Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 77
(1959-1960)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Willem Bilderdijk en Pietro MetastasioGa naar voetnoot1)Reeds meerdere literair-historici hebben zich beijverd om de draden te ontwarren die de raadselachtige figuur van Willem Bilderdijk verbinden met de Europese letterkunde van zijn tijd. Aan hun arbeid danken wij een drietal overzichten van Bilderdijks denkbeelden over de Franse, de Duitse en de Engelse kultuur, en van de invloed die deze op hem hebben uitgeoefendGa naar voetnoot2). Ononderzocht bleef echter tot op heden zijn verhouding tot Italië en de Italiaanse literatuur. Nochtans leefde Bilderdijk in een periode waarin ten onzent het Italiaans aanvankelijk meer en beter werd gekend als het Hoogduits en waarin ook elders een grote belangstelling bestond voor de Italiaanse letterkundeGa naar voetnoot3). Dat Bilderdijk de taal van Dante beheerste, is daarom niet zo uitzonderlijk. Tijdens zijn verblijf in Engeland heeft hij privé-lessen in het Italiaans gegeven en gedurende enige tijd korrespondeerde hij toen in die taal met zijn geliefde Katharina Wilhelmina Schweickhardt, aan wie hij zelfs eens een Italiaans gedichtje opdroeg met de zwierige titel: ‘All' amabilissima donna Catarina Guglelmina Schweickhardt’Ga naar voetnoot4). Vertalingen uit het werk van Dante, Petrarca, Michelangelo en anderen, bewijzen daarenboven dat Bilderdijk behoorlijk thuis moet zijn geweest in de Italiaanse literatuur. Wie zich trouwens met zijn geschriften bezighoudt, zal merken dat Bilderdijk zijn opvattingen meer- | |
[pagina 242]
| |
malen toetst aan die van oudere of moderne Italiaanse auteursGa naar voetnoot5). Het is interessant na te gaan hoe hij dit laatste doet m.b.t. het werk van de geniale operaschrijver Pietro Trapassi, alias Metastasio. Onder de Italianen die in de achttiende eeuw grote bewondering genoten in de beschaafde wereld, neemt Metastasio een zeer belangrijke plaats in. In zijn in 1954 herdrukte studie Arcadia e illuminismo veronderstelt Fubini zelfs dat het deze schrijver is geweest, die het tanende prestige van de Italiaanse literatuur na 1750 volkomen heeft hersteldGa naar voetnoot6). Het is mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat Fubini's uitspraak overdreven is, maar een feit blijft dat de werken van Metastasio in heel Europa werden gelezen en opgevoerdGa naar voetnoot7). Wellicht bestaat daarvoor geen tekenender bewijs als het getuigenis van Denina, volgens wie men in Pruisen tijdens de eerste regeringsjaren van Frederik II voornamelijk Italiaans leerde: ‘pour lire les opéra de Metastasio et les comédies de Goldoni’Ga naar voetnoot8). Of ook de achttiende-eeuwse Nederlanders de Italiaanse taal bestudeerden met als voornaamste doel de werken van Metastasio en Goldoni te lezen, is intussen een andere kwestie. Een feit is overigens dat de werken van eerstgenoemde ook in Nederland lang niet onbekend waren. In een studie die eerlang zal verschijnen in het Italiaanse tijdschrift Convivium te Bologna, heb ik daarover enkel voorlopige gegevens bijeen gebrachtGa naar voetnoot9). Aangezien de Nederlandse verering van Metastasio wel voorgoed tot het verleden schijnt te behoren, heeft het in dit verband echter meer nut eraan te herinneren wie nu eigenlijk deze toneelschrijver was, die zelfs nog door niemand | |
