| |
| |
| |
Kanttekeningen van Kiliaan bij zijn Etymologicum Teutonicae linguae
In zijn dissertatie wees Kluyver reeds op een vrij groot aantal geschreven aanvullingen en verbeteringen in de randen van een exemplaar van Kiliaans Etymologicum van 1599 dat zich in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage bevindt; hij schreef: ‘Ik zou bijna durven beweren, dat zij van Kiliaan zelf zijn, doch het oordeel verblijve aan anderen’Ga naar voetnoot1). Bouchery, die deze kanttekeningen en de lotgevallen van dit exemplaar nader onderzocht, vond dat Balthasar Moretus het in 1610, drie jaar na Kiliaans dood, aan de Antwerpse kapucijn Pater Anselmus gegeven had om het na te zien en voor een nieuwe uitgave klaar te maken. Deze stuurde het echter in 1616 terug naar Moretus, omdat hij voor dit werk geen tijd meer vond. Dit exemplaar, dat te 's-Gravenhage terecht is gekomen, bevat volgens Bouchery ‘behalve kanttekeningen van Kiliaan en van Pater Anselmus er nog van twee of drie andere personen’Ga naar voetnoot2).
Andere dergelijke kanttekeningen die Kiliaan maakte om zijn woordenboeken aan te vullen, heb ik reeds in Wetenschappelijke Tijdingen besprokenGa naar voetnoot3). Kiliaans kanttekeningen bij zijn Etymologicum hebben echter een bijzondere waarde omdat ze de laatste aantekeningen van zijn hand zijn; dit aangevulde exemplaar kunnen we beschouwen als de vierde uitgave van zijn woordenboek.
| |
A. Algemeen beeld van deze kanttekeningen
Naar het handschrift te oordelen meen ik dat de meeste kanttekeningen bij dit exemplaar van het Etymologicum inderdaad van Kiliaan zijn, naar schatting minstens twee derde. Het aantal is op sommige blad- | |
| |
zijden zo groot dat de randen boven, beneden, links en rechts vol staan; deze aanvullingen zijn duidelijk niet alle ineens, maar op verschillende ogenblikken opgeschreven. Meestal gaf Kiliaan door een teken in de tekst aan op welke plaats de bijgeschreven woorden ingelast moesten worden. Slechts uitzonderlijk werden woorden uit de gedrukte tekst geschrapt; hierbij is gewoonlijk niet te zien of Kiliaan dit zelf gedaan heeft.
Eerst geef ik hier een bladzijde met aangevulde artikels als voorbeeld. Het teken * geeft aan waar de kanttekening bij hoort. De haakjes [ ] geven aan dat deze kanttekening niet van Kiliaan is.
p. 669 |
tekst |
kanttekeningen |
wijen, wijhen. Dedicare, dicare Deo, sacrare, consecrare, deuouere, inaugurare, initiare. ger. vveyhen: sax. vvyhen *. |
:wyddan |
wij-nacht...wijn-nacht, Adr. Iun. & B. Rhenan. dici putat à wijn. i. vinum: & nacht. i. nox. quòd diem noctemque epulari consueuerint olim Germani. * |
vide nacht |
wij-roock, wie-roock. Thus. q.d. fumus sacer: à fuffitu siue fumante vapore in sacrificiis. * |
sax. wijreck, wijrock |
wij-roock-kasken.* Acerra, thuris arcula siue repositorium, nauicula apud Ecci. |
[wij-roock-schencke] |
wij-waeter. Aqua lustralis, aqua sacra, consecrata. * |
sax. wijgewater, wijhwater |
Wijf. Mulier, femina. & Coniux, uxor; marita, nupta. ger. vveyb; ang. vvife. * |
sax. wyf. |
|
wijfken der ghedierten. Matrix. i. voye. |
Wijghant, wiegant. vet. flan. Gigas: & Bellator strenuus. & Vir fortis & potens. gal. geant: ital. gigante: hisp. gigante: ang. giant *. |
, giaunt |
|
Wijghen, wijgen. sax. i. wijen. consecrare |
Wijle. Momentum, temporis spatium, tempus. ger. vvhail: * ang. vvyle. |
weyl: sax. wijle |
|
Wijle. vet. i. uer. Hora. |
wijlen-eer. vet. * Olim. |
holl. |
wijlkens. Parum-per, paruo tempore: paulisper *. |
[aliquantusper] |
Wijn. Vinum. οἴνος. germ. vveyn: sax. * vvijn: gal. vin: ital. vino: hisp. vino: ang. vvine. |
win, wyn |
wijn seck. j.* roomenije. Vinum Hispaniense. gal. vin sec: ang. sacke. |
[sack-wijn] |
| |
| |
Zo heb ik de kanttekeningen bij 16 bladzijden van het Etymologicum ontcijferd. Deze bestaan uit 374 toevoegingen en verbeteringen, waarvan er 269 waarschijnlijk van Kiliaan zijn, terwijl anderzijds 6 woorden geschrapt werden. De geschrapte woorden zijn 4 Latijnse synoniemen: pileolus rotundus (i.v. Gabbe, gabbeke. vet. Galerus; in de plaats hiervan werd een nieuwe Latijnse tekst toegevoegd, die ik echter nog niet heb kunnen ontcijferen), eminentiae (i.v. Gariete, gheriete. fland. speculae, minae, pinnae...), mel non pressum, protopum (i.v. maeghden honingh) en messor (i.v. maeyer); verder werd i.v. Wijs...ang. vise het laatste woord vise geschrapt en vervangen door wise (in een ander handschrift dan dat van Kiliaan) en i.v. Wind...ang. vvijnde werd vvijnde geschrapt en vervangen door winde (eveneens in een ander handschrift dan dat van Kiliaan).
De aanvullingen bestaan zowel uit nieuwe Nederlandse trefwoorden en artikels als uit toevoegingen aan reeds bestaande artikels: Nederlandse synoniemen en gewestelijke aanduidingen, Latijnse synoniemen en verklaringen, equivalenten in andere talen. Op 374 aanvullingen heb ik gevonden:
|
(waarschijnlijk) |
|
van Kiliaan |
niet van Kiliaan |
nieuwe artikels |
36 |
24 |
toegevoegde Nederlandse synoniemen |
22 |
7 |
toegevoegde verwijzingen naar een ander trefwoord |
3 |
1 |
toevoegingen met fland. |
3 |
- |
toevoegingen met vet. fland. |
- |
1 |
toevoegingen met holl. |
1 |
- |
toevoegingen met vet. |
9 |
- |
toevoegingen met sax. |
88 |
15 |
toevoegingen met fris. |
1 |
- |
toevoegingen met sicamb. |
8 |
1 |
toevoegingen met ger. |
28 |
7 |
toevoegingen met angl. |
27 |
18 |
toevoegingen met gal. |
3 |
4 |
toevoegingen met hisp. |
1 |
- |
toevoegingen met ital. |
- |
1 |
toegevoegde Latijnse synoniemen |
37 |
19 |
toegevoegde Griekse equivalenten |
1 |
- |
nieuwe Latijnse citaten |
- |
2 |
nieuwe auteursnamen |
- |
1 |
nieuwe Latijnse verklaringen |
1 |
4 |
|
_____ |
_____ |
|
269 |
105 |
| |
| |
Opmerkelijk is vooral het groot aantal nieuwe toevoegingen met de vermelding sax. Nu heeft Kiliaan als kanttekening aan zijn voorrede (bij p. 3v, beneden, zonder verwijzing naar een bepaalde plaats in de tekst) ook een zinnetje toegevoegd: ‘Carolus Magnus Saxones saepe rebelles in Belgicae oris posuit’. Hierdoor wees Kiliaan er dus op dat er ook in de kuststreek Saksen woonden; zou hij zo niet de verwantschap van veel Saksische woorden met Nederlandse woorden hebben willen verklaren? Deze verwantschap wilde hij blijkbaar verder aantonen door de vele kanttekeningen met sax.
