Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 83
(1967)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Delftse Paasspel van omstreeks 1496De Opstanding is van beslissende betekenis geweest en daarom werd Pasen ook door de kerk van de Middeleeuwen krachtig gevierd. Reeds vroeg, in de 9e en 10e eeuw, werd de Paasliturgie uitgebreid. Aan de officiële gregoriaanse misgezangen werden eigengemaakte melodieën en teksten toegevoegd, de zogenaamde tropen of prosae.Ga naar voetnoot1) Een der oudste tropen in dialoogvorm wordt toegeschreven aan Tuotilo (na 912 gestorven), die in het klooster St. Gallen als veelzijdig kunstenaar heeft gewerkt. Deze eenvoudige tekst werd later ook gespeeld en is het begin geweest van het geestelijk drama. Het zou te ver voeren om de lange weg van troop naar liturgisch drama, naar het Ludus Paschalis of het Paasspel hier te volgen. Deze ontwikkeling is reeds voldoende beschreven.Ga naar voetnoot2) Als wij in een register van ± 1495, inkomsten en uitgaven van de Oude Kerk te Delft vermeldend, bijzonderheden vinden over het spel van de ‘Verrijsenis’ dat in 1496 en later - waarschijnlijk ook reeds vroeger - is gespeeld, is het goed ons te herinneren dat wij dan reeds staan voor de slotfase van een lange evolutie. Het liturgisch spel, onderdeel van de liturgie, was uitgebreid tot het kerkelijk spel, los van de liturgie maar nog in de kerk vertoond, en reeds uitgegroeid tot het geestelijk spel, los staand van de kerk maar in stof en bewerking nog duidelijk zijn kerkelijke oorsprong verradend. Het is niet overbodig de vrij uitvoerige aantekeningGa naar voetnoot3) over het ‘Verrijsenis’-spel van ± 1496 hier in zijn geheel over te nemen, want tot- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nogtoe is hiervan slechts een gebrekkige transcriptieGa naar voetnoot4) gepubliceerd. Men leest dan: Dit is van de verrijsenis te spelen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze posten komen voor in het reeds genoemde register van de Oude Kerk en hebben betrekking op de kerkfabriek, d.i. ‘het vermogen bestemd voor het onderhoud van het kerkgebouw, het pastoriehuis, de kosterswoning en andere kerkelijke gebouwen en voorts voor elk ander parochiaal doel, waarvoor geen afzonderlijk vermogen bestond.’Ga naar voetnoot6) Tegenwoordig wordt deze ‘fabrica ecclesiae’ kerkvoogdij genoemd bij de Protestanten,Ga naar voetnoot7) bij de Rooms-Katholieken in het Noorden kerkbestuur, in het Zuiden - in Limburg b.v. en in België - nog steeds kerkfabriek. Eerst als wij het karakter van dit register kennen, krijgt de passage relief: ‘Item dit sijn alsulcke oncosten als die kerck hadde’. Op deze plaats kan dit alleen betekenen dat hier uitsluitend de uitgaven van de Oude-Kerkfabriek zijn vermeld. Over geld dat werd gefourneerd door instanties die over andere kerkelijke vermogenscomplexen de beschik- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
king hadden, wordt hier niet gerept, noch over de stedelijke overheid, noch over particulieren, die eldersGa naar voetnoot8) zijn bijgesprongen om de opvoering van een Paasspel mogelijk te maken. Dit zou in dìt registerGa naar voetnoot9) van uitgaven en inkomsten ook niet op zijn plaats zijn geweest. Dat er meerdere onkosten zijn geweest ligt voor de hand. Er wordt nl. gesproken over ‘pharizeen’, maar dezen - èn de ‘principes sacerdotum’, de ‘overpriesters’ volgens Mattheus 27:62 - zijn naar Pilatus gegaan om wachters voor het graf te vragen, en het laten optreden van deze Romein heeft ook geld gekost. Doch daarover is geen post te vinden, m.a.w. dit is betaald buiten de kerkfabriek om. Ik kom aanstonds op die ‘pharizeen’ nog terug, in ander dan financieel verband. De hierboven gegeven posten vragen nadere aandacht. Allereerst blijkt, dat in 1496 het Paasspel tweemaal is opgevoerd: op beloken Pasen éénmaal des morgens - wanneer wordt niet gezegd, maar waarschijnlijk reeds vroegGa naar voetnoot10) - en éénmaal des avonds na de vespers. Deze twee vertoningen deden wel ‘enigszins afbreuk aan het liturgisch karakter, m.a.w. het spel schijnt niet meer ingeschakeld op de kerkelijke dienst’,Ga naar voetnoot11) zegt een schrijver, maar een Paasspel beoogde dit ook niet;Ga naar voetnoot12) dit laatste is reeds gezegd. De spelers worden aangeduid als ‘heeren’, geen maatschappelijke distinctie, maar een aanwijzing dat geestelijken aan de opvoering hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