[pagina 243]
| |
minder als Leopardi werd aangeduid als: de enige Italiaanse dichter na Torquato TassoGa naar voetnoot10). Pietro Trapassi werd in 1698 geboren te Rome en muntte reeds als tienjarige jongen uit in het improvizeren van verzen, een kunst die destijds hoog in aanzien stond. De geleerde schrijver Gian Vincenzo Gravina, auteur van de bekende verhandeling Ragion Poetica, nam de talentvolle knaap als pleegzoon aan, gaf hem een klassieke opvoeding en vergriekste zijn naam tot ‘Metastasio’. Als veertienjarige voltooide Gravina's leerling zijn eerste tragedie en hij begon daarmee een glorieuze karrière die zou duren tot 1782, het jaar van zijn dood. Meer als vijftig jaar was Metastasio werkzaam als hofdichter in Wenen, waar hij tientallen drama's schreef die door de beroemdste komponisten - onder wie ook Mozart - zijn getoonzet. Algemeen wordt hij beschouwd als de man die het muziekdrama heeft verheven tot een waarachtig letterkundig genre. Metastasio was echter te zeer pleegzoon van de teoretikus Gravina en tevens kind van zijn over poëtische voorschriften redekavelende tijd, om niet te beseffen dat zijn zangspelen met de klassieke wetten op gespannen voet leefden. Het is bepaald amusant te lezen hoe hij in zijn teoretisch geschrift Estratto dell' arte poetica d'Aristotile e considerazioni su la medesima zijn eigen, nieuwe dramatische kunst verdedigt, door op allerlei manieren te beredeneren dat zij een rechtstreekse voortzetting is van de kunst der Griekse tragedieschrijvers, wier werken immers eveneens werden gezóngen. Ook als hij grotere vrijheid bepleit tegenover de toneelwetten, houdt hij daarbij het werk van Aristoteles en andere klassieke schrijvers in de handGa naar voetnoot11). Niet ongeestig schreef Francesco De Sanctis later dat de bewering, als zou Metastasio zg. ‘tragi-comedies’ hebben geschreven in stede van zuivere tragediën, in de oren van de schrijver zelf | |
[pagina 244]
| |
zou hebben geklonken als een vloek: ‘sarebbe stato come dire una bestemmia’, zo staat er letterlijkGa naar voetnoot12). Voor Bilderdijk, de geremde romantikus die tevens een vrijgevochten klassicist was, moest een dergelijke auteur wel geheime aantrekkingskracht hebben. In zijn verhandeling Het treurspel van 1808 beroept hij zich dan ook meermalen op de Italiaan. Als Bilderdijk zich bijvoorbeeld verzet tegen een al te strenge toepassing van de eenheid van plaats, gebeurt dit met een verwijzing naar Metastasio en in bewoordingen die onmiddellijk aan diens teoretisch geschrift over het toneel herinneren. Hetzelfde geldt voor een passage waarin de noodzakelijkheid der indeling in vijf bedrijven wordt betwijfeld. Maar ook waar Bilderdijk niet rechtstreeks op geschriften van Metastasio schijnt te steunen, bevat zijn verhandeling uitspraken die overeenkomst vertonen met diens denkbeelden. Zo deelt hij met hem zijn duidelijke afkeer van het realistisch toneel en de opvatting dat de Italiaanse volksaard te ‘luchtig’ zou zijn om de echte Griekse tragedie te kunnen genietenGa naar voetnoot13). Doch Bilderdijks kontakt met Metastasio gaat verder als deze en enkele andere gemeenschappelijke ideeën. Reeds eerder heb ik erop gewezen dat ook in zijn tot voor kort nog onbekende toneelspel Zelis en Inkle - voorzover mij bekend de enige dramatische robinsonade in onze letterkunde - enkele opvallende overeenkomsten zijn aan te wijzen met een stuk van TrapassiGa naar voetnoot14). Metastasio moet trouwens enige tijd tot Bilderdijks uitverkoren auteurs hebben behoord: toen hij in 1795 uit Nederland was verbannen, heeft hij niet gerust voor zijn eerste vrouw hem het verzameld werk van de Italiaan had nagezonden. Hoe zeer hij hem bewonderde blijkt ook uit zijn later opstel over de versifikatie, waarin hij spreekt over: ‘de grote en voor melodie hoogst gevoelige | |
[pagina 245]
| |
dichter Metastasio’Ga naar voetnoot15). Voor wie Bilderdijks talrijke en schijnbaar moeiteloos voltooide vertalingen kent, is het daarom enigszins merkwaardig dat zijn verzamelde dichtwerken - vijftien dikke delen - slechts één zesregelige strofe naar Metastasio bevattenGa naar voetnoot16). Een vertaling in handschrift die aanwezig is in het Bilderdijk-Museum, geldt slechts een fragment van acht regels en is dus kwantitatief eveneens van weinig belang. Maar het feit dat dit fragmentje gedateerd is, doet ons in ieder geval de zekerheid aan de hand dat Bilderdijk zich nog in 1822 aktief met de werken van de Italiaanse dichter heeft bezig gehoudenGa naar voetnoot17). Een juiste maatstaf voor de kennis van Bilderdijks waardering voor Metastasio en van zijn aktiviteiten als vertaler van diens werken, vormen deze stukjes echter geenszins. De kwestie is dat Metastasio op de eerste plaats toneelschrijver was, en Bilderdijk kennelijk niet. Daarvoor leverde zijn (romantische) inspiratie een te ongelijke en nooit aflatende strijd met de klassicistische voorschriften waaraan hij zich tevergeefs poogde te onderwerpen. Zoals wij zien zullen, ligt hier de oorzaak der ‘mislukking’ van een tweetal pogingen die de Nederlandse dichter heeft aangewend, om zich de zangspelen van Metastasio voor zijn eigen dramatisch werk ten nutte te maken.
In het onuitgegeven toneelwerk van Bilderdijk komen twee treurspel-ontwerpen voor die de dichter resp. Reimond, koning van Trebisonde en Cleonice wilde noemen. Het eerstgenoemde stuk moet zijn geschreven tussen 1784 en 1795Ga naar voetnoot18). Het handelt over een worstelwedstrijd die door de koning | |
[pagina 246]
| |
van Trebisonde wordt uitgeschreven en waarvan de overwinnaar 's konings dochter (Cyane) tot bruid zal krijgen. De man die de wedstrijd wint, heet Ruggiero en is toevalligerwijze de minnaar van de prinses. Alles zou dan ook zonder moeilijkheden verlopen zijn, ware het niet dat Ruggiero krachtens een gelofte (en zonder dat hij aanvankelijk de inzet van het ‘spel’ kende) had gestreden op naam van zijn vriend en weldoener Olinthes, die nu natuurlijk de buit - in casu de koningsdochter - komt opeisen. De dappere kampvechter zelf verdwijnt dan na een hartroerend afscheid van het toneel, maar ook de prinses maakt aanstalten om samen met haar vriendin - tevens ‘vertrouwde’ - te ontvluchten. Zover komt het echter niet. De aanstaande bruidegom Olinthes (de man die dus zelf niet gevochten heeft en voor wie de prinses alleen maar minachting toont) dringt de vertrekken van de koningsdochter binnen om haar te schaken, maar wordt daarbij verrast door de koning zelf. Hij verwondt deze in een gevecht. Later blijkt nu dat de geweldenaar en bedrieger - Olinthes dus - dezelfde is als de doodgewaande zoon van de koning, tevens tweelingbroer van de prinses die hij schaken wilde! Onder indruk van een voorspelling had de koning hem kort na zijn geboorte willen laten ombrengen, maar dit blijkt niet te zijn gebeurd. Wanneer dit uit de doeken is gedaan, komt de kampvechter en minnaar Ruggiero weer ten tonele, maar nu samen met een groep ridders die zijn huwelijk met de prinses eisen. Dit wordt toegestaan. De weergevonden koningszoon Olinthes krijgt tenslotte vergiffenis en wordt in genade door zijn vader aangenomen, nadat een raadsman er de koning op gewezen heeft dat het orakel nu is vervuld. Hij zegt: ‘het orakel is vervuld. Uw zoon moest u naar het leven staan, gij zoudt hem ter dood veroordelen. Beide is geschied. Stel 't volk en uw eigen hart te vreden’. Het valt bij lezing van dit handschrift onmiddellijk op, dat Bilderdijk verschillende tonelen niet heeft uitgewerkt, doch ervoor verwijst naar een bepaalde scène uit een ander stuk. Enkele keren staat er: | |
[pagina 247]
| |
‘als bij Metastasio’. Deze aanwijzing en het feit dat Bilderdijk in zijn handschrift verschillende namen heeft doorgehaald en door andere vervangen, doen vermoeden dat hij heeft willen steunen op een toneelstuk van Pietro Trapassi. Inderdaad is dit het geval. Zijn ontwerp is niets meer als een bewerking van Metastasio's Olimpiade. Dit Italiaanse stuk telt echter drie bedrijven, terwijl Bilderdijks ontwerp er vijf heeft. De Nederlander heeft de handeling - waarvan ik zojuist alleen maar de allerbelangrijkste elementen heb aangeduid - dan ook met nieuwe tonelen moeten uitbreiden: de mislukte schaking door Olinthes, de ontvluchtingspoging van de prinses en haar vertrouwde, enkele alleenspraken, en de inval van Ruggiero aan het slot, waarbij door de ridders zijn huwelijk met de koningsdochter wordt geëistGa naar voetnoot19). Ook bij Metastasio komt de aanslag op de koning voor. Dan is ze echter een daad van vertwijfeling van Licida (Olinthes), wiens bedrog bij het worstelspel wordt ontdekt en die bovendien verneemt dat zijn trouwe vriend Megacles (Ruggiero) zelfmoord heeft gepleegd uit wanhoop om de verborgen liefde die hij terwille van hem blijkt te hebben verloochend. Bij Bilderdijk kan de aanslag slechts worden verklaard uit het feit dat de koning ingreep toen Olinthes zijn schakingsplan wilde uitvoeren. Een bij Metastasio psychologisch verantwoorde handeling reduceert de Nederlander aldus tot een toevalligheid, die voortvloeit uit de door hem toegevoegde schakings-episode. Er is maar één toevoeging van Bilderdijk die een bepaalde noodzaak aan de gebeurtenissen geeft. Dat is de wijze waarop hij het orakel-motief hanteert. Bij Metastasio komt dit slechts ter sprake als de koning zijn zoon vertelt waarom hij niet aan het hof is opgegroeid. Ik vertaal: ............ Ja, je werd geboren als tweelingbroer van Aristea (= Cyane). Delfi droeg me op je als kind in zee te dragen, wijl een vadermoord mij door jou bedreigde. Na de herkenning blijft de koning van mening dat zijn zoon toch ter | |
[pagina 248]
| |
dood moet worden gebracht, omdat op het door hem gepleegde misdrijf nu eenmaal de doodstraf staat. Doch het koor van priesters en het volk spreekt de weergevonden zoon vrij:
Opdat in hem niet zij gestraft
de onschuldige vader.
