Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 78
(1961)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |||||||||||||
Ten derde male Jan van Stijevoort.In jaargang 1953 van dit tijdschriftGa naar voetnoot1) deelde ik enige nieuwe bijzonderheden mede uit de Utrechtse levensperiode (1515-1576) van de zuidnederlandse refereinenverzamelaar Jan van Stijevoort. In de kapittelgemeenschap der Utrechtse Sinte Marie vervulde deze man het officie van vicaris (plaatsvervanger van een kanunnik)Ga naar voetnoot2) en had ook een belangrijk aandeel in de administratieGa naar voetnoot3). Geleidelijk verwierf hij er nog enige andere officies, o.a. dat van campanarius (klokkenluider, hulpkoster), in welke laatste hoedanigheid hij de bibliotheek en de sieraden van het kapittel beheerdeGa naar voetnoot4). Sedert 1520/1 was hij lid van de broederschap van Utrechtse priesters, waarin hij vele jaren het ambt van cameraar (penningmeester) vervulde en gedurende vier jaren zelfs dat van deken. Bij zijn provisie met een vicarie in de Utrechtse Sint Pieter (welke vicarie hij weldra ruilde met een in Sinte Marie), op 24 october 1515, heet hij: Jo. Arnoldi de Steenfordia clericus Leodiensis diocesis. Zowel het ontbreken van de titel dominus als de aanduiding clericus maken het (anders dan ik vroeger meende) wel hoogstwaarschijnlijk, dat hij toen nog slechts lagere wijdingen had ontvangen. Trouwens, de plaatsvervanger van een kanunnik behoefde evenmin priester te zijn als de kanunnik zelf. Wel was hij verplicht, zich tot priester te laten wijden, zodra het kapittel dit eiste, en dit gebeurde in de regel vrij spoedig. Uiterlijk in 1520/21 ontving Jan van Stijevoort de priesterwijding, in | |||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||
geen geval veel eerder, omdat hij pas in 1520/21 lid werd der broederschap van priesters. Zijn naam komt niet voor op de lijsten der wijdelingen van het bisdom Utrecht, die tot en met de jaren 1518 gepubliceerd zijnGa naar voetnoot5). Eerder zal hij zijn gewijd in het diocees Luik, waar hij de lagere wijdingen had ontvangen. De vraag naar hel diocees zijner hogere wijdingen is van belang voor de vraag, of hij tussen 1515 en 1520 al of niet in Utrecht heeft geresideerd. Een duidelijk antwoord is niet mogelijk. Wel moet nog worden vermeld, dat zijn vicarie van Sinte Marie spoedig het karakter kreeg van een vicariaat of kapelaanschap in moderne zin, omdat Stijevoort in latere stukken wel eens presbyter animarum, priester met zielzorg heet. Uitgaande van een priesterwijding in of tegen 1520/1, moet men Stijevoort's geboorte plaatsen omtrent 1495 of 1497, al naar gelang hij op 25-jarige of 23-jarige leeftijd priester werd gewijd. De plaats zijner geboorte moet in het onzekere blijven. Bij een Luiks clericus wijst de naam Stijevoort taalkundig stellig naar Stevoort bij Hasselt, maar als geslachtsnaam was deze toenaam destijds in Maasland en Brabant reeds zozeer verbreid, dat de dragers niet van Stevoort geboortig behoefden te zijn. Ook in dit geval moet men waarschijnlijk aan een geslachtsnaam denken, omdat de refereinenverzamelaar op zijn oude dag meermalen ondertekent met Stijevoort tout court, maar dwingend is de gedachte in die richting allerminst. Het enige houvast voor Stijevoort's afstamming is het patronymicon Arnoldi (Aerts), waarmede hij in 1515 eenmaal (voor de enige en laatste maal) verschijnt, maar ook dit gegeven voert niet veel verder. Was het zijn vader of zijn grootvader die Arnoldus heette? Het ene is evengoed mogelijk als het andere. Daarnaast is nog mogelijk, dat dit patronymicon reeds geslachtsnaam was en noch naar de vader noch naar de grootvader wijst. In dit laatste geval zou hij (zoals vooral in de Kempen veel voorkwam) een secondaire, nader bepalende geslachtsnaam zijn, dienende ter onderscheiding van verschillende takken of geslachten met gelijk patronymicon. | |||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||