In dit artikel bespreek ik verder enkel de toevoegingen die naar het handschrift te oordelen, zeer waarschijnlijk van Kiliaan zelf zijn. Eerst geef ik enige voorbeelden van toegevoegde woorden, niet alleen uit de 16 bladzijden die ik volledig ontcijferd heb, maar ook uit andere bladzijden.
| |
1. Nieuwe trefwoorden
a) Zonder een bijzondere toevoeging
achter-schip. i. achter-kasteel. Puppis. |
acker-land. Aruum. |
broeyen. Elixare: leuiter coquere siue mollire aquâ. Ghe-broeyt. Elixus: leuiter aqua coctus siue mollitus. |
ewegh. i. wegh. A, ab: apage, apagite. angl. away. ger. hinwaegh. |
gaffel. Coenaculum senatorium, triclinium praefectormn & mechanicorum. |
gast-schenck. Xenium. |
ghe-kernt melck. j. boter-melck. Lac serosum. |
ken in fine dictionis, diminutiui loco additur; vide kyn. |
kijn diminutiuis in fine additur. holl. mondekyn: meskyn, knechtkyn, kuylkyn (door een andere hand werd hier later nog aan toegevoegd: hollandij quoque gen et gien dicunt. ut hoedgen, hoedgien, pileolus: steentgien, steentghen, lapillus: maetgen, maetgien, parua mensura: draedgien, draedgen, paruum filum). |
maeghden-haer. Adrantum, callitrichum, politrichum, trichomanes, cincinnalis, capillus Veneris, terrae supercilium. ger. maidenheare. |
maecker. Hippolus, malleus ligneus quibus bletra naui impregnantur. sax. makker. |
schaeps-ribbe. Millefolia (door een andere hand vervangen door: myriophillum), millefolium, Achilleos, achillea syderatis, scopa regia, stratiotes. ger. schaaffripp. |
waeter-breucke. Hermia aquosa. |
waeter-gheswel. Tumor aquosus. |
| |
| |
waeter-plancke. i. seyl (in een andere hand vervangen door: sweerd). Planca lateralis nauigij. |
wied-hacke. Sarculum. angl. weedehooke. |
wijfken der ghe-dierten. Matrix. i. voye. |
wijn-merckt. Forum vinarium. |
wijn-seck. i. sack-wijn. Vinum hispaniense. |
wild vier. i. haer-worm. Impetigo. ang. wildfire: gal. feu volage. |
wimpel-tere. i. vlicheltere. Papilio. |
| |
b) Nieuwe vet.-woorden
Bij Kiliaans toevoegingen zijn betrekkelijk veel nieuwe vet.- of vetus-woorden, waarop vaak een equivalent in een andere taal volgt; hier geef ik enige voorbeelden:
gaeuen. vet. i. gheuen. donare. ger. gaaben. |
rete. vet. Alga, ulua, fucus marinus. ang. reytes. sax. reeth. |
schoet. vet. fris. Hasta longa breui cuspide praeferrato. |
schoetel. vet. sax. Globulus. |
taele. vet. Interrogatio. |
taele. vet. Fabula. ang. tale (door een andere hand werd hier bijgeschreven: bon). |
waeue. vet. Unda, fluctus, ang. waue. gal. vague. |
waeue. vet. Fauus. ger. waben. ital. fauo. |
waeueren. vet. Vacillare. ang. wauer. |
wanck. vetus. Nutus. & Dubium, dubiatio, vacillatio. |
wiel-leese. vet. Orbita. |
wyd. vet. Vacuus, vanus. ang. voyde. gal. vuide. |
wijn-raeue. vet. Vitis. sax. wijnraue. |
| |
c) Nieuwe trefwoorden met een andere aanduiding
goer, goeren. holl. i. geur, geuren. |
kloof. holl. Fissura, rima. i. kloue. |
kloouen. holl. i. klieuen. |
raddigheyd. hol. Celeritas. |
schieme. holl. i. scheme. Umbra. |
scheme. sax. Umbra. |
schemel. sax. Scabellum. |
horen-visch. sax. Xiphias, gladius. |
schoster. sax. i. schoen-maker. |
taeghelen. sax. i. taeckelen. |
wieden-boom. sax. Salix. |
bis-wijlen. sax. sic. Aliquando. |
| |
| |
acker-manneken. sax. sic. i. quicksteert. Motacilla (sic. heeft Kiliaan hier later bijgeschreven; dezelfde kanttekening zonder sic. staat er nog een tweede keer in een ander handschrift). |
enteren. sax. sic. harpagare. enteren het schip. i. klampen. Harpagare nauem. |
gadder. sicamb. sax. Clathrus, repagulum. ger. gather. |
taeckeler, tageler. sax. sic. Remulcus. |
gaer-koken. Popina, thermopolium. sax. fris. sic. |
bont moes. sic. colon. holus mixtum: holus ex brassicis & rapis: pulmenti miscellum, versicolor, varius. |
gael. sicamb. i. gherstigh. Rancidus. |
kloote. sicamb. Rapa, rapium, i. |
maeghen-worst. ger. Hila, hilla. |
maeghe, meghe. ger. Coagulum. vide Lebbe. |
wie. ger. sicamb. sicut, sicuti. |
Andere toegevoegde sax.- en fland.-trefwoorden vermeld ik nog bij de vergelijking met de bronnen in het tweede deel van dit artikel.
| |
2. Aanvullingen van reeds bestaande artikels
Ook aan reeds bestaande artikels voegde Kiliaan woorden toe, zowel Nederlandse of Latijnse synoniemen als nieuwe gewestelijke aanduidingen, equivalenten in andere talen en verklaringen of etymologieën.
| |
a) Nieuwe Nederlandse synoniemen
tekst |
kanttekeningen |
Abast,* alabast. Alabastrides... |
abaster-steen |
Achter...ten achter zijn.* Reliquari. |
t'achter zyn |
galm.* Echo, reflexio soni... |
i. weder-galm |
ghe-buere.* Vicina. |
ghe-buerinne |
paertenaer.* Partiarius. |
i. half-win |
pilorijn, pellarin. fland.* Numellae versatiles, numellae publicae... |
i. halspranghe. |
Pudde. fris. Mustela piscis. |
i. puyte. |
born-steen. ger. sax.* Succinum... |
vide haecksteen |
ooghe, oghe, aeghe, aughe. sax. fris. Insula. hinc Schiermonickoghe |
vide ouwe |
| |
b) Nieuwe gewestelijke aanduidingen
tekst |
|
kanttekeningen |
berte. vetus.* j. tuyte. Obba. |
fland. |
|
blouwen.* Alapas impingere... |
fland. |
|
weder-peyns, weder-ghe-peyns.* Remorsus... |
fland. |
|
| |
| |
rade, radde. fris.* j. drade. Celer... |
holl. |
|
radie, raye. vetus. fland.* Radius... |
holl. |
|
weder-saecke. vetus.* Pars aduersa: aduersarius. |
holl. |
|
wee-wijte, wee-wite. vetus. fland.* Dolor, calamitas. |
holl. |
|
wijlen-eer. vet. Olim. |
holl. |
|
stubben. fris.* Verrer, puluerem discutere... |
holl. |
|
stubbe,* stof. Puluis. |
hol. fris. |
|
galghen-knepel.* Furcifer. |
sax. |
|
Weld.* vetus.* fris. j. ghe-weld. |
wald |
sax. |
gaeren-winde.* j. gaeren-kroone. Harpedone, rhombus. |
sax. sic. |
|
wee-klaeghen.* Lamentari. |
sax. sic. |
|
| |
c) Nieuwe equivalenten na de Latijnse synoniemen
tekst |
kanttekeningen |
Abel. Habilis...gal. abil, habil: ital. habile: hisp. habil.* |
,abil |
|
angl. able, hable (dit heeft Kiliaan er later bijgeschreven). i. potens, valens |
galpen. Gannire instar vulpis. |
angl. iaulpe |
hatte. fris. vetus. Capitium muliebre... |
ang. hatte. vide hoed |
tacle. Lingua, loquela...ang. talke.* |
, tale |
wijde, wije, sax. sicamb. j. wiede. Salix... |
ang. withie |
wildelingh/wilden appel. Arbutum unedo. |
ang. wilding apple |
wildernisse/woestijne. Eremus... |
ang. wildernes. |
wijse/ghijse. Ritus...forma via.* gal. guise: ital. guisa: hisp. guisa: ang. guyse. |
ger. weyss: |
|
sex. wijse |
wijsen. Monstrare, ostendere, indicare. |
ger. weysen, sax. wijsen |
maeghd. Virgo, puella. germ.* maeghd: ang. mayde.* |
magt |
|
:sax.maid, med, maged |
wijcken. Cedere...ger. vveychen: |
sax. wiken |
goes, goese. fris. holl. sax. j. gans. Anser ang. goose. |
fris. gose. sax. goes, gose. |
| |
d) Nieuwe verklaringen of etymologieën
tekst |
kanttekeningen |
Amman, am-man. Praetor, praefectus...Amman. germ. Consul. Am- |
Amman, Vir officii dicitur Aegidio Tschudo. |
| |
| |
man Petro Nannio alt-mannus, outmannus & olt-mannus dicitur. q.d. senex-vir. Becano ampt-man.* vide Am. |
mihi am-man à pascendo i. ab ammen dici videtur vide ammen, am, &c |
|
ammen. ger. sax. fris. sic. Pascere, nutrire, alere. |
propriè autem pascere gregem, pastorum more. gubernare, curare, regere, quod ποιμαίνειν Graecis dicitur. ποίμανευς, & ποιμὴν, ένος pastor & rex dicitur: ποιμένα λαῶν pastorem populi siue regem vocant Homerus & Plato... |
bedelersse. Mendicans mulier. |
Foeminina multa in ersse desinunt, bedelersse, backersse, hekelersse, meestersse, naeyersse, spinnersse, toouererersse, wasschersse: multa quoque in ster et inne ut backster, boerinne &c |
hals-pranghe, hals-ijser. Numella*. |
: vulgo collistrigium: instrumentum quo hominis collium obstringitur. siue pilorijn |
kaerle, keerle. Rusticus*. angl. carie, churle.* |
agrestis. |
|
i. paganus, rusticus: homo infimae quidem, verum liberae conditionis. Guil. Lambard. |
kippen. Pullulare, pullos edere, excludere vel excudere oua: percudere rostello.* Excudere fauos siue cellulas. dicitur de auibus & de apibus. |
Dicuntur autem gallinae excludere siue excudere, cum post incubatum pulli maturi rapto ouo nascuntur. |
Oor, or. Magnus, excellens, vetus...Gesn. Becan. Videtur* dictio contracta ex ouer. i. supra, ultra... |
mihi (salua Gesneri & Becani sententia) |
Tam. Mansuetus...ger. zam: ang. tame*. |
: sax. tham. Germani superiores t in z plerumque mutant: ut tam, zam: zal, tal: twijfel, zweyfel: tijd, zijt: tol, zol: torn, zorn: tong, zung, timmeren, zimmeren: tin, zin. |
|
Ver Praepositio inseparabilis, exponitur plerumque per praepositiones per, re, dis, ex, ab, pro, prae, con: & ultra. germ. ver:* sax. vor: ang. for.* |
er: |
|
est & loco inchoatiuae particulae. ut ver-bleecken, ver-konden, verherden, ver-sotten, ver-steenen. |
| |
| |
| |
3. Toevoegingen aan de Appendices
Ook de lijsten van bastaardwoorden, plaatsnamen en persoonsnamen achteraan in het Etymologicum heeft Kiliaan aangevuld.