Het is om deze reden dat Licida (Bilderdijks Olinthes) aan de dood ontkomt. Het orakel-motief dient dus slechts om zijn onbekende afkomst te verklaren. In Bilderdijks spel is deze antieke idee van veel meer belang. Het feit dat het orakel volledig is vervuld, betekent het einde van zijn stuk. Men is tot het inzicht gekomen dat dit alles noodzakelijkerwijze zo moest geschieden. Door de voorspelling te wijzigen (‘uw zoon moest u naar het leven staan’) en uit te bereiden met een tweede lid (‘gij zoudt hem ter dood veroordelen’), kon Bilderdijk zijn stuk onder de ban van het orakel houden en toch de gelukkige afloop van Metastasio overnemen. Enerzijds heeft Bilderdijk dus getracht de verwikkelingen van Metastasio's spel onder de dwang van een klassieke hoofddaad te brengen, anderzijds heeft hij die verwikkelingen zelfs nog met enkele episoden moeten uitbreiden om aan een andere klassieke eis, die der vijf bedrijven te kunnen voldoen. Ook de eenheid van plaats baarde moeilijkheden. De toegevoegde episode der ontvluchtingspoging van de prinses noodzaakte hem tot een afwijkende toneelaanwijzing voor het vierde bedrijf: ‘hofgallerij, uitzicht naar de haven. 't Is nacht. Maneschijn’. In het zelfde bedrijf wordt het ‘intusschen dag’, maar men kan aannemen dat de gehele handeling binnen de vierentwintig uur haar beslag krijgt. Dit is trouwens ook bij Metastasio het geval. Wil diens drie-delig stuk echter niet meer zijn als een ‘drama van vriendschap en liefde’ tegen de achtergrond van een arkadisch landschap, Bilderdijk heeft getracht zijn spel een klassiek uiterlijk te geven door een aantal over vijf bedrijven verdeelde verwikkelingen te binden in de knoop van het antieke orakel-motiefGa naar voetnoot20). | |
[pagina 249]
| |
Een opvallend vormverschil levert tenslotte nog het feit dat Bilderdijk de koren van het Italiaanse zangspel niet heeft overgenomen. Zijn stuk is over het algemeen statiger en heftiger, wat bijvoorbeeld blijkt uit zijn vierde toneel dat een pastoraal tafereeltje van Metastasio vervangt en ook uit het rumoerige slot van zijn ontwerp, waarin geen enkele overeenkomst met zijn Italiaanse voorbeeld meer valt aan te wijzen.
Het (meer beknopte) treurspelontwerp dat Bilderdijk de titel Cleonice heeft gegeven, werd vermoedelijk in 1798 of 1799 in Duitsland geschrevenGa naar voetnoot21). Helaas is het handschrift door vele doorhalingen en veranderingen bijna onleesbaar geworden. De inhoud komt neer op het volgende: Cleonice is een kroonprinses die gedwongen wordt een gemaal te kiezen. Ze is verliefd op Nicander, van wie verondersteld wordt dat hij niet van koninklijken bloede is. Na allerlei verwikkelingen blijkt evenwel dat Nicander de vroeger verdwenen Demetrius is, telg uit het vorige vorstengeslacht en de eigenlijke troonopvolger. Een rivaal van Nicander veroorzaakt nu een burgeroorlog, die ertoe leidt dat prinses Cleonice gevangen wordt genomen. Ten onrechte meent zij dat dit gebeurt op last van haar minnaar Nicander, alias Demetrius. In het laatste bedrijf wordt zij weer bevrijd, maar uit vrees voor een huwelijk met de rivaal van haar minnaar - die tijdelijk de macht in handen heeft gekregen - neemt zij vergif in. Tenslotte slaagt Nicander erin aan het opstandige bewind een einde te maken. Eigenhandig doorsteekt hij zijn tegenstander. Zijn geliefde is dan niet meer te redden en de overwinnaar pleegt zelfmoord op haar lijk. | |
[pagina 250]
| |
Drie keer verwijst Bilderdijk voor een bepaald toneel naar een scène uit een ander stuk, waarvan hij echter titel noch auteur noemt. Dit stuk is zonder enige twijfel de Demetrio van Pietro Metastasio. Diens spel telt slechts drie bedrijven en eindigt anders. De opstandige rivaal spreekt tenslotte tot Demetrius: ............ In u, mijn Heer, erken ik
mijn koning en ik berouw mijn naijver.
Zijn vader voegt daaraan toe: ............ En dat de wereld lere
uit uw deugd, hoe in het menselijk hart
roem en liefde tezamen kunnen wonen....