Tot zover de recapitulate van de in 1953 verstrekte nieuwe gegevens, waarbij enkele nieuwe bijzonderheden werden ingelast en ook een enkel détail werd gerectificeerd, zonder dat het totale beeld daardoor wijziging onderging. Anders staat het met de veronderstelling, die ik in 1953 op de nieuwe gegevens liet volgen; de veronderstelling namelijk, dat Jan van Stijevoort zou hebben gestudeerd in Leuven en daar in 1509 zou zijn gepromoveerd tot Meester in de Vrije Kunsten onder de naam Joannes Kestel, ex Steyvordia. Toetsing van de juistheid dezer veronderstelling is nu mogelijk geworden aan de hand van het derde deel van de Leuvense Universiteitsmatrikel, dat in 1958 van de pers kwamGa naar voetnoot6). Het blijkt daaruit, dat de refereinenverzamelaar Jan van Stijevoort in Leuven diverse naamgenoten had. Een lastige bevinding, die het wenselijk maakt, het onderzoek te heropenen met een lijst van deze naamgenoten.
| |||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||
Al deze Jan van Stevoort's waren Zuid-Nederlanders, uit het gebied tussen Maas en Schelde. Velen hunner waren zelfs thuis in het college De Lelie (Lilium), dat hoofdzakelijk door Luikenaars of Maaslanders werd bezocht. Hun aller naam wijst taalkundig naar Stevoort bij Hasselt, waarvan nummer 3 (te oordelen naar het voorzetsel ex) zelfs geboortig moet zijn. In diezelfde tijd vindt men aan de universiteit van Keulen geen enkele student met de naam Jan van Stevoort of daarop gelijkende naam. Met deze lijst van Leuvense candidaten is dus de candidatenlijst compleet. Men zou nu zeggen: allicht is een van die vele naamgenoten onder de Leuvense studenten en magistri identiek met de refereinenverzamelaar Jan van Stijevoort, die uit het diocees Luik afkomstig was. Te | |||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||
eerder zou men dit zeggen, omdat Jan van Stijevoort's bundel een referein (XV) bevat van de Leuvense organist Pieter Isebeele en een ander referein (CCXXVI), dat een envoi heeft aan de H. Maagd als princesse van de Leuvense rederijkerskamer De Kersouw. En toch: hoe stelt deze candidatenlijst teleur, hoe weinig namen blijven over na toetsing volgens bepaalde criteria. Bijna alle candidaten moeten worden geëlimineerd wegens chronologische bezwaren, als men het geboortejaar van de refereinenverzamelaar rond 1495 plaatst en zijn priesterwijding in of kort vóór 1520/1. Ook de Joannes Kestel, ex Steyvordia, van 1509, de enige candidaat die duidelijk van Stevoort geboortig lijkt en die ik in 1953 voor identiek met de refereinenverzamelaar meende te mogen houden. Na schifting blijven alleen de nummers 4, 5 en 6 over als candidaten, die nog enigszins in aanmerking komen, de ene meer, de andere minder, maar geen van alle met overtuigende duidelijkheid. Slechts nummer 5 (1512: Johannes de Grotscop de Styvordia) past volkomen in het boven gestelde chronologische levensschema, maar Styvordia is hier wel geen geslachtsnaam. Ook nummer 6 (1514: Johannes filius Karoli Coopman de Steenvoirdia) komt nog enigszins in aanmerking, indien zijn grootvader Arnoldus zou heten en mits