| |
a) Het Appendix peregrinarum, absurdarum, adulterinarumque dictionum
In dit Appendix van bastaardwoorden zijn relatief veel woorden geschrapt en er komen vrij veel kanttekeningen voor in een ander handschrift dan dat van Kiliaan.
Geschrapt werden bijv. de trefwoorden beuernaerd, beuernelle, natuere, natueréren, natuerlick, natuerlick saed, natuerlick kind (in een ander schrift dan dat van Kiliaan is in het woordenboek zelf naast Natte geschreven: Natuer, naetuerlick. vide Append.), rabattéren (dit heeft Kiliaan als synoniem geschreven bij rabatten. j. af-korten in het woor-denboek zelf), raepiamus (dit stond in het woordenboek zelf reeds in de vorm rapiaemus, maar tussen de woorden met raep ..), rapéren en retorisijn.
Als nieuwe trefwoorden voegde Kiliaan bijv. toe:
absolutelick. Absolutè, perfectè |
April. Mensis Aprilis |
benedyen. Bene precari, benedicere |
Dispute: disputatie. Concertatio, disceptatio, disputatio |
Donaet int klooster. Laicus. vuìgo donatus |
excellentie. Elegantia, praestantia, excellentia |
excellentelick. Eleganter, egregie, eximiè |
Excepteren. Excipere, eximere |
presentelick. Ad praesens, in praesenti, impresentiarum |
profetersse, profetinne. Prophetissa |
tributaris. Tributarius, vectigalis |
Ook nieuwe verklaringen voegde Kiliaan aan deze lijst toe, bijv.
tekst |
kanttekeningen |
Arsenael. Nauale & Armamentarium. |
vulgo arsenalis locus. q.d. Ars naualis. quod arte naues ibi struuntur. Steph. Pig. sax. arsenal |
Conuers. Neophytus. vulgò conversus. |
est autem propriè religiosus in monasterio, non choro, aut templo, sed laboribus & officiis laicorum deputatus. |
| |
| |
Marmelaete. Cydonite placenta, officinis diacydonium, cydoniatum. |
marinellos enim vocant hispani mala Cydonea siue Cotonea |
| |
b) De lijst van plaatsnamen
Heel wat nieuwe namen voegde Kiliaan aan deze lijst toe, bijv.
Clermont. Gergobia, Gergouia. op. franc. |
Edinghen. Edinga, Enguina. opp. fland. |
Hildesheym. Ascalingium |
Olden-borgh. Aldenburgum, Oldenburgum. op. in Holst. & op. in Frisia |
Osnaborg. Osnaburgum. in Westphalia. ciuitas episcopalis |
Ouer-lander. Germanus superior |
Sonnicke. op. Hannoniae. gal. Soigny |
Upsael. Upsalia. op. in Suedia |
Ook aan deze lijst voegde Kiliaan nieuwe synoniemen of verklaringen toe, bijv.
tekst |
kanttekeningen |
Ottenwald. Abnoba. mons German. |
mons werd geschrapt. |
|
Othonis silua |
Ouer-land.* Germania superior, prima. |
, Ouer-duydtschland |
Roosendael. Rosaeuallis, Rosendala. pagus Brabant. & Monasterium* ad Nitam fluuium. |
nonnarum siue religiosarumGa naar voetnoot4) |
| |
c) De lijst van persoonsnamen
Deze lijst breidde Kiliaan eveneens uit, o.a. met de volgende namen:
Aelken, Aleyt. Aleydis. foem. nomen |
Cucufaet. Cucufatus. proprium nomen martyris, apud Prudent. |
Erewert, Ehrewaert. Cherebertus. Mart. Crus. |
Luyte, Luytken. Ludgardis. propr. foem. |
Mette, Metteken. Mechthildis Methildis. Georg. Coluener. propr. foem. |
Ode. Oda, ae. propr. fem. |
Sinken, Ioosinken. Iodoca |
Stine, Stinken. Augustina |
Winfrid. Winfridus |
Ook nieuwe verklaringen en synoniemen voegde Kiliaan aan deze lijst toe, bijv.
| |
| |
tekst |
kanttekeningen |
Adoald. Adoaldus, q.d. Het-wald. Patris potestas: vice patris tutor, patronus. Mart. Isleb.* |
Paternus curator: ab Atta sine AEtta. i. pater. Mart. Crus. |
Catouald, Catowald. Catoualda. q.d. Gutwald.* I. Stumpff. |
: i. potestas Dei |
Lupold. Lupoldus, Leopoldus.* |
Leodepoldus. i. tutor assertorque populi qui aliter etiam Thieboldus & Thiebaudus dicitur. I. Lips. |
| |
B. Bronnen voor Kiliaans toevoegingen
1. Bronnen die Kiliaan zelf aangeeft
Aan de bronnenlijst die reeds in zijn Etymologicum was afgedrukt, voegde Kiliaan in de rand ook enige nieuwe namen toe: Aegidius Tschudus, Cornelius Agrippa, Martinus Crusius en Petrus Dasypodius. Drie van deze auteurs had Kiliaan zeker ook reeds voor vorige drukken van zijn woordenboeken gebruikt: Tschudi vermeldde hij in 1599 i.v. trutsman, wale en bij verscheidene persoonsnamen, en Agrippa i.v. heraut; het Latijns-Duitse Dictionarium van Dasypodius en de Nederlandse bewerking ervan waren bronnen voor Kiliaans Dictionarium van 1574Ga naar voetnoot5).
Bij de kanttekeningen zelf vermeldt Kiliaan ook nog verscheidene auteursnamen. Hierbij heb ik namen van oude Latijnse auteurs gevonden, bijv. Ausonius, Claudius, Donatus, Ennius, Festus, Horatius, Isidorus, Iuuenalis, Lactantius, Liuius, Ouidius, Plautus, Plinius, Propertius, Prudentius, Sedulius, Seneca, Ulpianus, Varro en Vergilius. Van de namen van recentere auteurs staan de meeste reeds in Kiliaans auteurslijst van 1599, bijv. Adrianus Iunius, Andreas Alciatus, Andreas Althamerus, Beatus Rhenanus, Conradus Gesnerus, Georgius Coluenerius, Guilielmus Camdenus, Guilielmus Lambardus, Hubertus Thomas Leodius, Ioannes Auentinus, Ioannes Goropius Becanus, Iodocus VVillichius, Iornandes, Iustus Lipsius, Ludouicus Caelius Rhodiginus, Mathias Lobelius, Sebastianus Munsterus, Stephanus Pigius en VVilleramus. In de kanttekeningen heb ik nog drie auteurs- | |
| |
namen gevonden die niet in de lijst en blijkbaar ook niet in de tekst van 1599 voorkomen: Henr. Clar. (= Glareanus, i.v. Erenvest, een persoonsnaam), G. Cassand. (= Cassander; i.v. Dom) en Spangenberg (bij de persoonsnamen Gunmund, Hastreich, Weibseer, Werdmair en Westeralper).
Een aantal van deze bronnen heb ik met de kanttekeningen van Kiliaan vergeleken. Tevergeefs heb ik verwantschap gezocht met de volgende werken: Egidius Tschudi, Chronicon Helveticum (uitgegeven te Bern in 1968), H. Cornelius Agrippa ab Nettesheym, De incertitudine & Vanitate scientiarum declamatio inuectiua (s.l., 1537), Hadrianus Junius, Nomenclator omnium rerum (Antwerpen, 1577), Georgius Colvener, Chronicon Cameracense et Atrebatense (Duaci, 1615), William Lambarde, Archaionomia, siue de priscis Anglorum legibus libri (Londen, 1568), Stephanus Pighius, Annales Romanorum (Antwerpen, 1599-1615) en W. Cyriacus Spangenberg, Quernfurtische Chronica (Erffurdt, 1590).
