Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 80
(1964)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||
De structuur van de temporele laag van de voorzetselbetekenissenWanneer men van een bepaalde klasse van woorden de betekenissenstructuur wenst te bepalen dient men in eerste instantie uit te maken, welke woorden structureel met elkaar opponeren en welke slechts als loze varianten te beschouwen zijn, m.a.w. welke lexemen men in die klasse aantreftGa naar voetnoot1). Het middel om dat uit te maken is de commutatieproef. ‘La fonction décisive est la commutation...ou corrélation qui contracte une relation avec une corrélation du plan opposé de la langue. Deux membres d'un paradigme appartenant au plan de l'expression (ou au signifiant) sont dits commutables (ou invariants) si le remplacement de l'un de ces membres par l'autre peu entraîner un remplacement analogue dans le plan du contenu (ou dans le signifié); et inversement, deux membres d'un paradigme du contenu sont commutables si le remplacement de l'un par l'autre peut entraîner un remplacement analogue dans l'expression. Deux membres d'un paradigme qui ne sont pas commutables peuvent être appelés substituables (ou variantes)’Ga naar voetnoot2). Wanneeer wij constateren dat de volgende patronen
zich duidelijk in betekenis onderscheiden (en wel in de temporele laag) | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||
volgt daaruit onmiddellijk dat onder, voor, na, vanaf, tot, tegen, rond en buiten semantisch opponeren en dat geen enkel ervan met het andere in één lexeem samenvalt. Hoe staat het echter met de patronen
Aangezien deze patronen door geen enkel betekenisverschil gekenmerkt worden, dienen het temporele rond, omstreeks en omtrent als irrelevante varianten van hetzelfde lexeem beschouwd te worden. Van DaleGa naar voetnoot3) karakteriseert het gebruik van rond in de betekenis ‘omstreeks’ als Zuidnederlands. Zo geformuleerd is om een regionale variant. In ieder geval is er tussen temporeel rond, omstreeks en omtrent (en een bepaalde betekenisschijf van om) geen oppositie. Al niet veel anders is het gesteld met sedert en sinds:
De betekenis van beide patronen blijkt dezelfde. Dus zijn beide voorzetsels slechts irrelevante varianten van hetzelfde lexeem. De betekenisomschrijvingen van Van Dale lijken mij dan ook minder geslaagd. De betekenis van het vz. sinds wordt aldaar omschreven ‘te beginnen met, vanaf’ (vb.: ‘ik heb hem sinds enige tijd niet meer gezien’), die van sedert als 1o. ‘gedurende de tijd na de genoemde bep.’ (vb: ‘sedert Pasen’), 2o. ‘in of binnen de tijd verlopen na’ (vb: ‘sedert wanneer’), 3o. ‘gedurende het verloop van de genoemde, onmiddellijk voorafgaande tijd’ (vb: ‘sedert drie uren zijn wij op zee’). Het wil mij voorkomen dat de omschrijvingen van sedert ook van sinds gegeven hadden kunnen worden.
Wel is er verschil met vanaf. Dit blijkt duidelijk uit het volgende:
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||
De voorzetsels sedert en sinds blijken dus niet op de toekomst betrekking te hebben. Verder is er nog een verschil:
Op deze betekenis van sedert en sinds komen wij nog terug. In ieder geval is het duidelijk, dat ze met vanaf niet commutabel zijn en er (dus) één lexeem mee vormen. Een variant van vanaf is van. Enkele voorbeelden uit Van Dale maken dit duidelijk: ‘van het ogenblik waarop Philips voor goed naar Spanje vertrok’ en ‘ik ben al van voor half zes op’. Volgens het WNT XVIII 388 wordt het (o.a.) gebruikt ‘Bij de aanduiding van het beginpunt in den tijd: sedert, sinds’. Maar dan volgt meteen: ‘a) In verb. met znw. of vnw. die steeds een scherp omlijnd tijdperk of tijdstip aanduiden. In N.-Nederl. thans meestal in verb. met af...b) In verb. met bijw.; thans in N.-Nederl. ongewoon, behalve in verbinding met een ander bijw.’ Het blijkt dus dat van in deze betekenis een uitstervende variant is, maar dat deze zich nog in enkele syntagmata handhaaft: a) onmiddellijk gevolgd door een voorzetsel: ik ben al van voor half zes op, b) in het correlatieve van...tot...: van zeven tot negen, c) als achter het eerstvolgend element nog een bijwoord volgt: van toen af. Hoe verhouden zich nu het reeds genoemde onder en de nog niet genoemde voorzetsels gedurende en tijdens?