men de gestelde chronologie iets ruimer hanteert. In 1514 ingeschreven en in 1517 gepromoveerd, zou hij in 1520 (indien hij identiek ware met de refereinenverzamelaar) op ongeveer 23-jarige leeftijd zijn priester gewijd, wel niet de reglementaire, maar een toch lang niet ongebruikelijke leeftijd voor priesterwijding. De candidatuur van nummer 4 (magister Joannes de Steyfordia), die in 1511 de eed aflegde voor twee minderjarige studenten, is uitermate aanlokkelijk. Een zijner pupillen, Robertus Viruli Junior, ontplooide zich later als de bekende gastheer van Erasmus en zijn vriendenkringGa naar voetnoot12). Hoe aantrekkelijk ware het, te mogen geloven, dat de refereinenverzamelaar Jan van Stijevoort een rol had gespeeld in de | |||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||
opkomst van de nieuwe geest te Leuven, ja met Erasmus persoonlijk had kennis gemaakt. Edoch, de bezwaren zijn zo groot, er moeten zo veel willekeurige elementen worden ingeschoven, dat aan dit wensverschiet geen voedsel mag worden gegeven. Neemt men het gunstigste geval, nl. dat de man in kwestie in 1511 juist was gepromoveerd (de gewone leeftijd daarvoor was 17 + 3 = 20 jaar), dan zou hij (gesteld dat hij de refereinenverzamelaar ware) 24 jaar zijn geweest, toen hij 1515 vicaris te Utrecht werd en meer dan 25 jaar, toen hij priester werd. Een niet onmogelijk geval, maar toch zeer onwaarschijnlijk, omdat de candidaat in kwestie in 1511 zo goed als zeker meer dan 20 jaar oud was. Het was immers een regens van een college, in dit geval van het college De Lelie, die bij de inschrijving voor minderjarige studenten de eed placht af te leggen, en het zou wel vreemd zijn, als de regens een kersvers gepromoveerd meestertje wasGa naar voetnoot13). Trouwens, waarom zou een Leuvense regens een armzalige prebende in Utrecht gaan zoeken? En kan men wel enige rol in de vorming van het Erasmiaanse milieu te Leuven toeschrijven aan de refereinenverzamelaar Jan van Stijevoort, die tot het slag der oude rederijkers behoorde, in zijn bundel zelfs veel werk opnam van een reeds voorbije generatie van rederijkers? Bovendien, belangrijke afwijkingen in de gestelde chronologie mag men zich niet veroorloven, omdat de refereinenverzamelaar tot in 1576 is blijven leven. De uitslag van deze test der candidaten is niet weinig teleurstellend. Van de negen candidaten moeten er zes geheel buiten beschouwing blijven. Van de drie resterende is de regens magister Joannes de Steyfordia waarschijnlijk niet meer dan een fata morgana en de twee andere (Johannes de Grotscop de Styvordia 1512 en Johannes filius Karoli Coopman de Steenvoirdia 1514) vallen wel chronologisch binnen het gestelde kader, maar hun naamsomschrijving heeft niet veel gemeen met die van de refereinenverzamelaar. Après tout ga ik mij afvragen of deze verkenning in Leuven niet op een dood spoor voert of wellicht zelfs een verkeerd spoor is geweest. In geen enkel stuk heet de refe- | |||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||
reinenverzamelaar Magister of Meester. Een Magister zou het toch wel verder dan vicaris hebben gebracht. En zo moet ik dan bekennen, dat van mijn vroegere veronderstelling, dat de refereinenverzamelaar Jan van Stijevoort in Leuven de Meestergraad zou hebben behaald, de juistheid bij nader inzien onbewezen is, even onbewezen als die van de meer gangbare veronderstelling, dat hij zou zijn geboren in Stevoort bij Hasselt. Of zij daarom ook fout is? De toekomst zal het misschien uitmaken. P.C. Boeren |
|