meegewerkt.Ga naar voetnoot13) Elders was dit eveneens regel.Ga naar voetnoot14) De vrouwen die in dit spel moesten optreden, kunnen ook door deze geestelijken, in travestie uiteraard, zijn voorgesteld. Dat was in andere plaatsen veelal de normale gang van zaken.Ga naar voetnoot15) Ongetwijfeld heeft een priester, waarschijnlijk de hoogste in rang die beschikbaar was,Ga naar voetnoot16) Christus uitgebeeld, die in de oudste teksten nog niet voorkomt.Ga naar voetnoot17) Het lijkt niet uit te maken of de ‘niewen rock dair onse lieve heer mede speelde’ een aanwijzing is dat door herhaald gebruik de oude ‘rock’ versleten was, zodat een nieuwe moest worden gebruikt, of dat in 1496 de eerste opvoering van het Paasspel plaats heeft gehad, die uiteraard de aanschaf van geheel nieuwe kleding met zich meebracht. Christus' presentie, glorieus op deze dag van de Opstanding, ‘een dyadeem an sijn hooft’, wordt eveneens aangeduid door het ‘zudarium’ of de zweetdoek, die Hij bij Zijn Opstanding bij het graf achterliet en die aan het volk werd getoond.Ga naar voetnoot18) Het graf, dat een verfje kreeg, zal gemaakt zijn in de trant van het Joodse rotsgraf, maar dit is niet zeker.Ga naar voetnoot19) | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zegevierend is Christus uit het graf te voorschijn gekomen, vanaf de gothiekGa naar voetnoot20) is Hij daarom vrijwel steeds afgebeeld met een kruisvaan, symbool van de overwinning over de dood.Ga naar voetnoot21) Ook in Delft is de standaard van de Opstanding gebruikt: ‘die palster te vorwen’. Eerst heb ik gedacht dat men hier te maken kon hebben met een pelgrimsstaf, dat zou dan een aanwijzing kunnen zijn, dat in het Delftse Paasspel was ingelast het zg. Peregrinusspel,Ga naar voetnoot22) waarin de Emmausgangers - de peregrini of pelgrims - de hoofdpersonen zijn. Maar nu de ‘palster’ wordt genoemd in verband met de Opstanding, behoeft men zo ver niet te gaan, de context laat geen andere als de bovengenoemde verklaring toe. Totnogtoe heeft men van de ‘palster’ een ‘psalter’ gemaakt, maar dit heeft geen enkele zin. De vermelding van de ‘pharizeen’ is van groot belang. Zij immers zijn naar Pilatus gegaan om bewakers voor het graf te vragen. Dit kon niet worden uitgebeeld zonder tevens Pilatus op het toneel te laten verschijnen èn de soldaten die de wacht bij het graf moesten betrekken. Wereldlijke personen, die weliswaar in de Bijbel worden genoemd, treden hier op, een bewijs dat de ‘Wandel von der Wirklichkeitsferne zur Wirklichkeitsnähe’,Ga naar voetnoot23) die omstreeks het midden van de 13e eeuw valt op te merken, zich reeds lang had voltrokken. De scène met de marskramer, waarover ik nog kom te spreken, is van deze wending naar de realiteit tevens een markant getuigenis. Hoever de scènes met Pilatus en met de krijgsknechten in het Delftse Paasspel zijn uitgewerkt, blijft een vraag die niet kan worden beantwoord. De ‘pharizeen’ zelf waren uitgedost met ‘lyesten an hair talbarden’ ‘van papier gemaect’. Dit zal een illustratie zijn geweest van Mattheus | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
23:5: ‘Omnia vero opera sua faciunt ut videantur ab hominibus. Dilatant enim phylacteria sua et magnificant fimbrias’. Ik gebruik hier de Vulgaat, want ook de regisseur, die haast wel zeker een priester is geweest,Ga naar voetnoot24) zal zich hiervan hebben bediend. In de Statenvertaling is dit vertaald met: ‘Ende alle hare wercken doen sy om van den menschen gesien te worden. Want sy maken hare gedenckcedele breet ende maken de zoomen van hare klederen groot’. Dat deze ‘zoomen van hare klederen’ - in de nieuwe vertaling is ‘fimbrias’Ga naar voetnoot25) weergegeven door ‘kwasten’ en dat is voor de rekeningpost minder illustratief - van papier waren gemaakt, wijst erop dat men allesbehalve met geld heeft gegooid. Men kan aannemen, dat de Middeleeuwer met zijn liefde voor kleurenschitteringGa naar voetnoot26) zich niet heeft kunnen uitleven in het verven van deze stroken. Vermoedelijk zijn zij zwart geweest, zoals de duivel meestal in zwarte kleding werd uitgebeeld.Ga naar voetnoot27) De Farizeeën behoorden ook tot het tegen-rijk van Christus, waren figuren uit het domein van de duisternis. Zwart was evenals andere kleuren een symbool, de kleur en de snit van de gewaden in de Paasspelen hadden eveneens een symbolische achtergrond.Ga naar voetnoot28) De ‘drie wapenen over die pharizeen hooft’ kunnen zijn geweest drie van de ‘arma Christi’, de lijdenswerktuigen waarmede Christus de Boze heeft overwonnen, o.a. kruis, lans, doornenkroon, spijkers en hamer, stok met spons met edik.Ga naar voetnoot29) Deze ‘drie wapenen’ willen aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geven, dat de Joodse Farizeeën geen deel hebben aan het heil van de Opstanding, zij wijzen terug naar het gebeuren op Goede Vrijdag, op de zware schuld van de Joden op deze dramatische dag. In de latere Middeleeuwen worden in de geestelijke spelen de Joden dikwijls bespot,Ga naar voetnoot30) de toeschouwers konden, de ‘drie wapenen’ ziende, met zelfvoldoening de miserable Joodse Farizeeën beschouwen, wier belachelijke pogingen om Christus in het graf opgesloten te houden, op niets waren uitgelopen. De wereldwijde spot van het: ‘Hier voert de neergedaelde God