Tot hiertoe lijkt het een volkomen vrije variatie binnen één lexeem. Zodra echter na het voorzetsel een woord met het karakter van een eigennaam verschijnt, ligt de variatiemogelijkheid anders.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||
Wij spraken tot nog toe niet over op en om.
Waar ik tussen beide voorzetsels geen betekenisverschil zie, meen ik ze als elkaars syntagmatische varianten te moeten beschouwen; om wordt gebruikt voor aanduidingen van het uur (Duits Uhr), op in de andere gevallenGa naar voetnoot4). Weliswaar is er bij Van Dale 1170 en in het WNT X 134 ook sprake van om in de betekenis ‘omstreeks’; het WNT noemt ‘Om Paschen. Om Pinksteren. Om de namiddag’. Omdat dit gebruik stellig niet algemeen is, laat ik het voor mijn beschouwingen terzijde. Hetzelfde geldt van op: ‘omstreeks het genoemde tijdstip’ (vb: het is op slag van achten), waar Van Dale 1251, overigens steunend op het WNT, over spreekt. Nu is het verder moeilijker, de oppositie tussen enerzijds op en om en anderzijds onder, gedurende en tijdens te bewijzen. Men kan natuurlijk constateren, dat de eerste groep uitsluitend dient om op een bepaald tijdstip te situeren en de tweede in een bepaalde tijdsruimte, zodat enerzijds op en om, anderzijds onder, gedurende en tijdens hun specifieke verbindbaarheid hebben. Maar ik zou toch ook van betekenisverschil willen spreken:
en dat doet mij aarzelen om ze alle vijf als varianten van één lexeem op te vatten. Overigens lijkt mij de commutatieproef hier doorslaggevend en die wijst niet op lexeemverschil. In ieder geval zou men toch wel een zekere overlapping van op en | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||
onder met zijn varianten moeten aannemen (op de wandeling = onder de wandeling). Trouwens de betekenis van de dagnamen wordt als iets punctueels gezien: op maandag, ‘jij weet wat er op zo'n lange dag op de Dam voorvalt’ (Van Dale 1251). Bij de behandeling van de gebruiksmogelijkheden van op geeft Van Dale 1251 nog een omschrijving ‘juist als een handeling verricht wordt of een gebeurtenis voorvalt’ met als vb: wij kwamen juist op 't eten. Hier blijkt op wel niet te staan voor substantiva die een punctuele voorstelling wekken maar de betekenis van op zou men hier toch kunnen omschrijven als: op het tijdstip van. In het taaldenken hebben we hier, dus blijkbaar tegen de objectieve werkelijkheid in, niet met een tijdsverloop te doen. Wij vragen ons nu af hoe de positie van in binnen de hier behandelde laag is. We zagen reeds dat terwijl op en om op een bepaald tijdstip situeren, onder, gedurende en tijdens dienen om te situeren in een bepaalde tijdruimte. Maar dat schijnt ook van in te gelden
Ik kan dan bijv. ook heel duidelijk een oppositie in het begin ≠ aan het begin aanvoelen: dat moest hij aan het begin zeggen (d.w.z. op het tijdstip dat hij begon) tegenover dat moest hij in het begin zeggen (d.w.z. gedurende de eerste tijd). Dit aan is echter een variant van bij en daarover spreken wij nog. Maar is er nu verschil tussen in enerzijds en onder, gedurende en tijdens anderzijds? Kan men zeggen dat onder, gedurende en tijdens impliceren dat de hele genoemde tijdsruimte gevuld is en dat zulks bij in niet het geval is? Ik ben er niet hard van overtuigd. Maar zeker is de syntactische verbindbaarheid niet geheel gelijk. We zagen dat trouwens ook al van onder, gedurende en tijdens zelf. Men vergelijke:
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||