waarop als laatste toneelaanwijzing volgt dat prinses Cleonice en haar minnaar de troon bestijgen. Een gelukkige afloop dus. Heel anders is het bewogen treurspel van Bilderdijk, dat weer vijf bedrijven heeft. Wat hij van Metastasio heeft overgenomen, is o.a. het motief van de onbekende vorstenzoon die door een prinses wordt uitverkoren. Tevens had hij het voornemen de ekspositie en een tweetal andere tonelen van de Italiaan in zijn treurspel te verwerken: het afscheid van Alceste (Bilderdijks Nicander) die zijn geliefde verlaat om haar de kroon te doen aanvaarden, en het toneel waarin Cleonice besluit haar rechten op diezelfde kroon prijs te geven om daardoor haar minnaar te kunnen volgen en zijn eenvoudig herdersleven te gaan delen. Bij Metastasio is het spel voltooid wanneer de ‘herkenning’ van Alceste als de ware Demetrio heeft plaatsgehad. Bilderdijk stelt die herkenning in het derde bedrijf, maar ze wordt bij hem het uitgangspunt voor nieuwe verwikkelingen, die er niet noodzakelijk mee verbonden zijn. Om de vijf bedrijven te kunnen ‘vullen’, heeft hij het gegeven van Metastasio moeten uitbreiden met gebeurtenissen als de gevangenneming van Cleonice en de burgertwist door toedoen van de mede-minnaar. Deze toevoegingen gebruikte hij tevens om bij het blijeindend stuk te veranderen in een treurspel, dat moest eindigen met een doodslag en twee zelfmoorden die op het toneel zouden plaats- | |
[pagina 251]
| |
vinden. Van de eenheid van daad waardoor de ware klassieke tragedie wordt gekenmerkt, zou geen sprake zijn. Ook de eenheid van plaats heeft Bilderdijk niet gehandhaafd. In zijn derde bedrijf geeft hij voor het zevende toneel een dekorverandering aan, en het vierde bedrijf schijnt zich te moeten afspelen in de gevangenis van de kroonprinses.
Afgezien van de verwantschap die zijn dramatische robinsonade met het werk van Metastasio vertoont, blijkt Bilderdijks verborgen gebleven toneelarbeid dus een tweetal ontwerpen te bevatten die rechtstreeks op het voorbeeld van de Italiaan teruggaan. De keuze die Bilderdijk maakte, komt overeen met de nog geldende waardering van Metastasio's zangspelen. Diens door Giosué Carducci ‘goddelijk’ genoemde Olimpiade wordt immers algemeen als zijn beste stuk beschouwd en ook de Demetrio geniet nog steeds waarderingGa naar voetnoot22). Met betrekking tot het eerste stuk kan worden opgemerkt dat Bilderdijk niet zo heel ver van zijn voorbeeld afwijkt. Hij nam de gelukkige afloop uit het origineel over en zelfs vertoont de strekking der taferelen waarvoor hij in zijn ontwerp niet uitdrukkelijk naar Metastasio verwijst, dikwijls grote overeenkomst met het Italiaanse stuk. De eigenschap die echter absoluut ontbreekt in Bilderdijks navolging, is de arkadische achtergrond waardoor het zangspel van Metastasio zowel aan de Torrismondo en Aminta van Tasso, als aan de Pastor fido van Guarini herinnert. Bilderdijk heeft van de Olimpiade een statig paleisstuk in vijf bedrijven willen maken, en daardoor probeerde hij trouw te blijven aan de klassicistische treurspeltraditie. Wat hij echter met de ene hand aan die traditie gaf, nam hij weer met de andere terug. De rumoerige slotscène, ‘het musijk’ in de tweede akte, de merkwaardige dekorverandering in het vierde bedrijf en de weinig verheven schakingsepisode, zijn immers maar moeilijk in overeenstemming te brengen met de ‘deftige eenvoud’ van de tragedie die Bilderdijk in zijn eigen teorie als het ideale treurspel heeft geschetst. Erger faalde de Nederlandse dichter in dit opzicht toen hij Metastasio's Demetrio onder het mes nam. Eigenlijk wilde hij, behalve de | |
[pagina 252]
| |