De trotze weereld om met spot
In zijn triomf, tot smaed der hoven’,Ga naar voetnoot31)
is hier gedenatureerd tot het belachelijk maken van een bepaald volk. Bijna overbodig is er aan toe te voegen dat de Middeleeuwer ontoegankelijk is geweest voor het inzicht van Revius: ‘T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U cruysten’.Ga naar voetnoot32) Zou onder de ‘drie wapenen’ ook het kruis van Christus zijn begrepen - de vrij hoge uitgaven voor deze ‘wapenen’ kunnen hierop wijzen - dan wordt duidelijk dat onmiddellijk daarna slechts ‘twie moerdenaers crucen’ worden vermeld. De posten in deze kerkfabriek-rekening staan niet verward door elkaar, maar hebben een zekere samenhang. Eerst wordt gehandeld over de opgestane Christus, daarna over de Farizeeën, die hun misdadig werk van de Goede Vrijdag hebben voortgezet. De twee kruisen waaraan de moordenaars zijn gehangen, behoren tot het gebeuren op deze dag; het kruis van Christus zou dan, zij het enigszins verholen, in de ‘drie wapenen’ aangegeven worden. Wie deze mening niet wil aanvaarden, kan denken ‘dat vanwege de plechtigheid der begrafenis of “Depositio Crucis” op Goede Vrijdag het Christuskruis achterwege bleef’.Ga naar voetnoot33) Het komt mij voor, dat deze op- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 1. Register van ontvangsten en uitgaven der Oude Kerk te Delft ca. 1495, f. 199 vo.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 2. Register van ontvangsten uit uitgaven der Oude Kerk te Delft ca. 1495, f. 199 vo.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 3. Rol van de phisicus uit het Delftse Paasspel van ± 1496.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vatting niet alleen het onderling verband van de rekeningposten uit elkaar haalt, maar iets veel ernstigers teweegbrengt. Slechts wanneer het kruis van Christus op het toneel werd getoond, kwamen de Farizeeën in hun afschrikwekkende schuld ten volle naar voren. Donkerder worden dan de schaduwen rondom hen; met de moordenaarskruisen alleen zou het dramatisch effect aanzienlijk verzwakt worden, de tegenstelling tussen Goede Vrijdag en Pasen zou minder hevig zijn. Deze redenering is echter allesbehalve waterdicht. Het is allerminst zeker dat het Christuskruis te Delft alleen werd gebruikt om het drama op Goede Vrijdag aan te duiden. In de Dom te Münster b.v. werd in de nacht van de Opstanding het kruis van Christus uit het graf gehaald en daarna van de begraafplaats naar een altaar in de kerk gebracht.Ga naar voetnoot34) Ditzelfde kan te Delft zijn geschied. Het behoeft niet te verwonderen, dat in de rekening van de kerkfabriek van de Oude Kerk niets daarvan wordt vermeld, want men had immers reeds lang de beschikking over een Christuskruis, namelijk het Heilig Kruis ‘mitten haer’. Er was dus geen enkele reden om een post voor uitgaven op te voeren. Deze overweging, wat simpeler dan de voorafgaande, kan voldoende verklaren waarom geen enkele aanduiding van het Christuskruis in de rekening is te ontdekken. De ‘heeren’ hebben natuurlijk ook de Farizeeën moeten spelen en dat deden zij na het ‘stofferen’ van ‘haer aensichtten’. Soms werd een flinke laag schmink opgelegd, maar hier zal men maskers hebben gebruikt, want ‘aensicht’ betekent dikwijls niet anders dan masker.Ga naar voetnoot35) Toen het spel nog in het half-duister van de kerk werd opgevoerd, kon veel worden gecamoufleerd. Het Paasspel werd echter buiten gegeven, waar het licht scherper was en de spelers meer de werkelijkheid moesten benaderen.Ga naar voetnoot36) Over het dragen van maskers zou veel zijn te zeggen,Ga naar voetnoot37) op deze plaats moet ik hieraan voorbijgaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij weten niet welke uitbreiding de scène van de Farizeeën en de Goede Vrijdag heeft gekregen. De frappante vermelding van de kruisen in dit Paasspel brengt tot de aarzelende veronderstelling, dat misschien een Passiespel en een Paasspel in een en hetzelfde