Met vijf auteurs die Kiliaan met name in zijn kanttekeningen vermeldt, heb ik duidelijke overeenkomst kunnen vinden.
| |
a) William Camden
Het werk van William Camden, Britannia sive florentissimorum regnorum, Angliae, Scotiae, Hiberniae, et insularum adiacentium ex intima antiquitate (Londen, 1590) was zeker een bron voor Kiliaans kanttekeningen, zoals de volgende voorbeelden aantonen:
Camden |
kanttekeningen |
(p. 105) |
|
Baneretti etiam non ita pridem à Baronibus secundi erant, quibus inditum nomen à vexillo, concessum enim erat illis militaris virtutis ergô quadrato vexillo, perinde ac Barones uti, unde & equites vexillarij à nonnullis Latinè vocantur. |
(i.v. banderotse) vulgo banerettus. Baneretti à Baronibus secundi erant, quibus inditum nomen à vexillo: concessum enim illis erat, militaris virtutis ergo, quadrato vexillo, perinde ac Baroncs, uti: unde & equites vexillarij à nonnullis Latinè vocantur. Guil. Camd. |
(p. 179) |
(i.v. Duyne) vulgò dunum: huic plurima oppidorum nomina in dunum exeuntia. Oppidis quae editiorem locum occupabant Britanni & Angli dunum addiderunt. Guil. Camden. |
Dunum: quod Britanni & Galli oppidis addiderunt, quae aeditorem locum occupabant, uti hoc nostrum Sorbiodunum. |
|
| |
| |
(p. 720) |
|
Holmes: Sic enim planities herbidas aqua circumfusas vocârunt Saxones. |
(i.v. Holm, holme. vetus. ang. Insula amnica.) Na vetus ang. heeft Kiliaan sax. toegevoegd; na Insula amnica: planities herbida aquis circumfusa. Guil. Camd. |
Op één plaats heb ik vermoedelijke invloed van Camden gevonden zonder dat Kiliaan er deze bron vermeldt:
(p. 270) |
|
Duffen Britannicè profundum siue depressum. |
Duffe. Profundus, depressus, humilis. britan. duffen. |
Dat Kiliaan dit werk van Camden ook reeds voor de tekst van zijn Etymologicum van 1599 had gebruikt, bewijst het volgende voorbeeld:
Camden |
Etymologicum |
(p. 467) |
|
Worth, quid Saxonibus significat. Tameworth...Nomen verò factum est à Tama praeterfluente, & Saxonica dictione weorth, quae insulam amnicam, vel locum aquis circumfusum denotare existimo, cùm Keyserswert, & Bomelsweort in Germania Caesaris insula, & Bomeli insula significent. |
Weerd, weert, wert, weerder. vetus. Insula: insula amnica. & Propugnaculum: agger. ang. sax. vvorth, vveorth, Hinc Keysers-weert/ Bomelsweert q.d. Caesaris insula, Bomeli insula. Guil. Camden. |
| |
b) Johannes Turmair of Aventinus
De Beierse kroniek van Johannes Turmair was zeker eveneens een bron voor Kiliaans kanttekeningen; ik vergelijk deze hier met Johannes Turmair's gennannt Aventinus Annales Ducum Boiariae (herausgegeben von Sigmund Riezler, I. München, 1882).
Turmair |
Kanttekeningen |
(p. 31) |
|
Teuto ab innuendo dictus rex Germaniae; quem quidem mercurium Germaniae interpretati sunt; inde Teutones dicimur. |
duydschen. Interpretari. ger. twitschen, tytschen, tuitsen, tytzen. unde Tuischo, Tuizo, hoc est Tuisco, conditor Germanorum & Sarmatarum, quem maiores nostri nuncium ac interpretem Deorum venerati sunt. Teuto ab innuendo dictus, Rex Germaniae, quem quidam Mercurium interpretati sunt: inde Tentones dicimur. Ioan. Auent. |
Tuitschen, tytschen, tuizen, tyzen est interpretari; unde Tuitscho, Tuizo, hoc est Tuisco, conditor Germanorum et Sarmatarum, quem maiores nostri uti nuncium ac interpretem deorum venerati sunt. |
|
| |
| |
(p. 29) |
|
Sac, sagum, saccus. inde schecken, vestis militaris, qua maiores nostri pro lorica usi; Tectosaces inde dicti, populi Germaniae ac Galliae. |
(i.v. sack. Sagum, vestis genus) vestis genus werd geschrapt en het volgende toegevoegd: sacus, vestis militaris, qua maiores nostri pro lorica usi sunt. Io. Auent. vide sack, kasack. |
(p. 29) |
|
Sal, sala, aula est; salicus denominativum eius, id est aulicus. lex salica, terra salica, salica praedia, salici clientes, apud iureperitos Galliae atque Germaniae dicti, quod ad aulam spectent. Salii quoque Franci dicti sunt, refert Marcellinus, a duobus fluminibus, quae Franciam antiquam, hoc est, Franconiam, incunabula Francorum, irrigant; ambo Salas nuncupamus. |
(i.v. Sale. Aula...) sala (inquit Ioan. Auent.) i. aula: huic salicus, id est aulicus: & huic salica, praedia salica, clientes salici, quod ad aulam spectent: & sal-buch, hoc est codex salicus, ubi praedia regia principalia, Ecclesiastica vectigalia, reditusque praediorum describuntur. |
(p. 33) |
|
Zeccen, lacessere; zecco, qui lacesit; Latini Ciconium nominant. |
(bij de persoonsnamen) Secke, Zecke. Ciconius, Zecco. Lacessens. à zecken. i. Laessere. Auentin. |
Dat Kiliaan ditzelfde werk van Turmair al gebruikt had voor zijn Etymologicum van 1599, bewijzen de volgende voorbeelden, alle uit de lijst van persoonsnamen:
Turmair |
Etymologicum |
(p. 7) |
|
Adalbrecht, Adalprecht, Adelbrecht, diminutive Albrecht et Aelbel, est domitor (seu ut ita loquar) fractor nobilitatis. in aliquibus monumentis Adelbercht lego, quod a dignitate nominatur; bercht enim dignum declarat; unde ob commoditatem enunciando, quam facile sit brecht, difficilius asperiusque apud nos est Albercht, Latinis est Alberthus, plura in brecht. |
Adelbrecht, Albrecht, Albrechtus, Adelbrechtus q.d. fractor nobilitatis. Legitur & Adelbercht: quod à dignitate denominatur. bercht enim dignum declarat. Ioan. Auent. |
|
Albrecht. Albertus, q.d. fractor nobilitatis, vide Adelprecht. |
(p. 13) |
|
Berth sive bercht dignus est. Latini in berthus et pertus transmutant; inde Bertha sive Berichtha, hoc est digna, mater Carolo Magni, crebrum maioribus nostris nomen. |
Berthe, Bertha, Berichtha, hoc est, digna. Berth enim, siuc bercht. i. dignus. Latini in bertus & pertus transmutant. Io. Auent. |
| |
| |
(p. 27) |
|
Perth, equi, perther, equorum exercitus et dominus. Bertharius Latinis dicitur. |
Perther, Berther. Bertharius, i. equorum dominus, & equorum exercitus, Io. Auent. |
(p. 28) |
|
Pertrich, equorum dives. Bertharicus, rex Italiae, oriundus ex Boiaria. |
Pertrich. Bertharicus. i. equorum diucs, Io. Auent. |
| |
c) Martinus Crusius
Voor aanvullingen op zijn lijst van persoonsnamen heeft Kiliaan heel wat gehaald uit een werk van Martinus Crusius, Annales Suevici siue Chronica rerum gestarum antiquissimae et inclytae gentis (Frankfurt, 1595); dit bewijzen de volgende voorbeelden:
Crusius (deel 1) |
Kanttekeningen |
(p. 216) |
|
Clodomirus (Leuthmaier) |
(i.v. Clodomir, Clodomer. Clodomirus) siue Leuthmaier. Mart. Crus. |
(p. 216) |
|
Clotharius (Leuthart, Leutherr, hominum dominator) |
(i.v. Clotaris. Lotarius...Aut Clotharius) aut Leuthart, Leuther. hominum dominator. Mart. Crus. |
(p. 137-138) |
|
Chonodomarius, Rex Alemannorum (Kun oder König Othmaier, Spangenb.) |
Cunothmaier. Chonodomarius. à kun.j. koninck & Othmaier. Mart. Crus. |
(p. 3) |
|
Ascenez...qui & Tuiscon dicitur: Tuisconum, hoc est, Germanorum, primus Rex. |
Duydsch, Tuiscon. primus Teutonum rex. Mart. Crusius |
(p. 252) |
|
Agilulfus, Eylhulff, vel Eytelhulff. |
Eylhulf. Agilulfus Mart. Crus. |
|
Eytelhulf. Agilulfus. Mart. Crus. |
(p. 270) |
|
Gertrudis (Gar vertrauwend) |
(i.v. Gertrud, Gartrud. Gertrudis...) vel omnino fidens. Mart. Crus. |
(p. 271) |
|
Gundebertus, Gunstes warth. |
Gundebert. Gundebertus. i. fauore dignus. Mart. Crus. |
(p. 218) |
|
Rhadegundis (ex prudentia fauorabilem) |
(i.v. Radegonde. Radegunda, Radegundis) prudentia & consiliis fauorabilis. M. Crus. |
(p. 5) |
|
Sueuus, ...Rex Tuisconum...No- |
Sweue. Sueuus. rex Tuisconum: sic dictus à sweben siue sweuen i. cir- |
| |
| |
men habere fertur à verbo Schweben, vel umbschweiffen: quod circumuagari, siue circumproficisci significat. |
cumuagari, circumproficisci. Mart. Crus. |
(p. 218) |
|
Bertharius (Werdherr, dignum honore dominum) |
Werdherr. Bertharius q.d. dominus honore dignus. M. Crus. |
(p. 8) |
|
Boerebista, vel Borbista (Werweisz, oder Verwůster) |
Werweis. Boerebista, Borbista. q.d. Verwoester. Mart. Crus. |
Drie gevallen heb ik gevonden waarin Crusius zelf naar Spangenberg verwijst en waarbij Kiliaan alleen de naam Spangenberg vermeldt; het is wel mogelijk dat Kiliaan het werk van Spangenberg zelf niet gebruikt heeft en hem alleen via Crusius kende.