ekspositie, slechts twee taferelen uit het origineel overnemen: met name het derde toneel uit het derde bedrijf en het twaalfde toneel uit het tweede. In zijn Saggio sul Metastasio van 1950 ziet Claudio Varese al in het eerstgenoemde toneel: ‘una elevata altezza patetica’, maar zonder twijfel wordt het toppunt van patetiek pas bereikt in het andere stuk dat Bilderdijk uit de Demetrio overnam. Metastasio heeft zelf aanwijzingen gegeven voor de regie van de afscheidsscène tussen prinses Cleonice en haar minnaar, en het is bekend dat het achttiende-eeuwse publiek bij dit toneel overvloedig placht te wenen. Dat Metastasio de toeschouwers opzettelijk tot tranen toe wilde ontroeren, blijkt overigens zeer duidelijk uit de tekst zelf. De auteur gaat zover, dat hij de bedroefde gelieven hun eigen tragische omstandigheden als geschikt objekt laat aanprijzen voor de latere dramatische kunstGa naar voetnoot23)! Het is niet toevallig dat Bilderdijk juist deze twee tonelen overneemt. Heel zijn ontwerp wijst immers op effektbejag. De Cleonice van Metastasio vertoont de invloed van Corneilles Don Sanche d'Arragon en een zowel door hem als de Fransman ten zeerste geliefd tema is erin centraal gesteld. Dit tema is de tegenstelling tussen plicht en liefde, welk kontrast - maar dan versterkt door de polariteit van eer en vriendschap - eveneens ten grondslag ligt aan de Olimpiade. Heeft Bilderdijk in het laatste stuk dit motief weinig aangetast en er o.a. slechts het arkadisch fond aan ontnomen: bij zijn bewerking van de Cleonice ging hij veel verder. Het stuk dat Bilderdijk ontwierp is uiteindelijk een intrigespel met grove effekten. De klimaks daarvan wordt bereikt aan het slot, wanneer de toneelvloer bedekt wordt met een drietal ontzielde lichamen. Maar... de voorgeschreven vijf bedrijven zijn in het Nederlandse ontwerp gehandhaafd! Ook het feit dat Bilderdijks stuk op een droevige wijze eindigt, past ogenschijnlijk beter in het raam der traditie. Metastasio heeft daarentegen een biezondere voorliefde voor het ‘happy end’. Zijn dichterlijke mildheid heeft hem steeds verhinderd het katastrofale karakter van de Griekse tragedie te aanvaarden; het gelukkige slot van zijn stukken vloeit a.h.w. voort uit zijn poëtisch wereldbeeld, waarin de tederheid overheerst en waar | |
[pagina 253]
| |
de weemoed steeds een glimlach overhoudtGa naar voetnoot24). De Italiaan heeft, mèt het karakter van de Griekse en frans-klassicistische tragedie, ook haar uiterlijke vorm losgelaten voorzover deze niet aan zijn eigen inspiratie beantwoordde. Bilderdijk liet in zijn dramatische werken nimmer de vrije loop aan zijn naar het wild-romantische neigende dichterlijke aandrift, maar bleef steeds streven naar een kompromis met de klassicistische traditie, waarin hij was opgevoed en die hij als teoretikus verdedigde. Tot een volledige waardering van de toneelschrijver Metastasio kon hij daarom niet komen. Zijn eigen, veel meer ruige inspiratie verminkte de ‘dolcezza’ van het Italiaanse origineel, zijn aangewende klassicistische statigheid en vormgebondenheid tastten de kompositie aan die zich op natuurlijke wijze uit Metastasio's poëtische wereldbeeld scheen te hebben ontwikkeld. Het resultaat van Bilderdijks Metastasio-bewerkingen herinnert daardoor aan Voltaires klassicistische ‘korrektie’ op de Julius Caesar van ShakespeareGa naar voetnoot25). Leidde de ontmoeting tussen de Fransman en het Engelse genie tot een treurspel dat noch zuiver klassicistisch, noch geheel en al romantisch was, - Bilderdijk werkte zich met zijn ‘verbetering’ van Metastasio veel dieper in de moeilijkheden: zijn resultaat bleef slechts beperkt tot een tweetal ontwerpen dat eerst tans - nu mij de eer werd gegund voor deze geachte vergadering op een in het duister gebleven facet van zijn veelzijdige literaire werkzaamheid het licht te laten schijnen - kon worden bekend gemaakt als letterkundige kuriositeit. Martien J.G. de Jong | |