spel verenigd zijn.Ga naar voetnoot38) Al een paar maal is hier gesproken over toneel. De rekening vermeldt dat Dirc, ‘die ondergraefmaker,’ heeft meegeholpen aan ‘die stellync’, het gebruikelijke woordGa naar voetnoot39) voor stellage ofwel toneel. Een soortgelijke stellage moest ook bij latere opvoeringen worden gebruikt; zo krijgt in 1503 Jan ‘die baijerman’ geld voor een ‘stellync’ waaraan hij 4 dagen heeft ‘gewrocht’, en krijgt Cornelis, de grafmaker, een vergoeding voor zijn 4-daagse arbeid aan ‘die steger’.Ga naar voetnoot40) Dit toneel is ongetwijfeld buiten de kerk opgesteld, ook al doordat het kraampje van de marskramer die aanstonds zal verschijnen, weinig paste in de kerk zelf.Ga naar voetnoot41) De overige mannen die in het geweer zijn gekomen, dienen nog kort de revue te passeren. Dat ‘Jan die baijerman’ vermeld wordt is vanzelfsprekend; de klokken die elke dag de levenden wilden oproepen, konden niet zwijgen op de Paasdag toen de Dode van het ogenblik werd tot de Levende voor immer. De vermelding van ‘Jan die orgelblaser’ behoeft niet te betekenen, dat de orgels in de kerk zijn bespeeld, want de ‘orgelblaser’ heeft allerlei hand- en spandiensten verricht.Ga naar voetnoot42) De verschijning van ‘Cornelis die graefmaker’ wijst evenmin op nader te bepalen werkzaamheden, ook de grafmaker hielp vaak mee bij onderscheiden karweitjes. ‘Gorys’ en ‘Wollebrant’ zullen wel onbekenden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
blijven; zeker is het dat zij flink hebben meegedronken aan het bier en de wijn die zij immers als 15e-eeuwers absoluut niet konden ontberen als de handen uit de mouw moesten worden gestoken, en al evenmin als zij geen vinger uitstaken.Ga naar voetnoot43) De zojuist besproken rekening geeft dus bij nader inzien heel wat inlichtingen over het Paasspel. Het moet met zijn Farizeeën, met Pilatus en de krijgsknechten, met zijn kruisen, een grote omvang hebben gehad. Dat zowel in 1496 als in 1503 minstens twee mannen niet minder dan vier dagen nodig hebben gehad om het toneel op te bouwen en af te breken, geeft een materiële, concrete aanwijzing. Jos. Smits van Waesberghe spreekt zelfs over ‘een der meest uitgebreide Paasdrama's’Ga naar voetnoot44) en dat kan best juist zijn. Het stuk zelf is verloren gegaan: ‘die celen’ in ‘fransijn dair die heren uut leerden spelen’ zijn verdwenen. Dit is een ongelooflijk verlies, niet alleen voor Delft, maar voor heel de geschiedenis van het toneel in West-Europa. Gelukkig wordt deze lacune enigermate gecompenseerd, daar de zangrol van de koopman die reukwerken verkocht aan haar die Christus in het graf wilden verzorgen, bewaard is gebleven.Ga naar voetnoot45) Met enkele woorden is aangeduid wat de vrouwen hebben gezegd, in embryonale vorm is haar rol dus tevens bewaard, zodat ik in het vervolg maar spreek over een dialoog. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik geeft allereerst de tekstGa naar voetnoot47) met de vertaling: (de vrouwen:)
Heu! quantus est noster dolor!
(de koopman:)
Femine, quid gemitis?
Quid gementes queritis,
et sic hic proceditis,
et ex hiis non emitis
rebus aromaticis,
sepulture debitis?
(de vrouwen:)
Nostrum solacium, heu!
(de koopman:)
Huc proprius flentes accedite,
hoc ungentum si vultis, emite,
de quo bene potestis ungere
corpus domini sacratum.
(de vrouwen:)
Heu, nostra redemptio.
(de koopman:)
Ista pixis nobile continet ungentum
Ista cui simile non est adinventum.
Si quis huius tercie deferat ungentum,
Auri dabit integrum marcam aut talentum.
(de vrouwen:)
Tibi dabimus, heu!
(de koopman:)
Hoc ungentum si multum cupitis,
unum auri talentum dabitis;
non aliter inde portabitis.
De vertalingGa naar voetnoot48) luidt als volgt: (de vrouwen:)
Ach, hoe groot is onze smart.
(de koopman:)
Vrouwen, wat zucht gij. Wat zoekt gij al klagend en gaat zo (klagend) voort en waarom koopt gij niet van deze welriekende kruiden, nodig ter begrafenis?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
(de vrouwen:)
Onze troost, ach!
(de koopman:)
Gij die weent, kom hier wat dichter bij en koop deze zalf als gij wilt, waarmee gij het heilig lichaam des Heren goed kunt balsemen.
(de vrouwen:)
Ach, onze verlossing.
(de koopman:)
Deze vaas bevat een kostelijke balsem, die andere een balsem welks gelijke niet te vinden is, maar wie balsem wil hebben van deze derde vaas, moet een hele mark of talent in goud geven.
(de vrouwen:)
Wij zullen het je geven, ach!
(de koopman:)
Als gij veel van deze balsem verlangt, moet gij een talent in goud betalen, anders krijgt ge het niet mee.