(p. 138) |
|
Gundomatum & Vadomarium fratres (Gundmund und Werdmaier/Spagenb.) |
Gunmund. Gundomatus, Gundmundus Spanberg. |
|
Werdmaier. Vadomarius. Spanneberg. |
(p. 106) |
|
Pipa vel Pipera (Weibs Ehr/ut Spangenberg vertit muliebre decus) |
Weibseer: Pipera, Pipa. q.d. muliebre decus. Spang. |
Eén enkele keer heb ik zonder verwijzing naar een auteursnaam een kanttekening gevonden die uit Crusius schijnt te komen:
(p. 218) |
|
Baldericus (Baldreich) |
Baldreich. Baldericus. |
| |
d) Beatus Rhenanus
Een andere bron voor Kiliaans kanttekeningen was Beatus Rhenanus met zijn Rerum Germanicarum libri tres (Basel, 1531); hiervoor heb ik echter slechts één voorbeeld gevonden:
Rhenanus |
Kanttekeningen |
(p. 123) |
|
Ea regio quam hodie uernacula lingua Pfaltziam, indocte Palatinatum uocamus, olim Capellatij uel Palas nomen habuit. Am. Marcellinus libro XViij. Quum uentum fuisset ad regionem cui Capellatij nel Palas nomen est. Ab hac itaque |
(i.v. Palts. Palatium...) Phaltzia, inquit B. Rhenan. indocte Palatinatus vocatur. olim Capellatij vel Palas nomen habuit: ab hac prisca voce Palatij vocabulum descendit & non à palatio vel Imperatoris vel Regis Francorum: nam sunt qui Palatinum esse putant, |
| |
| |
prisca uoce Palatini uoacabulum descendit, & non à palatio uel imperatoris, uel regis Francorum, nam sunt qui Palatinum esse putant, qui à Francis olim Maior domus fuerit appellatus. |
qui à Francis olim Maior domus fuerit appellatus. B. Rhen. |
In Kiliaans lijst van persoonsnamen in het Etymologicum van 1599 zelf heb ik echter veel meer gevallen gevonden waarop invloed van hetzelfde boek van Rhenanus duidelijk is, nl. van zijn ‘De Nominibus propriis veterum Germanorum’ (pp. 178-182). Hier volgen enige voorbeelden:
Rhenanus |
Etymologicum (persoonsnamen) |
(p. 178) |
|
Anses ob uictoriam Gotthis proceres suos fuisse uocatos quasi semideos, unde Anshelmi uocabulum, & Ansegisii... |
Ansgis...Anses. Gothis proceres dicuntur, ob victoriam, quasi semidei: unde Ansegisi & Anselmi vocabula. B. Rhenan. |
(p. 179) |
|
apud Tacitum Catumerus re & nomine Cathorum princeps. |
Catumer. Catumerus, hoc est, Cattorum princeps. B. Rhen.Ga naar voetnoot6) |
(p. 178) |
|
Theut, Thiet, siue Diet Gotthis esse deum... |
Diethelm...Diet, Thiet Gothica linguâ Deus est. Io. Stump. B. Rhenan. |
(p. 178) |
|
Tietrichum, diuinam copiam, Theutbrechtum diuinam gloriam siue deum esse gloria plenum... |
Dietprecht. Theodebertus, Theutbrechtus...diuina gloria: vel Deus gloria plenus. B. Rhenan... |
|
Dietrich, Dietrick. Dietrichus...diuina copia, B. Rhenan. |
(p. 178) |
|
Vuol, fardi uocabulum hoc est eius cui res recte succedit, aut qui feliciter pergit, in Vuolfhardum mutatur. |
Wolfard. VVolfardus, q.d. Wolfhard. i. is cui res rectè succedit, aut qui feliciter pergit, B. Rhen.... |
(p. 178) |
|
Nam quotus quisque nouit Philibertum eum esse propriè quem Graeci Πολύϕημον uocant, Pharamundum à ueritate oris nomen habere. Chilpericum ab auxilij copia, à gloria strenuitatis Dagobertum, |
Philibert. j. Wilprecht, Vilwert. Polyphemus. B. Rhenan. |
|
Pharamond. j. Waermond. Varamundus. |
|
Chilperick...Chilpericus, q.d. hilprich. ab auxilij copia. B. Rhen. vide |
| |
| |
Grimoaldum à seua potestate, Ronoaldum à plausibili, denique à precioso thesauro Bertradam... |
Hilperick. |
|
Dagobert...Dagobertus à gloria strenuitatis, dictus...B. Rhen. |
...Hilfrichum siue Hilpericum... |
Romwald...q.d. roemwald, ruomwald, à plausibili potestate. B. Rhen. Bertrade...Bertrada, q.d. VVerthrada, à pretioso thesauro dicitur. B. Rhenan. |
| |
e) Williram
Paul Merula's uitgave en commentaar van Willirams Oudduitse parafrase op het Hooglied verscheen in 1598 in de Officina Plantiniana te Leiden bij Chr. Raphelengius; De Smet geeft voorbeelden die aantonen dat Kiliaan dit werk reeds in 1599 kende en gebruikteGa naar voetnoot7). In de kanttekeningen heb ik nog invloed van één artikel eruit gevonden:
Williram |
Kanttekeningen |
(p. 169) |
|
Adeligh, afdeligh, sonder deel, expers. |
(i.v. A. In compositione priuatia est particula, ut) adeeligh, apud Willeramum (deze twee woorden werden later geschrapt) i. expers. |
|
Adeeligh. vetus. apud Willeramum. Expers, sine parte. a priuatiua particula a. & deligh. |
| |
2. Bronnen die Kiliaan niet aangeeft
De bronnen die Kiliaan zelf aangeeft, hebben hem hoofdzakelijk etymologische of encyclopedische inlichtingen verschaft, zoals we in de vorige paragraaf duidelijk hebben gezien. Om ook zijn bronnen voor de gewone trefwoorden te kunnen vinden, heb ik de 16 bladzijden die ik volledig ontcijferd heb, vergeleken met de meeste oudere Nederlandse en enige Duitse woordenboeken. Veel duidelijke overeenkomst was er niet. Op 269 kanttekeningen van Kiliaan heb ik als waarschijnlijke bronnen slechts gevonden: zijn eerste Dictionarium van 1574 voor één artikel, het Naembouck van Lambrecht voor vier woorden en de Nomenclator Latinosaxonicus van Chytraeus voor zeventien woorden. Verder kunnen enige woorden uit de Thesaurus Theutonicae
| |
| |
linguae komen, andere uit Die Teütsch Spraach van Maaler, het Dictionariolum puerorum Germanicolatinum van Frisius of het Dictionarium Germanicolatinum van Dasypodius, maar in deze gevallen is de overeenkomst niet treffend genoeg om met zekerheid tot ontlening te besluiten.
| |
a) Kiliaans eerste Dictionarium van 1574
Eén in de rand geschreven artikel heeft Kiliaan zeer waarschijnlijk opnieuw overgenomen uit de eerste druk van zijn Dictionarium Teutonico-Latinum (1574). Hoewel dit veel beknopter was dan het Dictionarium van 1588 en het Etymologicum van 1599, toch had Kiliaan er niet alles uit bewaard in zijn latere uitgaven. Het volgende voorbeeld wijst erop dat hij nu vond dat hij vroeger te veel had weggelaten:
1574 |
Kanttekeningen |
sijn taecke voldoen. Reddere iusta, Opus iustum, vel operam iustam reddere, Peragere laboris pensum, iusta operum peragere, Pensum absoluere, Persoluere, Peragere. |
sijn taecke voldoen. Reddere iusta: peragere laboris pensum: pensum absoluere: iusta operum peragere. |
In dezelfde vorm heb ik dit trefwoord evenmin als deze Latijnse synoniemen in een ander woordenboek gevonden.