Ik meen dus dat in, onder, gedurende en tijdens slechts gedeeltelijk-combinatorische varianten van één lexeem zijn. Ten aanzien van door merkt Van Dale op ‘4. van de tijd voorgesteld als een ruimte die te doorlopen is’. Aangezien er echter iets voor te zeggen valt, het gebruik van voorzetsels in combinatie met pas later volgend adverbium (naar...toe, van...af, om...heen, door...heen) buiten beschouwing te laten, omdat het te verdedigen is dat wij hier zoal niet met distantiecomposita, dan toch met woordgroepen met integrale betekenis te maken hebben, en we bij een groep als door de week ‘op gewone weekdagen’ aan een zekere isolering denken, blijft er voor het toekennen van een plaats van door in het hier bedoelde systeem weinig over. Het enige voorbeeld uit Van Dale dat kracht bijzet, is: hoe komen we door de slechte tijd; overigens zou ik zelf de groep weer afsluiten met heen. Ik zou echter ook zeggen: zijn rapporten waren door het jaar heel slecht. Met enige aarzeling zie ik dus door in privatieve oppositie met in. Bij door wordt er nl. enige nadruk gelegd op het feit dat de tijdruimte geheel gevuld is.
* * *
Het zal de aandachtige lezer niet ontgaan zijn, dat er onder de voorzetsels in de sfeer van de tijd enkele zijn die geen lokale betekeniselementen tevens hebben. Dat is het geval met: gedurende, na, sedert en sinds. De andere hebben ieder ook een lokale betekenisschijf: binnen, buiten, door, in, om, omstreeks, omtrent, onder, op, over, rond, tegen, tijdens, tot, tussen, uit, van, vanaf, voor. Het zou wel a priori niet verwonderlijk zijn als de opposities in de temporele schijf een parallellisme vertoonden met die van de lokale schijf. Volkomen kan dat parallellisme overigens niet zijn, want de ruimte heeft drie dimensies en de tijd kan men zich moeilijk anders dan lineair, met één dimensie, voorstellen. En al hoeft het taaldenken niet volkomen parallel met de objectieve werkelijkheid te verlopen (men denke aan een gouden oorijzer, walvis, vleermuis enz. enz.) er is toch wel een nauwe verbondenheid aanwezig. Het binaire karakter van de correlatie | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||
is toch wel gegeven door de natuur, die tweeërlei geslachten kent. Zo zullen dus ook in de tijdssfeer opposities vervallen die in de lokale laag wel aanwezig waren, bv. de oppositie boven ≠ onder. In de tijd immers is geen verticaliteit. Corresponderend dan met de lokale oppositie voor ≠ achter, meen ik in het temporele de polaire oppositie voor ≠ na te mogen aannemen. De realiteit hiervan wordt m.i. wel bevestigd door bep. formulieren. In de oude katholieke katechismus stond bv. dat het raadzaam was te bidden ‘vóór en na het eten’Ga naar voetnoot6). Als het trouwens geoorloofd is, te verwijzen naar de bijwoorden, wijs ik op een gebruik in zinnetjes als: ‘ze kwamen voor en na binnen’. Uit Van Dale 2037 citeer ik ‘hij begaat de ene dwaasheid voor, de andere na; voor en na, telkens;...(spr.) voor gedaan en na bedacht heeft menigeen in leed gebracht’. Overigens heeft Van Dale bij de behandeling van voor en na als voorzetsel kennelijk nie aan het parallellisme gedacht. Bij voor geeft hij sub 5 ‘met betr. tot de tijd, ter aanduiding van een vroeger in de tijd zijn of geschieden’, doch bij na simpel ‘(van tijd) later dan’. Ik zou zelf voor dan ook omschrijven als ‘vroeger dan’. Voorts omschrijft Van Dale 2037 voor dezen als ‘vroeger’, doch na dezen als ‘na dit ogenblik, hierna, in de toekomst’. Terwille van de oppositie zou men ook met ‘later’ kunnen omschrijven. En terwijl Van Dale voor een paar dagen als ‘een paar dagen geleden’ omschrijft, omschrijft hij na in na een jaar moest hij terugkomen als ‘over’. Ook hier meen ik dat er toch zeker een polaire oppositie is. Het is nu misschien de beste gelegenheid de plaats van tegen te bepalen. Van Dale omschrijft zijn betekenis: ‘voor de naam van een tijdsruimte, een tijdstip of een gebeurtenis of toestand in verband met de tijd waarop deze plaats heeft of aanwezig is: bij het naderen van, kort voor’. Ik geloof dit te kunnen samenvatten in de omschrijving ‘kort voor’. Dit behelst dat er een privatieve oppositie met voor | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||
isGa naar voetnoot7). Immers als voor betekent ‘eerder dan’, betekent tegen ‘eerder dan doch slechts een weinig’. Precies dezelfde betekenis heeft bij in een syntagma als ‘het is bij zessen’. Als men dit vergelijkt met ‘tegen zessen kom ik’ en ‘het loopt tegen zessen’, ziet het er naar uit dat tegen en bij elkaars combinatorische varianten zijn. Verder is er weinig reden, aan bij een temporele betekenis toe te kennen. Voor een eigennaam in de temporele sfeer (Pasen, Nieuwjaar, enz.) komt het in ieder geval niet voor. Weliswaar geeft Van Dale in dit opzicht als omschrijving: ‘gedurende (zekere tijdruimte), onder (zekere omstandigheden)’Ga naar voetnoot8), maar bij de voorbeelden is er altijd van omstandigheid sprake. In gevallen ook als bij dag, bij nacht, bij avond wordt juist als bij bij licht of bij ontij speciaal dáárop gelet. Dat geldt ook van: bij vlagen en zeker van bij een glas wijn, al brengt Van Dale dit bij gelijktijdigheid onderGa naar voetnoot9). Merkwaardig is het gesteld met binnen en buiten. Lokaal is er zeker een polaire oppositie. Van Dale wijst daarop en constateert dat ook met betrekking tot het figuurlijke. Hij begint de omschrijving van buiten als vz. aldus: ‘1. duidt aan dat iets zich (eig. of fig.) niet bevindt in de ruimte door de aangegeven grenzen bepaald (tegenst. van in en binnen)’. Als enig temporeel voorbeeld geeft hij echter slechts ‘(Zuidn.) buiten tijd werken, na de gestelde tijd’. Terwijl ik de omschrijving met na hier beslist te beperkt vind, geloof ik trouwens dat syntagmata als buiten de vakanties evenzeer tot het ABN behoren. Bij binnen bezigt Van Dale de volgende omschrijving: ‘ter aanduiding dat iets geschiedt na het begin en voor het einde van een genoemde tijdsduur; gewoonl. met de bet.: in minder tijd dan: die afstand heb ik binnen 't uur gelopen; ge moet binnen drie dagen betalen, vóór die om zijn’. Ik meen dus te mogen concluderen dat enerzijds buiten in | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||
polaire oppositie staat met een bepaald betekenissegment van in (in de vakantie ↔ buiten de vakantie), anderzijds binnen opponeert met een bepaald betekenissegment van na (ge moet binnen drie dagen betalen ≠ ge moet na drie dagen terugkomen). De verhouding tussen binnen en in lijkt mij parallel te lopen met die uit de lokale laag. Ik geloof dus dat bij het gebruik van binnen meer nadruk op de begrenzing wordt gelegd. Volgens Van Dale 244 dient binnen in de tijdslaag ‘ter aanduiding dat iets geschiedt na het begin en voor het einde van een genoemde tijdsduur; gewoonl. met de bet.: in minder tijd dan’. Duidelijk is m.i. ook de polariteit van de oppositie