Deze dialoog is niet de schepping van een oorspronkelijk dichter, dat zou aan het eind van de 15e eeuw, toen al vele ‘Mercatorszenen’, zelfs ‘Salbenkrämerspiele’ of ‘Mercator-Plays’ bekend waren, ook moeilijk zijn geweest. Jos Smits van Waesberghe heeft de tekst zoals deze in Delft werd gebruikt, vergeleken met die welke in andere Paasspelen voorkomen.Ga naar voetnoot49) Ik laat hier de resultaten van zijn speurderswerk volgen. Het ‘Heu, quantus est noster’ is b.v. terug te vinden in Zwickau, Ripoll, Tours en het Egmonds Paasspel. De passage ‘nostrum solacium, heu!’ zal een afkorting zijn van het ‘Amisimus enim solatium, Jhesum Christum Mariae filium; Ipse erat nostra solatio’Ga naar voetnoot50) (Wij immers verloren de Vertrooster, Jezus Christus, Maria's Zoon; Hij was onze toevlucht), dat in het Egmonds Paasspel voorkomt en met enkele wijzigingen in de Paasspelen van Tours, Zwickau, Ripoll, Narbonne en Praag wordt teruggevonden. De woorden van de koopman: ‘Huc proprius flentes accedite, hoc ungentum si vultis, emite, de quo bene potestis ungere corpus domini | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
sacratum’, vindt men met één woord verschilGa naar voetnoot51) letterlijk terug in het Nederlands Paasspel en met varianten in het grote Paasspel der Carmina Burana en in dat van Tours. De uitroep van de vrouwen: ‘Heu,Ga naar voetnoot52) nostra redemptio’, wordt begrijpelijkGa naar voetnoot53) als wij de tekst completeren uit het Egmonds Paasspel: ‘Sed eamus unguentum emere, quo Dominum possimus unguere, ipse erat nostra redemptio. Rep. Heu!’ (Doch laten wij zalfolie gaan kopen om daarmede de Heer te kunnen zalven; Hij was onze Verlosser), een passage die wij terugvinden met varianten in de Paasspelen van Ripoll, Tours, Narbonne, Praag en Zwickau. De aanprijzing van de koopman: ‘Ista pixis ... talentum’ komt in het Egmonds Paasspel niet voor, maar in andere spelen is een soortgelijke reclame voor eigen koopwaar schering en inslag.Ga naar voetnoot54) Daarentegen vindt men de woorden van de vrouwen: ‘Tibi dabimus, heu!’, terug in het Egmonds Paasspel: ‘Dic tu nobis, mercator iuvenis, hoc unguentum si tu vendideris die pretium quod tibi dabimus’ (Zeg ons, jonge koopman, als gij ons deze zalfolie zoudt verkopen, zeg ons welke prijs wij U moeten geven), een tekst die met varianten teruggevonden wordt in de Carmina Burana en in het Paasspel van Tours. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte treffen wij het ‘hoc ungentum ... portabitis’ van de koopman met verandering van één woordGa naar voetnoot55) aan in het Egmonds Paasspel en met varianten in de Paasspelen van Tours, Ripoll, en de Carmina Burana. De overeenkomst met het Egmonds Paasdrama en met andere Paasspelen staat dus wel vast. Een vormprobleem verdient eveneens onze aandacht. W. Meyer heeft in 1901 in een studie over Fragmenta Burana er de aandacht op gevestigd, dat in de overgangsfase van troop naar vol ontwikkeldGa naar voetnoot56) Paasspel de vorm der strofen een gewichtige rol speelt. In Frankrijk zijn, inzonderheid in de ‘Kaufstrophen’, 10-lettergrepen gebruikt en vanuit dit land is de invloed van deze versvorm allerwegen doorgedrongen. Inmiddels zou deze strofevorm het bewijs zijn, dat de weg naar het geestelijk spel reeds een eindweegs was afgelegd. In het Delftse fragment is deze vorm terug te vinden in het ‘Huc proprius’ en ‘Hoc ungentum’, niet echter in ‘Ista pixis nobile’ - de pixis is het zalfdoosje dat op alle afbeeldingen van de vrouwen naar het graf te zien is - wordt hij toegepast, zodat Meyers kenmerk niet als een wet van Meden en Perzen moet opgevat worden.Ga naar voetnoot57) Iets over de innerlijke en uiterlijke kenmerken van het Delftse fragment is hiermee verteld, een volledig onderzoek naar de verschillende lagen in dit spelfragment zou misschien gaan lijken op Bäschlins dissertatie over Die altdeutschen Salbenkrämerspiele, die o.m. een grafische voorstellingGa naar voetnoot58) geeft met lijnen en cirkels waarvan men draaierig wordt. Enkele andere aspecten moeten nog kort onder ogen worden gezien, nl. de figuur en de naam van de marskramer, het gebruik van het Latijn en de muziek, die bij de tekst is gebruikt. Er is over het optreden van de marskramer in het Paasspel reeds heel | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wat gepubliceerd,Ga naar voetnoot59) daarom kan hier volstaan worden met enkele opmerkingen. De marskramerscène heeft de geslotenheid van het Paasdrama doorbroken,Ga naar voetnoot60) de marskramer zelf is de eerste volop wereldlijke figuur die hierin gaat optreden. Langzamerhand is deze scène uitgegroeid tot een afzonderlijk spel: het Salbenkrämerspiel of Mercator-Play, waarbij de marskramer o.m. gezelschap krijgt van zijn vrouw en van een knecht. Burleske, vaak triviale, soms zelfs voor ons wellicht wat Victoriaans gevoel enigszins obscene momenten gaan domineren.Ga naar voetnoot61) Dit was reeds het geval toen in Delft het Paasspel van 1496 werd opgevoerd. Het ingetogen karakter van de dialoog in het Delftse fragment valt echter op, er is hier geen sprake van sexuele toespelingen;Ga naar voetnoot62) de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
