Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 90
(1974)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Sych-soomerDe nieuwe uitgave van Bredero's GrianeGa naar voetnoot1) heeft de interpretatie op verblijdend vele punten vooruitgebracht. Een onderdeel, dat evenwel nog niet voldoet, is de uitleg van begin 31. De boer Bouwen lang-lyf is bezig zich door jong vrouwvolk heen te dringen, wanneer opeens een aantrekkelijke lieflyckheyt zijn ritse aandacht boeit. Hij spreekt het kruydigh nichje zonder dralen prijzend toe: 30[regelnummer]
Seper jy bint so blanck as ien Zeelt ongder zyn buyck is.
Jy sych-sóómer! gy rósebóóm! jy soete-boter...,
Ick wot wel ien dubbeltjen aen jou versnoepen, quamt maar iens slaaghs.
Op sych-sóómer nu tekent F. Veenstra aan en hij is bij mijn weten hier de eerste, die een poging onderneemt: ‘vleinaam; de betekenis is onduidelijk, misschien moet gedacht worden aan een zomer die zacht neerdaalt’. Naar mijn gevoelen moeten we van elke associatie met het tweede jaargetijde afzien. In het late Latijn ontwikkelde zich uit sagma (σάγμα, van σάττειν, bepakken) via sauma het woord somaGa naar voetnoot2), dat een ‘pakzadel’ betekent. Vandaar het Franse somme, later verduidelijkt tot bête de sommeGa naar voetnoot3), dat ieder lastdier kan aanduiden: vooral het paard, eveneens echter ezel en liever nog ezelinGa naar voetnoot4), kameel, dromedarisGa naar voetnoot5). | |
[pagina 151]
| |
Parallel daaraan ontstaat uit sagmarius in het Frans sommier, in het Middelnederlands somer en ook zomerGa naar voetnoot6). Maar nu het eerste lid: sych-. Veenstra legt hier verband met neder-zijgen, en inderdaad, een andere mogelijkheid is nauwelijks te zien. Een sych-sóómer is blijkbaar een sóómer, die spoedig gedwee zich neerlaat op den grond voor den meester, die het beest wenst te bevrachten of mogelijk ook te berijden. In den mond van nuwelycken Bouwen wordt sych-sóómer een willig dier, tot nederzijgen in horizontaler houding vlot bereid. De huisman smeedt uiteraard niet, origineel, een neologisme; het verouderde sóómer verraadt de bejaardheid van zijn cliché. Onafhankelijk van hem duikt eeuwen later in Frans argot, opnieuw gevonden, dezelfde beeldspraak op: sommier de casernes, d.i. ‘fille à soldats’Ga naar voetnoot7), ‘prostituée qui fréquente les soldats’Ga naar voetnoot8).
Amsterdam D. Kuijper Fzn. |
|