Het is mogelijk dat Kiliaan nog andere woorden uit zijn eerste Dictionarium heeft overgenomen, waarvoor de overeenkomst echter minder duidelijk is: gal. garnison (i.v. gaernisoen), maar dit kan ook uit een Frans woordenboek komen; gaeuen. vet. i. gheuen. donare. ger. gaaben (Kiliaan schreef in 1574: Gauen. Donare. ger. gaaben; maar waarom zou hij het dan vet. noemen?); verder vertonen verscheidene ger.-equivalenten uit de kanttekeningen overeenkomst met equivalenten die Kiliaan in 1574 gaf, maar later weggelaten heeftGa naar voetnoot8). Omdat de meeste van deze ger.-woorden ook nog overeenkomen met woorden bij Maaler, Frisius of Dasypodius, bespreek ik ze echter in een volgende paragraaf.
| |
| |
| |
b) Het Naembouck van Lambrecht
Kiliaan had het Nederlands-Franse Naembouck (Gent, 1546) van Lambrecht reeds gebruikt voor zijn Dictionarium van 1574Ga naar voetnoot9); voor zijn Etymologicum van 1599 was het vooral een bron van fland.-woordenGa naar voetnoot10). Ook in zijn kanttekeningen nam Kiliaan opnieuw heel wat woorden uit het Naembouck over met de vermelding fland.; naar schatting komt ongeveer twee derde van de fland.-aanduidingen in de kanttekeningen uit het Naembouck.
Naembouck (1562) |
Kanttekeningen |
Ackerschade: Emport de hayes et hayons. |
(i.v. acker-schaede. Calamitas) fland |
Aertissie: Lesarde. |
Aertisse. fland. i. haegdisse. |
Afgoddiste: Idolatre. |
af-goddist. vet. fland. idololatra |
Backersse oft backsterigghe: Boulengiere. |
backsterigghe. fland. gand. i. backersse vide naeyersse (daar staat, reeds in het Etymologicum: Flandri finiunt huiusmodi verbalia foeminina per igghe ut naeystrigghe...) |
Banckgheselle: Compaignon à boire et et à yurongner, biberon ou grand buueur. |
(i.v. banck-gheselle. Compotor, comessator) fland. |
Belegghen zijn ghelt: Essiler ou employer son argent. |
be-legghen syn gheld. fland. i. besteden. |
Bezoucken, onderzoucken oft vernemen yewers naer: Enquerir, enquester diligemment, examiner ou faire information. |
(i.v. be-soecken) fland. holl. i. (versoecken. Experiri, tentare, examinare. & Exercere) |
Brockvolgher oft teljoorlecker: Happelopin, escornifleur. |
brock-volger. fland. i. talioor lecker. Assecla mensarum (deze Latijnse vertaling stond reeds i.v. talioor-lecker). |
Fisseel oft fasseel, bundel hauts. |
Fisseel fland. i. fasseel |
Gaue oft niet ongans: Point forsemé. |
(i.v. Gaeue) fland. (j. gheue. Integer) ge-klonnen bloed. fland. i. ghe-ronnen. |
Gheclotert oft gheclonnen bloed: Du sang figé. |
|
Ghezaemder hand: D'une mesme espaule. |
(i.v. ghe-saemelder hand) j. ghe-saemder hand. fland. (Simul, unà, pariter). |
Caeckflabbe: Buffe, soufflet ou jouée. |
(i.v. kaeck-flabbe) fland. (Alapa). |
| |
| |
Mute: Cage, voliere ou geole. |
(i.v. Muyte) fland (Cauea, auiarium...) |
Ooddwonghel: Doux ou paisible. |
(i.v. Ood-dwonghel. vetus) fland (Mansuetus, lenis, placidus). |
Regghelinghe oft achter een: Tout de route ou tout de suyte. |
(i.v. reghelinck) regghelingh fland (Ordine siue serie decenti ex ordine...) |
Schémelen oft schémelooghen: Belluër, estre esblouy ou blouïr. |
(i.v. schemel-ooghen) fland. (Caligare). |
den Dagh schémelt: Le jour poind. |
den dagh schemelt. fland Le iour poind (i.v. tael-weerdigh, tal-weerdigh) fland (Memorandus, memorabilis...) & magnae aestimationis, magni nominis, bonae famae |
Taelwerdigh: De bonne reputation. |
|
Verheelen: Se reprendre, rejoindre, consolider. |
ver-heelen. fland. Solidaris solidescere: consolidari |
Verslaen den legher, verlegheren oft de tenten verslaen: Muër le siege. |
ver-slaen den legher, de tenten. fland. i. ver-legheren. Mutare castra. |
Verwapenijnghe: Armoirie. |
ver-waepeninghe fland. Insignia armorum insignia |
Vesperbrood eten oft vespereien: Reciner. |
(i.v. vesper-brood) fland. (Merenda, cibus qui post meridiem sumitur...) (vespereyen werd in het Etymologicum reeds fland. genoemd) |
Deze voorbeelden tonen aan dat Kiliaan in zijn kanttekeningen soms nieuwe trefwoorden opnam uit het Naembouck en soms oude trefwoorden van de aanduiding fland. voorzag. Of hij deze trefwoorden vroeger zonder de aanduiding fland. reeds uit het Naemboeck had overgenomen, is niet duidelijk. Ook niet duidelijk is of Kiliaan voor de toegevoegde aanduidingen vet. (i.v. af-goddist), gand. (i.v. back-sterrigghe) en holl. (i.v. besoecken) nog een andere bron gehad zou hebben. In de kanttekeningen heb ik slechts één woord gevonden zonder de vermelding fland. dat uit het Naembouck schijnt te komen: abastersteen, dat als nieuw synoniem is toegevoegd aan Abast, alabast, maar is dit woord wel typisch genoeg om zeker te kunnen zijn van de bron ervoor?
| |
c) De Nomenclator Latino-Saxonicus van Chrytraeus
Sterk onder invloed van de Nomenclator omnium rerum (Antwerpen, 1567) van Junius stond de Nomenclator Latino-Saxonicus die
| |
| |
N. Chytraeus in 1582 te Rostock uitgaf; zoals Saxonicus in zijn titel het reeds zegt, gaf hij voor de volkstaal echter ‘propria et his nostris regionibus usitatissima vocabula’Ga naar voetnoot11). De naam Chytraeus had Kiliaan reeds in zijn auteurslijst van 1599 opgenomen, zonder dat hij in zijn tekst echter naar hem verwees. Dat heel wat aanduidingen met sax. in Kiliaans kanttekeningen uit deze Nomenclator komen, bewijst de volgende vergelijking, waarbij ik van Chytraeus de uitgave citeer die in 1594 te Hamburg verscheen:
Chytraeus |
kanttekeningen |
(kol. 316) |
|
Mus agrestis, nitedula...feldtmusz, erdmusz. |
(i.v. aerd-muys. Mus agrestis, nitedula) sax. erdtmuß |
(kol. 334) |
|
Motacilla, codatremola, ein Ackermenneken, Quickstert. |
acker-manneken. sax. sic. i. quick-steert. motacilla. (sic. i. heeft Kiliaan er later bijgeschreven; zonder deze toevoeging staat deze kanttekening ernaast nog een tweede keer in een ander handschrift). |
(kol. 66) |
|
Nauale, ein Lastaye Arsenal, dar men de Schepen buwet. |
Arsenael. sax. Nauale. i. lastagie (lastagie stond reeds in het Etymologicum met de vermelding sax. hol.) In de lijst van bastaardwoorden voegde Kiliaan i.v. Arsenael als equivalent sax. arsenal toe. |
(kol. 432) |
|
Valeriana, Baldrian. |
Baldrian. sax. Valeriana. herba |
(kol. 440) |
|
Achantus, Welsch Barenklawe. |
(i.v. beren-klauw. Acanthus...) sax. barenklawe. |
(kol. 439) |
|
Artemisia, Byvoth. |
(i.v. Bij-voet. Artemisia...) sax. byvoth. |
(kol. 355) |
|
Litera, Elementum, character, ein Bockstave. |
(i.v. boeck-staf, boeck-staue. ger. sax. sic. Character, litera) sax. bockstaue |
(kol. 319) |
|
Canterius, castratus, spado. |
Boedtlinck sax. Canterius, equus castratus. |
Einbodtlinck, vorsneden Perdt, Rhune. |
|
| |
| |
(kol. 193) |
|
Masculus, curtum nauigium, ein Bojarth. |
Boyaert. sax. boiarth. Musculus, curtum nauigium |
(kol. 331) |
|
Calidris, ein boembicker. |
boom-bicker. sax. sic. Calidis. genus auis |
(kol. 335) |
|
Phoeopus, Brackvogel. |
(i.v. braeck-vogel. Arquata...phaeopus....) sax. brackvogel |
(kol. 387) |
|
Mensa panicia, solum cereale, bricke vam Brode. |
bricke van brood. sax. Mensa panicia, solum cereale |
(kol. 291) |
|
Anasarca, leucophlegmatia, dat blancke water. |
Blanck water. sax. Anasarca, leucophlegmatia |
(kol. 111) |
|
Frater, ein Broder. |
(i.v. Broeder. Frater...) sax. broder |
(kol. 65) |
|
Unda fluctus, Eine Bulge. |
(i.v. Bolghe, bulghe. sax. fris. Fluctus maris, unda, procella) sax. bulge |
(kol. 23) |
|
Tempus subseciuum vel ut alijs succisiuum, by tyde. |
bij-tijd. sax. sic. tempus subseciuum, succisiuum sax. bijtijde |
(kol. 410) |
|
Cupressus, ein Cypressenbom. |
(i.v. Cipresse, cipresse-boom. Cupressus...) sax. cypressenbom |
(kol. 63) |
|
Aquarium, lacus. Dräncke, borninge. |
borningh. sax. sic. i. drencke. Aquarium |
(kol. 241) |
|
Popina. Cic. thermopolium. ein Garkoken. |
gaer-koken. Popina thermopolium. sax. fris. sic. |
(kol. 434) |
|
Bellis maior, Goseblomen. |
(i.v. gansen-bloemen. Chrysanthemum...) bellis maior. sax. goseblomen |
(kol. 439) |
|
Vuularia, Huckskrudt. |
huygh-kruyd. Vuularia. sax. huckskrut. |
(kol. 332) |
|
Corruca aquatica, atricapilla, ein Monnickscken. |
monincksken. sax. sic. Curruca aquatica, atricapilla. |
(kol. 35) |
|
Sabulum, Groff Muersandt. |
muer-sand. sax. Sabulum |
(kol. 65) |
|
Cataracta. Plinius Waterfall. |
waeter-valle. sax. (dit werd weer geschrapt) Cataracta sax. waterfall |
| |
| |
Uit Chytraeus haalde Kiliaan dus zowel nieuwe sax.-trefwoorden als sax.-equivalenten die hij aan bestaande artikels toevoegde. Opvallend is dat hij ook twee woorden die hij blijkbaar aan Chytraeus ontleende, huygh-kruyd en waeter-valle, in een verbrabantste vorm zonder een bijzondere vermelding opnam, met een Saksisch equivalent na de Latijnse synoniemen. Van waeter-valle kunnen we dit wel begrijpen; bij het opschrijven heeft Kiliaan er blijkbaar aan gedacht dat dit een gewoon Nederlands woord was, de vermelding sax. na het trefwoord geschrapt en in de plaats ervan het saksische equivalent waterfall opgenomen.