koopman is een beheerste figuur. In de processies waren, toentertijd, ook in Delft, reeds spelelementen een rol gaan spelen, die een uitbundig, vaak platvloers karakter droegen. Hier in de zangrol van de koopman En de vrouwen heeft de late Middeleeuwer niet toegegeven aan zijn drang naar exuberantie en onverbloemd noemen van alles wat de mens beweegt; soberheid wordt betracht. In verband hiermede treft het dat de marskramer in ons fragment ‘phisicus’ wordt genoemd, deze naam staat boven de dialoog. In andere stukken komt hij voor als unguentarius, apotecarius, specionarius, kawffman, medicus, artezt, mercator, kremer.Ga naar voetnoot63) Het is nu de vraag of in de naam ‘phisicus’ een komisch element valt te ontdekken. Daarover is meningsverschil. J.B.F. van Gils heeft in zijn dissertatieGa naar voetnoot64) geschreven: ‘Ook de naam, dien onze balsemverkoper draagt, heeft een zeer komischen klank. “Physici” toch werden in die tijd juist de wetenschappelijk gevormde geneesheren genoemd in tegenstelling tot de “empirici”. In dit licht bezien, is voor deze kruidkundige de titel van “physicus” niet weinig komisch’. Ik weet niet of deze opmerkingen wel voldoende hout snijden. In Duitstalige Paasspelen was de betiteling ‘medicus’ of ‘artezt’ reeds gemeengoed geworden,Ga naar voetnoot65) in de parallele benaming ‘phisicus’ was waarschijnlijk het spelelement al verloren gegaan of althans aanzienlijk verzwakt, zodat het allerminst zeker is of deze betiteling de toeschouwers nog wat deed. Van Berckel verklaart deze benaming door te herinneren aan de ‘medische’ occupaties van de Middeleeuwse kwakzalver.Ga naar voetnoot66) Het is curieus dat Robert Stumpfl in een dik boek over Kultspiele der Ger- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
manen meer dan 30 jaar later hierover Van Berckel aan de tand voelt. Hij schrijftGa naar voetnoot67) ‘Bloss durch die ärtzliche Tätigkeit der mittelalterlichen Quacksalber wird sich diese Erscheinung nicht erklären lassen. Entscheidend ist, dasz die Arztvorstellung dominiert, ja offensichtlich ursprünglich ist! Das Heilungsmotiv, das doch gar nicht zum geistlichen Vorgang paszt, das aber in den weltlichen Spielen oft allein im Mittelpunkt steht und im Volksspiel eine hervorragende Rolle spielt, scheint bei den deutschen Krämerspielen von Anfang an den Kern der Handlung gebildet zu haben. Die Kaufszene der Marien macht dagegen durchwegs den Eindruck einer nachträglichen Interpolation!’ Het is duidelijk, dat hier bij Stumpfl zijn overigens omstredenGa naar voetnoot68) these naar voren komt, dat de heidens-Germaanse ‘Kultspiele’ de oorsprong zijn van het geestelijk drama. Dit laat ik verder rusten, houd echter vast dat in de titel ‘phisicus’ een ‘Heiligungsmotiv’ kan worden herkend. Zou onder de vrouwenGa naar voetnoot69) naar het graf ook Maria, de Moeder Gods, aanwezig zijn geweest, dan heeft hier een merkwaardige confrontatie plaats gehad. Maria, heelmeesteres bij uitstek, beter ‘phisicienne’Ga naar voetnoot70) dan wie ook ter wereld, wordt hier geplaatst tegenover de ‘phisicus’, als heelmeester een homunculus. Humor? Ongetwijfeld, al is die anders dan Van Gils heeft gedacht. Gewichtiger is de vraag naar het gebruik van het Latijn in de Delftse dialoog. Hieruit valt niet te concluderen dat het gehele Paasspel in deze taal is geschreven, want spelen in het Latijn èn in de volkstaalGa naar voetnoot71) komen voor. De eerste reactie kan zijn: wat heeft het volk aan zo'n stuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
in het Latijn gehad, deze taal zal zo'n grote handicapGa naar voetnoot72) zijn geweest, dat vrijwel alles voor het gewone volk verloren is gegaan. Allereerst moet men opmerken, dat de gang van de gebeurtenissen tot in details bekend was; de spelers die de handeling met mimiek en muziek ondersteunden, stonden weliswaar tegenover een merendeels ongeletterd, maar geenszins onkundig publiek. Bovendien is er bij deze reactie sprake van een misverstaan van de functie van de taal. Deze is niet alleen bedoeld om concreet en practisch bepaalde meningen van de spreker over te brengen aan de hoorder, doch kan onder meer een sacrale functie hebben.Ga naar voetnoot73) In het sacrale Latijn heeft de kerk eeuwen lang de grootheid van God verkondigd, deze was niet in te sluiten in een zuiver door het intellect te begrijpen taal. Een geheimzinnige werking ging uit van dit Latijn, hierin kwam een transcendentaal contact tot stand tussen het Goddelijk Wezen en de biddende mens.Ga naar voetnoot74) In allerlei vormen van de liturgie is de Majesteit Gods primair gesteld. Johannes Chrysostomos, gestorven in het begin van de 5e eeuw, zegt in een van zijn preken, dat Christus ook aan het Kruis de majestas Domini heeft geopenbaard.Ga naar voetnoot75) In de ongenaakbare Christus Pantokrator, in de verre Byzantijnse Madonna, kan de bezoeker van kerken en musea thans nog ervaren hoe geweldig deze God de Christenheid eens heeft beheerst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Door zeer gecompliceerde oorzaken is hierin in de 12e en 13e eeuw verandering gekomen. Men kan, dit ingewikkeld