Wat Hogeschool, ô Min!
Is Uwe kunst te leren?
Wat onderwijs kan ons ontleên
5[regelnummer]
Haar heilige verborgenheên,
Die 't fijnst vernuft trotseeren?
Wat taal, wat tong, ons doen
Bevroên;
Wat spraaktuig, leren kennen;
Het geen de vlugge geest beseft,
Wanneer hij op uw Zwanenpennen
Zich boven lucht en zwerk verheft?Ga naar voetnoot11)
De uitbreidingen zijn gemakkelijk vast te stellen. Ik noem enkele voor de hand liggende. Vs. 4-6 bij Bilderdijk is een variërende herhaling van wat hij, Tasso volgend, ook al in vs. 1-3 had neergeschreven. Daarbij moet dan wel de aantekening geplaatst worden dat de ‘verborgenheên’ (vs. 5) als het ware vooruitgrijpen op de ‘misteri’ die bij Tasso in vs. 16 voorkomen en daar door Bilderdijk onvertaald gelaten worden. Drie concretiseringen, ‘taal’, ‘tong’, ‘spraaktuig’, geven het enkele ‘Chì’ bij Tasso weer. Diens ‘ciel’ wordt uitgebreid tot ‘lucht en zwerk’. Voorts valt op dat Bilderdijk nogal wat adiectiva toevoegt. Daar staat dan de opvallende abbreviatie tegenover, dat Bilderdijk alle kwalificaties die Tasso de kunst van het minnen meegeeft, eenvoudig weglaat. Vond hij die kunst niet zo moeizaam en onzeker? In details heeft Bilderdijk dus variaties aangebracht, een enkele maal door weglatingen, vaker door toevoegingen. Maar globaal genomen heeft hij zijn voorbeeld tamelijk nauwkeurig gevolgd. Dat geldt voor deze strofe, het geldt ook voor het hele gedicht. Tasso's rei is naar mijn mening door Bilderdijk adequaat en fraai bewerkt.
Heemstede Maria A. Schenkeveld-van der Dussen |
|