al heeft Van Dale zich daar weer niet over uitgesproken. Van Dale immers schrijft met betrekking tot vanaf: ‘2. bij de aanduiding van een tijdstip, a in de toekomst: te beginnen met..b in het verleden: sedert’Ga naar voetnoot10) en met betrekking tot tot: ‘8. ter aanduiding van een grens in de tijd’, hetgeen veel te ruim is. Het ware reeds winst geweest als deze omschrijving sub 8 in overeenstemming gebracht was met de lokale sub 1: ‘ter aanduiding van het punt waartoe een beweging loopt of een afstand of zaak zich uitstrekt, zonder verder te gaan’. Uit een deel van de omschrijving die Van Dale 1122 bij na geeft: ‘over: na een jaar moest hij terugkomen’ blijkt dat na en over voor een gedeelte elkaar kunnen vervangen. Deze twee woorden vormen gedeeltelijk dus één lexeem. Ten dele zijn over en na vrije varianten. Dit geldt zowel bij uuraanduidingen (kwart over vier = kwart na vier; terwijl wij boven reeds de polaire oppositie voor ≠ na opmerkten, blijkt er dus ook sprake van een zelfde oppositie tussen voor en over: kwart voor vier ≠ kwart over vier) als na woorden die als zodanig en tijdsruimte uitdrukken (ik kom over een jaar wel weer terug = ik kom na een jaar wel weer terug; in het laatste geval omschrijft Van Dale over met ‘na | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||
verloop van’Ga naar voetnoot11). Men gebruikt dus over ook om uit te drukken dat iets gezien vanaf het tijdstip waarop men spreekt in de toekomst ligt en aan het eind van een in bepaalde maat uitgedrukte tijd, in tegenstelling dus met twee andere kategorieën waar het om gaat in bv. maar na een week keerde hij weer terug en ik zal na de vakantie weer terugkomen. Vergeleken met de lokale laag is het aantal disjunktieve lexemen in de temporele heel beperkt. Naast het reeds genoemde rond = omstreeks = omtrent heeft men tussen. Van Dale zegt hiervan vaagweg: ‘2. met betrekking tot de tijd’ en geeft dan enkele voorbeelden. Het is echter duidelijk dat zijn betekenis een nauwkeurige parallel met die uit de lokale laag vormt. Het is thans de tijd om op te merken dat een aantal van de reeds genoemde en hier nog te noemen voorzetsels niet alleen dient om in de tijd te situeren maar ook om de maat van de tijd uit te drukken. Dat is doorgaans het geval wanneer het voorzetsel door een telwoord (hierbij het onbep. lidw. inbegrepen) gevolgd wordt:
Wij zullen ons verder met de structuur van deze laag niet bezighouden, maar merken op dat deze voorzetsels ook alle door andere woorden dan telwoorden gevolgd kunnen worden. Voor een bijzonderheid in de betekenis van over zou ik echter nog op het volgende willen wijzen:
en
Aangezien hier behalve de tijdmaat ook een situering tegenover het heden wordt uitgedrukt, meen ik goed te doen, deze betekenissen | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||
voor een afzonderlijke laag (of twee afzonderlijke lagen) te reserveren. Terloops merk ik wel op dat de juist bedoelde laag van over in verschillende dialecten verschillend functioneert. Terwijl de constructie met over in het ABN betrekking op de toekomst heeft, is dat in het Zuidnederlands niet het geval. Van Dale 1296 schrijft hiervan: ‘15. (Zuidn., in N. Ned. gew.) met betr. tot een tijdsruimte die voorbij is; voor: over drie jaar was hij nog kloek en gezond; zulk een tochtje heb ik over enige tijd gedaan’. Het ABN gebruikt hier: voor. Het geografische verschil in de structuur van voor en over zouden wij derhalve aldus kunnen voorstellen:
Ik geef deze schets slechts met grote reserve en alleen als schets. De open plaats in de onderste balk voor Limburg baseer ik bv. hierop dat een aantal Limburgse dialecten spreekt van kwart op drie, bv. Heerlen, Grevenbicht, Herten, Beegden, Horst, Weert (echter niet meer Venraai), terwijl bv. te Maastricht na gezegd wordtGa naar voetnoot12). Overigens schijnt Maastricht in een na verwante laag een neutralisatie te kennen; euverkorts betekent daar zowel ‘binnenkort’ als ‘kortgeleden’Ga naar voetnoot13). Wij richten nu nog even onze aandacht op een aantal gegevens die | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||