proces sterk simplificerend, wijzen op Bernard van Clairvaux en zijn wending naar de humanitas Christi.Ga naar voetnoot76) Ongeveer 300 jaar lang is het Latijn de uitsluitende taal van de religieuze spelen der Middeleeuwen geweest, omstreeks de 13e eeuw trad een wijziging in. De volstrekte zekerheid van de Verlossing bleef wel bestaan, en de liturgie bleef daarvan getuigen,Ga naar voetnoot77) maar in de gevoels- en gedachtenwereld van de gelovigen kreeg de persoonlijke behoefte aan Verlossing de overhand.Ga naar voetnoot78) In de volkstaal kon dit subjectief beleven van het heil beter worden uitgedrukt. In de Passiespelen van de 13e eeuw die in de volkstaal waren geschreven, voelden, zo kan men vermoeden, de gelovigen zich niet in de eerste plaats leden van de ‘sancta ecclesia’, wier hoofd de koninklijk tronende Christus is, maar mensen wie de nood van hun aardse bestaan en hun schuldbewustzijn in het spel zichtbaar nabij werden gebracht.Ga naar voetnoot79) De Latijnse spelen bleven echter bestaan en die welke èn in de volkstaal èn in het Latijn waren geschreven. Al heeft het Latijn in deze spelen heel | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wat van zijn sacraal karakter prijsgegeven, toch bleef het de taal waarin onaantastbare waarheid werd uitgedrukt. Wij lezen nog eenmaal de Delftse Latijnse dialoog. De tweespraak tussen de vrouwen en de marskramer was niet zonder meer een onderhandeling over koopwaar. De vrouwen waren niet zo maar wat aan de wandel, maar waren op weg, op weg naar Christus' graf. Onder haar was Maria Magdalena, eens in zonde levend, reeds lang opgestaan tot een nieuw leven, in wier vertrouwde en vereerde gestalteGa naar voetnoot80) de Middeleeuwer, met zijn behoefte aan verlossing, zijn eigen lot kon weerspiegeld zien, doch ook de macht van de Verlosser zelf. Het kopen van de zalf bracht trouwens een nauw contact met Christus Zelf tot stand, want dit wees terug naar de eerste maal dat Hij door Maria Magdalena was gezalfd.Ga naar voetnoot81) De koopman was een Joodse sjacheraar, maar deze ‘phisicus’ was tegelijkertijd - als wij Stumpfls beschouwing aanvaarden - een heelmeester, ook in geestelijk opzicht. De gehele scène was geïncorporeerd in het Paasspel en stond er niet los van. De dialoog was geen gepraat zonder zin, maar in laatste instantie een spreken sub specie aeternitatis. Op het grootste plein in de stad werd de tweespraak gespeeld, onder de hemel. Maar het uitspansel was een gelijkenis, slechts een gelijkenis: ‘want zo hoog de hemel is boven de aarde is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen die Hem vrezen’.Ga naar voetnoot82) Deze goedertierenheid was de kern van het Paasspel, de spelers wilden duidelijk maken dat de persoonlijke behoefte aan bevrijding niet beslissend was, want de toehoorders werden geplaatst in de immense ruimte van Gods verlossing. De Kerk kan dit alles hebben geaccentueerd door het gebruik van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Latijn, drager van bovenpersoonlijke waarden. In de wisseling tussen het objectieve en subjectieve, die steeds de geschiedenis spanning geeft, heeft zij de balans laten doorslaan naar het objectieve. Op dat moment in de Delftse geschiedenis was dit niet zonder belang. In 1494 was in onze stad verschenen Van den seven droefheden ofte weeden onser liever Vrouwen,Ga naar voetnoot83) en in de devotie van de Zeven Smarten van Maria hebben ongetwijfeld tal van subjectieve, zelfs egocentrischeGa naar voetnoot84) gevoelens zich uitgeleefd. In 1496 wordt in de Latijnse dialoog afstand genomen tot het al te menselijke, in de slingerbewegingGa naar voetnoot85) naar het subjectieve komt een retarderend moment. Het is niet nodig, dat de kerkelijke autoriteiten zich dit alles bewust zijn geweest, dit maakt deze beschouwing nog niet tot een speculatie achteraf. Het komt mij voor dat deze opinie een stevige ruggesteun krijgt als wij bemerken dat in enkele spelen van omstreeks diezelfde tijd het liturgische sterk op de voorgrond treedt, d.w.z. dat de objectieve Logos de subjectieve ethos domineert. Dit is b.v. het geval geweest met het Rheinische Osterspiel van ongeveer 1460Ga naar voetnoot86) en met het Osnabrücker Osterspiel van circa 1500.Ga naar voetnoot87) In beide spelen treft een zelfde tendens als ik in de Delftse Latijnse dialoog meen te kunnen waarnemen. Eén overweging kan echter niet achterwege blijven. Totnogtoe heeft men zonder meer aangenomen dat de zangrol van de phisicus behoort tot het Paasspel van ± 1496, maar dit is niet absoluut zeker. Paleo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