Merkwaardig is nog dat enige woorden die Kiliaan vermoedelijk uit Chytraeus overnam, niet alleen de vermelding sax., maar ook nog sic. krijgen: acker-manneken (hier heeft Kiliaan sic. er achteraf bijgeschreven), boom-bicker, bij-tijd, borningh, gaer-koken (dat er ook nog fris. bij heeft) en monincksken. Zou hij voor deze aanwijzing dan nog een andere bron gehad hebben of niet?
| |
d) De ger.-woorden
Minder duidelijk dan voor de meeste fland.-en sax.-woorden in Kiliaans kanttekeningen, zijn de bronnen voor de ger.-woorden. De meeste ervan komen in dezelfde spelling in meer dan één mogelijke bron voor. Op 59 kanttekeningen met ger. heb ik er 45 letterlijk in Die Teütsch Spraach (1561) van Maaler gevonden, 35 in het Dictionariolum puerorum Germanicolatinum (1596) van Frisius, 11 in het Dictionarium Germanicolatinum (1562) van Dasypodius en 30 in Kiliaans Dictionarium van 1574 (als ger.-equivalent na de Latijnse synonemen).
Enige equivalenten heb ik in dezelfde spelling slechts in één enkel woordenboek aangetroffen, wat natuurlijk een veel sterker argument is voor ontlening: bekumberen (i.v. be-kommeren) staat alleen bij Kiliaan 1574 (Maaler schrijft bekummeren, Frisius bekümberen en ü interpreteert Kiliaan meestal als ue), evenals tam (i.v. Dam; Maaler schrijft Tamm); fiechtenbaum (fiechten-boom) staat alleen bij Dasypodius, evenals gabel (i.v. gaffel; Maaler, Frisius en Kiliaan 1574 schijven gablen); esß (i.v. Ast, est) ten slotte staat alleen bij Maaler (Kiliaan 1574 schrijft este). Verder geeft Maaler nog drie woorden die
| |
| |
ik in de andere woorden boeken niet gevonden heb, in een licht afwijkende vorm: Büne (in de kanttekeningen staat bune, i.v. Boene, buene), Beutelsack (in de kanttekeningen staat butelsack, i.v. buydel, buydel-sack) en Tädigen (in de kanttekeningen staat taedingen, i.v. dedinghen, daedinghen).
Dit eerste onderzoek van de ger.-woorden in de kanttekeningen zou er dus op wijzen dat zowel het Dictionarium van Dasypodius als Kiliaans eigen eerste Dictionarium en Die Teütsch Spraach van Maaler er woorden voor hebben geleverd. Het aandeel van elk woordenboek is echter niet te bepalen. Bovendien is een uitvoeriger onderzoek en een vergelijking met nog andere woordenboeken nodig om zekerheid te hebben.
| |
e) Woordenboeken die minder overeenkomst vertonen met de kanttekeningen.
Enige in de kanttekeningen toegevoegde synoniemen staan reeds in de Thesaurus Theutonicae linguae (1573) van Plantijn: t'achter zijn (i.v. Achter, ten achter zijn), post meridiem (i.v. achternoen), biremis (i.v. galeye) en sarculare (i.v. wieden); voor deze afzonderlijke synoniemen is het echter moeilijk te bewijzen dat ze uit de Thesaurus komen. Hetzelfde geldt bijv. voor tergiuersari (i.v. Futsel-boeck soecken), dat Berlaimont in zijn Vocabulare i.v. futselen vermeldt, en ang. together (i.v. te gader), dat eveneens bij Berlaimont staat. Behalve Berlaimont heb ik ook het Dictionnaire des huict langaiges (Parijs, 1580) nagekeken als mogelijke bron voor equivalenten in andere talen, zonder een duidelijke verwantschap te vinden. Evenmin heb ik bewijzen kunnen vinden voor ontlening aan de Thesaurus linguae Romanae et Britannicae (Londen, 1578) van Thomas Cooper. De meeste woorden die met sic. of sicamb. aangegeven worden, staan niet in de Teuthonista (Keulen, 1477) van Gerard van der Schuren uit Kleef.
De eigenlijke lexicografische bronnen voor de kanttekeningen bij zijn Etymologicum gaf Kiliaan dus zelf niet aan en daarom zijn ze ook moeilijker te vinden dan zijn bronnen voor etymologische of encyclopedische verklaringen. Een voortgezet onderzoek naar deze bronnen kan echter nog heel wat leren over Kiliaans lexicografische methode. Nu is reeds duidelijk dat Kiliaan sommige gewestelijke aanduidingen op
| |
| |
gezag van een woordenboek aanbracht: bijv. fland. als een woord uit het Naembouck kwam, sax. als het uit Chytraeus kwamGa naar voetnoot12). Ook heeft Kiliaan zeker verscheidene keren een zelfde werk geëxcerpeerd: het Naembouck van Lambrecht, de Britannia van Camden, de Annales Ducum Boiariae van Turmair, de Rerum Germanicarum libri tres van Beatus Rhenanus en de Hoogliedparafrase van Williram, uitgegeven door Merula.
Behalve verdere resultaten van deze bronnenstudie hopen we binnen afzienbare tijd ook een uitgave van Kiliaans kanttekeningen zelf te kunnen publiceren.