Van Dale in de temporele sfeer plaatst, maar die toch o.i. in de hier door ons behandelde structuur niet thuishoren. Ten aanzien van in schrijft Van Dale als volgt (blz. 773): ‘9. van tijd: 1o. om een geschieden op zeker tijdstip binnen de genoemde tijdruimte uit te drukken: in de kerstweek; in de zomer; in de nacht van 4 augustus 1789 (vgl. op de dag van de slag van Waterloo); zij blijven bijeen tot diep in de nacht (vgl. laat op de dag); - 2o, gedurende al de genoemde tijd: driemaal in de week; hij verdient veertig gulden in de week; - 3o. binnen het verloop van de genoemde tijdruimte: in een half uur kan hij terug zijn; - 4o. op het tijdstip dat de bep. omschrijft: in den beginne; -’. Met de eerste omschrijving kunnen wij meegaan. Die is in overeenstemming met onze eigen formulering. De vierde omschrijving is echter o.i. foutief. Er is geen sprake van een tijdstip maar van een tijdfase. Wij hebben boven reeds gezegd dat er oppositie is tussen in het begin en bij het begin. Over de derde omschrijving hebben wij hiervoren reeds bij de situeringsmiddelen die tevens maataanduidingen zijn gehandeld. Tenslotte rest de tweede omschrijving. Ik zie hier de functie van het voorzetsel als distributief, zodat we hier weer met een andere betekenislaag te doen hebben. Dit laatste geldt ook b.v. voor op in een groep als tweemaal op één dagGa naar voetnoot14). Over het voorzetsel met zegt Van Dale 1085 (in overeenstemming met WNT IX 613): ‘8. ter uitdrukking van een gelijktijdigheid’. Een voorbeeld als met de jaren leg ik al meteen als gekenmerkt door isolering terzijde. Overigens meen ik dat met niet zonder meer in de temporele laag thuis hoort, omdat men de functie evenzeer als circumstantiëel of zelfs als conditioneel (voor de toekomst) of causaal (voor het verleden) kan opvatten: met het aanbreken van de dag, met Pasen krijg je een nieuwe jas, ze hebben met Pasen een nieuwe jas gekregen. Zo is ook het gebruik van aan en bij (afgezien van het boven behandelde type: het is bij zessen) beter niet als temporeel te interpreteren. Deze voorzetsels worden trouwens ook niet met zuivere tijdsbegrippen b.v. eigennamen als Pasen) verbonden. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||
De betekenisschijf van op in syntagmata als: zij sidderde op die aanraking, op die woorden sprong hij eensklaps op, op het horen van enz. omschrijft Van Dale als ‘onmiddellijk nadat de handeling verricht wordt of een gebeurtenis voorvalt’. Het WNT XI 284, dat een soortgelijke omschrijving geeft, is echter van mening dat het niet altijd mogelijk is deze opvatting te scheiden van: ‘Juist als de handeling verricht wordt of de gebeurtenis voorvalt’. In zoverre hebben we dan identiciteit me een reeds door ons behandelde betekenisschijf. Echter merkt het WNT ibid. ook op: ‘Zeer vaak ook wordt hetgeen in deze zin vermeldGa naar voetnoot15) wordt min of meer duidelijk voorgesteld als het gevolg der handeling of gebeurtenis in de bepaling van op genoemd’. Ik zou hier van een causale functie kunnen spreken. Bij de behandeling van uit onderscheidt Van Dale ook een tijdsfunctie: ‘3. van tijd, om een behoren tot een vroegere tijdsruimte uit te drukken waarover men nu spreekt’. Hij geeft als voorbeelden: uit vroeger tijd, uit zijn jeugd vertellen. Het is echter duidelijk dat uit hier niet in oppositie staat met temporeel onder, vóór, na, vanaf, tot, tegen, rond, enz., het rijtje dat wij heel in het begin gaven. Men kan immers wel zeggen, met het als onderwerp:
doch niet:
Omgekeerd kan men wel zeggen
doch niet:
Het voorzetsel uit heeft hier niet de functie van temporeel te situeren. Wij hebben ons hiervoren al gedistancieerd van die betekenissegmenten waardoor de maat van de tijd wordt uitgedrukt, met name bij over. Daarvan is natuurlijk heel duidelijk sprake bij syntagmata als | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||
ik woon hier al over 't jaar, al van over 't jaar, een man van over de zeventig, waarvoor men kan vergelijken: hij woog over de honderd kilo. Maar evenzeer geldt deze terughoudendheid ook t.o.v. het gebruik van op dat Van Dale 1251 bedoelt als hij zegt: ‘in bepalingen welke een maat noemen: de pendule stond bijna op acht uren’; men zou hiermee kunnen vergelijken: de thermometer staat op tachtig. Overigens: drukt op hier wel een maat uit? Men vergelijke: de barometer staat op storm. Maar in ieder geval wordt er niet gesitueerd in de tijd. Ten aanzien van over schreef Van Dale nog 1296: ‘9. ter aanduiding van een zich uitstrekken over een bep. tijd: die registers lopen over meer dan twee eeuwen; - vandaar: gedurende, tijdens: over dag’. Het is duidelijk dat we in het tweede geval met isolering te maken hebben. Het eerste geval betreft echter een zgn. vast voorzetsel; daar is geen sprake van situering in de tijd. Ook wat Van Dale t.a.v. voor zegt ‘6. ter aanduiding van de duur waarvoor iets geldt: hij is voor zijn leven geborgen; hij heeft voor altijd genoeg; ik zeg u eens voor alijd; - voor dit maal, voor heden, wat deze keer, wat heden betreft’ blijft geheel buiten de temporele laag. In het derde voorbeeld is de betekenis ‘in plaats van’, in het vierde en vijfde ‘wat betreft’, in het eerste en tweede is voor moeilijk te omschrijven. Ik zie er een element in dat ook door een dativus commodi wordt uitgedrukt. Ik heb in deze studie enkele malen reeds een bepaald syntagma op grond van zijn isolering terzijde gelaten. Ik meen dat dit juist is. Gevallen van isolering stellen zich n.l. als zodanig buiten elk systeem. Bij die isolering zou ik verschillende mogelijkheden willen onderscheiden: a) het met het voorzetsel gevormde syntagma vertoont een semantische isolering: op zicht, tot ziens (afscheidsformule), op stel en sprong (dadelijk), bij tijden (nu en dan), op eens, op slag, uit de tijd (verouderd), tussen de bedrijven door (zo onder de hand), door de week (op gewone werkdagen), in een handomdraai(en), in een wip, van mijn leven niet, te pas komen, op mijn oude dag, op jaren komen, morgen aan de dag, op heterdaad enz.; b) wat op het voorzetsel volgt komt niet zelfstandig voor en ook niet | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||
na andere voorzetsels: van kindsbeen af, op zijn elf en dertigst, om bestwil, om wille van, na dato, bij wijlen; c) het voorzetsel wordt door een datief gevolgd: te allen tijde, te gelegener tijd, te zijner tijd, heden ten dage; eigenlijk is dit slechts een bepaalde vorm van de onder b) reeds genoemde mogelijkheid. Indien er dan al niet van isolering gesproken mag worden, toch is het duidelijk dat wij in ons lexikale systeem ook afzien van die gevallen waar het voorzetsel samen met een ander woord een eenheid vormt die integraal een betekenis heeft en die dan een heel paradigma achter zich kan krijgen, bv.