grafisch valt het schrift niet precies te dateren, men kan wat vaag zeggen dat het stuk wel omstreeks 1500 zal zijn geschreven. Wel staat vast, dat deze dialoog behoort tot de documenten betreffende de Oude Kerk te Delft, die door pastoor K.C. van Berckel aan het eind van de 19e eeuw op de zolder van een Delftse brouwerij zijn gevondenGa naar voetnoot88) en sindsdien - ten onrechte m.i. -Ga naar voetnoot89) zijn gedeponeerd in het Bisschoppelijk Archief te Haarlem. Hoewel de zangrol dus niet is vast te koppelen aan een bepaald jaartal, heeft dit, dacht ik, geen invloed op het bovengenoemde betoog. Zeker is dat het Paasspel ook na 1496 is opgevoerd - het bewijs komt straks - en dat het niet uitgesloten is dat de rekening van 1496 aanwijzingen geeft over vroegere opvoeringen, dit hebben wij reeds gezien. Trouwens de wending naar het subjectieve die in het boekje van 1494 valt te constateren, is vanzelfsprekend ook niet met een exact jaartal aan te geven. In 1497 werd dit werkje onveranderd herdruktGa naar voetnoot90) en de devotie tot de Zeven Smarten (om slechts deze te noemen) werkt sterk door tot in het midden van de 16e eeuw.Ga naar voetnoot91) | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het gemak kunnen wij dus wel verder spreken over het Paasspel van 1496, al is dit maar een aanduiding. Ik keer terug tot de zangrol van de phisicus. De muziekGa naar voetnoot92) - het Gregoriaans hoefnagelschrift staat er in het origineel bij - heeft ook deze Latijnse dialoog nog sterker doen uitkomen. Woord en melodie klonken harmonisch tezamen en werkten als een boodschap uit een boventijdelijke wereld.Ga naar voetnoot93) Het verstand werd geen tijd gelaten het gesprokene analytisch te ontleden, als een totaal werd de tweespraak ondergaan. Daardoor ook is de ‘intellectuele’ onverstaanbaarheid van het Latijn geen remmende factor van betekenis geweest, het geheel van de dialoog appelleerde aan diepere lagen van voelen en begrijpen. Het doordringen in de tekst en begeleidende muziek maakt het Delftse cultuurpatroon van het einde van de 15e eeuw geschakeerder, dit is de winst die de studie van het Paasspel brengt. Tenslotte. Het is nu tijd de bovenstaande vrij technische uiteenzettingen op zij te schuiven en tevoorschijn te halen het ‘valies met droomen’,Ga naar voetnoot94) dat men immers altijd op reis bij zich moet hebben, ook op een tocht naar het verleden. Men moet trachten om in zijn verbeelding op te roepen de Delvenaars van de 15e eeuw die langs de straten en grachten gegaan zijn naar het Marktplein om daar het Paasspel te zien opvoeren. ‘Niet om tranen te schreien’,Ga naar voetnoot95) maar om tezamen op te gaan naar het hoge feest van Pasen. Met de spelers zijn zij dicht geweest bij de kern van het Evangelie, in gevarieerd spel is deze kern van verschillende kanten benaderd. Klagende vrouwen, Farizeeën, Pilatus, krijgsknechten, de opgestane Christus, het geopende graf, een druk gebarende koopman hebben zij gezien. Contrasterende effecten heeft de Kerk nooit geschuwd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat is de uitwerking geweest op de toeschouwers, die vol van de emotionele spanningGa naar voetnoot96) van Pasen, wel bereid zijn geweest om gretig alles in zich op te nemen? Wij weten dit niet, maar het kan zijn dat de homo ludens, die in sommige van deze Delvenaren heeft geleefd, door het Paasspel helderder heeft geluisterd naar de sterke klokken die op de dag van de Opstanding over de stad hebben geluid. Is dit verliteratuurde historie? Caspar Coolhaes antwoordt in een verhaal over ‘Paesch-Dach’: ‘Dese processie ghedaen zynde loopen sy te wyn ende te bier, de mans met de vrouwen, die vryers met den vrysteren, die kinderen met knechten, maechden ende derghelycken dienstboden, die papen met haer concubinen, met haren koster, kerckmeesters ende derghelycken, vreten ende suypen ende wat verder altemedts volcht, als vuyr ende stroo te samen comt’.Ga naar voetnoot97) Deze bron is allesbehalve 18-karaats, want sterk anti-paaps, maar de Paasdag van 1496 zal anders zijn geëindigd dan Katholieken en Protestanten van thans, na een eeuwenlange training in Calvinistische austeriteit, zich voorstellen. Coolhaes' ‘antwoord’ is trouwens niet meer dan een schijnantwoord. De Delvenaars, schransend, drinkend, legaal en illegaal liefde bedrijvend, zijn hiermede nog niet geworden tot doven die de Boodschap niet hebben gehoord, of tot blinden die de glans van de Genade niet hebben waargenomen. Zeker heeft de duisternis niet overheerst. Ook bij latere opvoeringenGa naar voetnoot98) van het Spel der Verrijsenis werden toortsen ontstoken en naar goed Middeleeuwse trantGa naar voetnoot99) kan men deze duiden als de uitwendige tekenen van het licht dat in de harten brandde. En verder. De toortsen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn geen constante electrische lichtbronnen, hun licht is flakkerend zoals het menselijk bedrijf. Wie dit vergelijken begint te vervelen, kan bedenken dat de Middeleeuwers altijd op jacht zijn geweest naar symbolen. Het is geen schande hen een eindweegs te volgen. In een van de schaarse Nederlandse Paasspelen zegt Maria Magdalena: ‘Ardens est cor meum’.Ga naar voetnoot100) In 1496 zijn, om met een Middeleeuwse Delftse kroniek te spreken,Ga naar voetnoot101) ongetwijfeld enkele, misschien vele ‘vueriger menschen’ geweest. Mede door de opvoering van het Paasspel. Reeds bij de aanvangGa naar voetnoot102) heeft de Kerk Pasen gerekend tot de hoge feesten. Men krijgt de indruk dat de Ludus Paschalis van 1496 deze dagen niet alleen nominaal tot hoogtijdagen heeft gestempeld. De toortsen hebben wellicht niet tevergeefs gebrand.
D.P. Oosterbaan |
|