| |
Alfabetische lijst van in dit artikel besproken woorden
abast, abastersteen 6, 21 |
abel 7 |
absolutelick 9 |
achter 6 |
achter (ten - zijn, 't - zijn) 6, 25 |
achterkasteel 4 |
achterschip 4 |
ackerland 4 |
ackermanneken 6, 22, 24 |
ackerschade. ackerschaede 20 |
adeeligh 18 |
Adelbrecht 14 |
Adoald 10 |
aeghe 6 |
Aelken 10 |
aerdmuys 22 |
aertisse, aertissie 20 |
afgoddist, afgoddiste 20 |
alabast 21 |
Albrecht 14 |
amman 7 |
ammen 8 |
Anses 17 |
april 9 |
arsenael 9, 22 |
ast 24 |
aughe 6 |
|
backersse, backsterigghe 20 |
Baldreich 16 |
baldrian 22 |
banderotse 12 |
banckgheselle 20 |
bedelersse 8 |
benedyen 9 |
berenklauw 22 |
bekommeren 24 |
belegghen syn gheld 20 |
berte 6 |
Berthe 14 |
Berther 15 |
Bertrade 18 |
besoedken 20 |
beuernaerd 9 |
beuernelle 9 |
bezoucken 20 |
biswijlen 5 |
bijtijd 23, 24 |
bijvoet 22 |
blanck water 23 |
blouwen 6 |
boeckstaf, boeckstaue 22 |
boedtlinck 22 |
boene 25 |
boyaert 23 |
bolghe 23 |
bont moes 6 |
boombicker 23 |
borningh 23, 24 |
bornsteen 6 |
braeckvogel 23 |
bricke van brood 23 |
brockvolgher, brockvolger 20 |
broeder 23 |
broeyen 4 |
buene 25 |
bulghe 23 |
buydel, buydelsack 25 |
|
caeckflabbe 20 |
Catouald, Catowald 10 |
Catumer 17 |
Chilperick 17 |
cipresse, cipresseboom 23 |
Clermont 10 |
Clodomer, Clodomir 15 |
Clotaris 15 |
conuers 9 |
Cucufaet 10 |
Cunothmaier 15 |
| |
| |
daedinghen 25 |
Dagobert 18 |
dam 24 |
dedinghen 25 |
Diethelm 17 |
Dietprecht 17 |
Dietrich, Dietrick, 17 |
dispute 9 |
donaet int klooster 9 |
duffe 13 |
Duydsch 15 |
duydschen 13 |
duyne 12 |
|
Edinghen 10 |
Ehrewaert 10 |
enteren 6 |
Erewert 10 |
est 24 |
ewegh 4 |
excellentelick 9 |
excellentie 9 |
excepteren 9 |
Eylhulf, Eytelhulf 15 |
|
fasseel 20 |
fiechtenboom 24 |
fisseel 20 |
|
gadder 6 |
gael 6 |
gaerenkroone, gaerenwinde 7 |
gaerkoken 6, 23, 24 |
gaeue 20 |
gaeuen 5, 19 |
gaffel 4, 24 |
galghenknepel 7 |
galm 6 |
galpen 7 |
gansenbloemen 23 |
Gartrud 15 |
gastschenck 4 |
gaue 20 |
ghebuere, ghebuerinne 6 |
ghekernt melck 4 |
geklonnen bloed 20 |
Gertrud 15 |
ghesaemder hand 20 |
goer 5 |
goeren 5 |
goes, goese 7 |
Gundebert 15 |
Gunmund 16 |
|
haecksteen 6 |
halsijser 8 |
halsprange 6, 8 |
halfwin 6 |
hatte 7 |
Hildesheym 10 |
holm, holme 13 |
horenvisch 5 |
huyghkruyd 23, 24 |
|
Ioosinken 10 |
|
kaeckflabbe 20 |
kaerle, keerle 8 |
ken, kijn 4 |
kippen 8 |
kloof 5 |
kloote 6 |
kloouen 5 |
|
lastagie 22 |
Leuthart, Leuther 15 |
Leuthmaier 15 |
Luyte, Luytken 10 |
Lupold 10 |
|
maecker 4 |
maeghd 7 |
maeghdenhaer 4 |
maeghe 6 |
maeghenworst 6 |
marmelaete 10 |
meghe 6 |
Mette, Metteken 10 |
monincksken 23, 24 |
muersand 23 |
mute, muyte 21 |
|
natuere 9 |
natueréren 9 |
natuerlick 9 |
natuerlick kind 9 |
natuerlick saed 9 |
|
Ode 10 |
oghe 6 |
Oldenborgh 10 |
ooddwonghel 21 |
ooghe 6 |
oor, or 8 |
Osnaborg 10 |
Ottenwald 10 |
Ouerland 10 |
Ouerlander 10 |
ouwe 6 |
|
paertenaer 6 |
Palts 16 |
pellarin 6 |
Perther 15 |
Pertrich 15 |
Pharamond 17 |
Philibert 17 |
pilorijn 6 |
presentelick 9 |
profeteresse, profetinne 9 |
pudde, puyte 6 |
|
rabattéren 9 |
radde 7 |
raddigheyd 5 |
rade 6 |
Radegonde 15 |
radie 7 |
raepiaemus 9 |
raye 7 |
rapéren 9 |
rapiaemus 9 |
regghelingh, regghelinghe 21 |
rete 5 |
retorisijn 9 |
Romwald 18 |
Roosendael 10 |
|
sack 14 |
sale 14 |
schaepsribbe 4 |
| |
| |
scheme 5 |
schemel 5 |
schemelooghen 21 |
schemelt (den dagh -) 21 |
schieme 5 |
schoet 5 |
schoetel 5 |
schoster 5 |
Secke 14 |
Sinken 10 |
Sonnicke 10 |
Stine, Stinken 10 |
stubbe 7 |
stubben 7 |
Sweue 15 |
|
taeghelen 5 |
taecke (sijn - voldoen) 19 |
taeckeler 6 |
taele (fabula) 5 |
taele (lingua) 7 |
taele (interrogatio) 5 |
taelweerdigh, taelwerdigh 21 |
tageler 6 |
talweerdigh 21 |
tam 8 |
tributaris 9 |
|
Upsael 10 |
|
ver 8 |
verheelen 21 |
verlegheren 21 |
verslaen den legher, de tenten 21 |
verwaepeninghe, verwapenijnghe 21 |
vesperbrood eten 21 |
vespereien, vespereyen 21 |
|
waeterbreucke 5 |
waetergheswel 5 |
waeterplancke 5 |
waetervalle 23, 24 |
waeue 5 |
waeueren 5 |
wald 7 |
wanck 5 |
wedergalm 6 |
wederghepeyns, wederpeyns 6 |
wedersaecke 7 |
weeklaeghen 7 |
weerd, weert 13 |
weewijte, weewite 7 |
weld 7 |
Weibseer 16 |
Werdherr 16 |
Werdmaier 16 |
Werweis 16 |
wie 6 |
wiedenboom 5 |
wiedhacke 5 |
wiegant 2 |
wielleese 5 |
wieroock 2 |
wyd 5 |
wijde, wije 7 |
wijen 2 |
wijf 2 |
wijfken der ghedierten 2, 5 |
wijghant 2 |
wijhen 2 |
wijcken 7 |
wijle 2 |
wijleneer 2, 7 |
wijlkens 2 |
wijn 2 |
wijnacht, wijnnacht 2 |
wijnmerckt 5 |
wijnraeue 5 |
wijnseck 2, 5 |
wijroock 2 |
wijroockkasken 2 |
wijse 7 |
wijsen 7 |
wijwaeter 2 |
wildelingh, wilden appel 7 |
wildernisse 7 |
wild vier 5 |
wimpelterre 5 |
Winfrid 10 |
Wolfard 17 |
|
Zecke 14 |
Leuven
F. Claes, S.J. |
-
voetnoot1)
- A. Kluyver, Proeve eener kritiek op het woordenboek van Kiliaan. 's-Gravenhage, 1884, p. 8, n. 1; cfr, zijn Bijvoegsel, pp. 153-154. Het W.N.T. (IV, kol. 1146) verwijst naar Kluyver voor een van deze aanvullingen, het woord gelettert.
-
voetnoot2)
- H.F. Bouchery, Latijnsche lexicographie der XVe en XVIe eeuw in de Nederlanden, in De Gulden Passer, 22 (1944), p. 77.
-
voetnoot3)
- F. Claes, Kiliaan, de grondlegger van de Nederlandse lexicografie, in Wetenschappelijke Tijdingen, 28 (1969), kol. 199-204.
-
voetnoot4)
- Ik merk op dat dit klooster Roosendael gelegen was te Walem (bij Mechelen), op slechts 5 km van Kiliaans geboorteplaats Duffel.
-
voetnoot5)
- Cfr. hiervoor mijn studie De bronnen van drie woordenboeken uit de drukkerij van Plantin, in de reeks Bouwstoffen en Studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands (ter perse).
-
voetnoot6)
- Ik merk op dat dit artikel in het Haagse exemplaar geschrapt werd en dat Kiliaan bij het tweede artikel Catumer (met een verwijzing naar Ad. Iun.) ook een verwijzing naar B. Rhen. schreef.
-
voetnoot7)
- G. de Smet, Op zoek naar de bronnen van Kiliaans Friese woorden, in Fryske Studzjes oanbcan oan Prof. Dr. J.H. Brouwer op syn sechtichsle ierdei 23 augustus 1960. Assen, 1960, p. 149.
-
voetnoot8)
- De Smet heeft nagegaan dat het Dictionarium van 1574 voor de letters A tot G niet minder dan 1142 Duitse equivalenten geeft, terwijl het Etymologicum van 1599 er voor dezelfde letters slechts 245 geeft; cfr. G. de Smet, Deutsche Einflüsse auf die niederländische Lexikographie des 16. Jahrhunderts, in Niederdeutsche Mitteilungen, 22 (1966), p. 88, n. 3.
-
voetnoot9)
- Cfr. mijn boven in n. 5 vermelde studie.
-
voetnoot10)
- R. Verdeyen, Het Naembouck van 1562. Tweede druk van het Nederlands-Frans Woordenboek van Joos Lambrecht. Liège-Paris, 1945, pp. XXXVII-XCVI.
-
voetnoot11)
- G. de Smet, Alte Lexikographie und moderne Wortgeographie, in Wortgeographie und Gesellschaft, 1968, p. 60.
-
voetnoot12)
- G. de Smet vraagt zich af of Kiliaans localiseringen voor het grootste deel niet ‘op het getuigenis van woordenboeken en andere studieboeken berusten’ (Op zoek naar de bronnen van Kiliaans Friese woorden, p. 150).
|