Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 83
(1967)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
BoekbeoordelingenR. Pennink, Twee uit het Latijn vertaalde Middelnederlandse novellen: 1. Pseudo-Petrarca, Teghen die strael der minnen. 2. Petrarca, Hystorie van Griseldis met Latijnse teksten (Zwolse Drukken en Herdr. nr. 43). Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1965. 174 blz. Prijs ƒ 8. -.Reeds in 1948 had Mej. Pennink ons verlangend doen uitzien naar de uitgave van Teghen die strael der minnen, een novelle van pseudo-Petrarca, waarschijnlijk in Gouda gedrukt misschien reeds in 1480 en als unicum bewaard in de Haagse K.B. (Campbell nr 1393). Parallel met de mnl. tekst wordt een Latijns origineel afgedrukt volgens hs. Londen B.M. Harley 2678, onder de titel: Historia de Arono et Marina. Het is een merkwaardige historie. Een jaar na zijn huwelijk wordt in de koopman Aronus de oude reislust weer wakker. Hij vraagt zijn vijftienjarige vrouw kuis te blijven of - ‘Wanneer dattet ionghe bloet ontsteken mit hetten brenghet die menschen tot rasen’ - een bescheiden iemand te zoeken om zijn rol over te nemen, opdat hun naam niet te schande zou worden. Aanvankelijk bewaart Marina haar trouw, maar uiteindelijk valt haar keuze op de jonge, knappe rechtsgeleerde Dagianus. Deze pareert haar aanzoek door haar een flinke vasten voor te schrijven; na verloop van tijd is zij lichamelijk zo verzwakt dat haar verlangen is gedoofd. Verheugd stelt de lezer vast dat het dus ook anders kan dan in de moderne romans meestal wordt voorgesteld!
In 1373, kort vóór zijn dood, bewerkte Petrarca in het Latijn de bekende Griseldis legende - het verhaal van een op een sadistische proef gestelde trouw - naar de laatste geschiedenis uit de Decamerone van Boccaccio. Deze bewerking werd in de eerste helft van de vijftiende eeuw in een zeer oostelijk Middelnederlands vertaald, misschien in de kringen van de Moderne Devotie, een beweging die niet tot het speciale studieterrein van de uitgeefster blijkt te behoren en die haar | |
[pagina 79]
| |
bijzondere sympatie niet wegdraagt. Verdam publiceerde deze tekst reeds meer dan een halve eeuw geleden in dit Ts 17 (1898) naar hs. Den Haag, Mus. Meermanno Westreenianum 10 F 30. Mej. Pennink achtte het nuttig dit werk nog eens over te doen; parallel drukt zij de Latijnse Griseldis af van de Bazelse druk uit 1581. Het vele, ook vergelijkende materiaal, dat in de 53 blz. lange inleiding is samengebracht, komt de leesbaarheid niet ten goede; had zij ook hier de twee novellen afzonderlijk behandeld, dan zou haar uiteenzetting zeker aan helderheid gewonnen hebben. Haar tekstverklaring (p. 146-168) zondigt eer door te veel dan door te weinigGa naar voetnoot1). Voor wie zijn aantekeningen als ‘Sinte Pieter: de apostel Petrus’ (p. 157) eigenlijk bestemd? Bij vele verklaarde woorden vermeldt zij ‘meermalen’; zou een woordenlijstje niet doelmatiger zijn geweest? Nu moet ik mij bij p. 112, 29 uwe barvicheit (tua humanitas) herinneren dat dit ongewone woord bij 111, 23 is verklaard. De tekstuitgave zelf lijkt mij uitstekend en Mej. Pennink heeft zeker met haar arbeid de neerlandistiek aan zich verplicht. Vooral haar uitgave van het inkunabeltje strekke tot voorbeeld; zoveel merkwaardigs ligt nog onontgonnen in onze oude drukken, niettegenstaande de prachtige bibliografische inventarisatie door Campbell en Mej. Kronenberg.
R. Lievens |
|