Hier betekent om + lidwoord samen ‘telkens na’. Een ander voorbeeld vond ik in Van Dale 1933 waar sub XIX van van gezegd wordt: ‘bij de aanduiding van het tijdstip waarop of van de tijd waarin iets gebeurt of waarin iets gesitueerd wordt’ en waarbij er dan sprake is van voorbeelden als: van de zomer, van 't jaar (bv.: ik ben van 't jaar nog geen dag thuis geweest), van de winter, van 't voorjaar. Hier heeft van + lidwoord dezelfde betekenis als het demonstrativum van nabijheid (deze, dit). Syntagmatisch is die groep overigens gebonden aan een volgende aanduiding van een tijdvak van iets langere omvang. Wanneer een met het voorzetsel beginnende ‘groep’ ook als één woord gespeld wordt, is er reden om van die woordeenheid uit te gaan, waarmee de zelfstandige betekenis van het ‘voorzetsel’ komt te vervallen. Ik denk b.v. aan achter elkander, dat Van Dale 38 in twee woorden, het WNT I 636 echter aan elkaar spelt; en aan van avond, van daag en van nacht, die bij Van Dale zowel los als aaneengeschreven voorkomenGa naar voetnoot16). Alvorens nu te sluiten met de tekening die de ordening der voorzetsels welke dienen om temporeel te situeren aanschouwelijk voorstelt, merken wij nog uitdrukkelijk op dat wij ons in de hierboven gegeven | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||
beschrijving het ABN en wel in zijn noordelijke vorm voor ogen hebben gesteld. Incidenteel hebben wij wel eens een enkel zuidelijk verschijnsel genoemd, maar als wij het zuiden en ook de noordelijke dialecten er in betrokken hadden, zou het beeld veel gecompliceerder zijn geworden. Op blz. 38 zegt Van Dale b.v. bij de behandeling van achter, dat achter in de betekenis van na nog in ‘gewestelijke’ taal, vooral in het Zuiden (Brab. en Vlaand.) in gebruik is. Voorts kent het Znl. over andere dag voor ons om de andere dag (Van Dale 1170), op een week en op een jaar voor in een week en in een jaar (Van Dale 1251) en gebruikt het binnen in de betekenis: na verloop van (Van Dale 244). Verder schrijft Van Dale t.a.v. van: ‘51. gedurende, tijdens, meestal in negatieve zinnen en vaak in verb. met al, heel of gans; thans in N.-Ned. in 't alg. veroud.: van hele dagen ging ze uit zijn gedachte niet meer (Streuvels)’. De syntagmata om één uur, om twee uur enz. vertonen volgens Van Dale te in het Znl., maar ook in de schrijftaal. Ik heb het niet noodzakelijk geacht wat exclusief schrijftaal is, ook in het systeem zijn plaats aan te wijzen. Daardoor is ook te komen te vervallen, al geeft Van Dale 1803, overigens zonder beperking, te Pinksteren. Voor mij is dit geen gebruikelijk syntagma. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||
Situering in de tijd
Verklaring van de tekens
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||
SummaryWhen trying to find the structure of the time stratum of the meanings of prepositions, one has to examine which words are simply variants, and which are in opposition to each other. In this way one finds families of words with the same stratum of meaning. They can be called lexemes. | ||||||||||||||||||||||||||
RectificatieOp twee kaarten van mijn artikel in Ts LXXX, 1 vlg. zijn omissies te betreuren. Op de kaart op blz. 2 moet vóór maget een gevulde driehoek met de punt omhoog staan, vóór get een dito met de punt omlaag en vóór gay een lege driehoek met de punt omlaag. Op de kaart van blz. 16 is vóór met d een gevulde driehoek uitgevallen en vóór zonder d een gevuld baksteensilhouet.
A. Weijnen |
|