[pagina 254]
| |
Bilderdijks ontwerp voor een treurspel
| |
Eerste bedrijf1. Olinthes, Orbas. Ik wil het, zegt Olinthes, mijn besluit is genomen. Volvoer mijn last. Orbas weêrspreekt hem vruchtloos. Spreekt van ontrouw. Olinthes wil zoo RuggieroGa naar voetnoot27) niet koomt, zelf strijden, schoon voor 't eerst. - Hij bemint, dit 's genoeg. 2. Reimond, Minnaars, Orbas, Olinthes (onbekend). Reimond verschijnt in statie: in den kring der minnaren. Stelt hun den roem voor; bidt hen ten tempel te treden, de offerhande te doen hun namen aldaar op te geven; en zelf den rechter te kiezen. Zij buigen. Orbas treedt toe, spreekt voor Olinthes, den zoon van den koning van Cyprus: die verwacht wordt en tot wiens gevolg hij behoort: bidt deszelfs naam te mogen opgeven; vraagt uitstel. Reimond zegt dat het uur bepaald is, en na bij, dat aan hem de verschuiving niet staat. Hij wenscht den prins te zien, maar kan zoo veel helden geen hoon aandoen. De hemel voere hem intusschen aan. 3. Aresto geleidt allen ter kerke. Hij (Reimond) toeft een oogenblik, wacht zijn dochter, wil haar melden welke helden al naar haar hand dingen. Cyane zegt veilig de zorgen voor haar geluk in zijn hand blindelings over te geven, maar zij heeft hem niet voor zich te smeeken, zoo zij hem te smeeken heeft, isGa naar voetnoot28) om hem aan te bevelen de bedroefde Argine, welke haar bescherming is komen smeken, vluchteling, ontbloot van alles, rampzaligst verlatene van een trouwlozen minnaar, en slachtoffer van haars vaders hardheid. Argine valt hem te voet. Hij belooft haar zijn bescherming, en wil niet dat op dezen dag van vreugden eene ongelukkige zij! | |
[pagina 255]
| |
4. Een ongelukkige! zegt Cyane: en wat ben ik anders? Wat moet ik worden. Haast sleept mij een woede hand naar het outer, waar ik voor gruw! Offer der eer en staatzucht, voert men mij verr' van hier, naar een ver gelegen gewest misschien, waar het lot dat van de zegekroon schikt, het wil. En mijn hart, mijn gefoltert hart, moet zwijgen en zich verlochenen. - Ach Argine! mijn vriendin, ongelukkigen zijn vrienden! Hoe beklaag ik u! ach verhaal mij uw lot. Argine verhaalt haar Olinthes liefde, de ontdekking daar van, haar vaders wil dat zij aan Ruggiero huwe, dien zij niet kent: haar vlucht. Cyane stoort haar verhaal dikwijls. Ruggieroos naam treft haar. Zij vraagt zijn afkomst Etc. Hij is 't die haar hart heeft weten te treffen, voor hem alleen ademt zij. Ja Argine, mijn boezem moet zich ontlasten, 't is mooglijk thands voor de laatste en (helaas!) 't is de eerste maal dat hij zich uitstort, zonder hem kan ik niet gelukkig zijn. Zonder hem geen heil, geen leven voor mij! Vergeefs zou me een vorst van 't Heelal ten throon voeren en vergeefs zou hij mij de aarde onderwerpen......! Ach! mijn dierbare......! En gij hebt hem niet gezien, dat oog Etc. Mij heugt Etc. - ô al te gelukkige, naar wiens hand hij trachtte, - neen rampzalige, dat gij hem ontvluchtte! - Ach koom aan mijn boezem! gij zijt mij dierbaar! nooit zou ik u met dit warme hart omhelzen kunnen, hadt gij hem bemint! Argine wenscht dat hij toeschiete op 't strijdfeest, dat hij overwinne! ô mocht ik u in zijne armen gelukkig zien! zegt zij. Cyane gelooft dit niet. - maar zij voelt een kalmte: ten minste zal haar lot altijd zoet zijn: zij zich haars Echtgenoots niet te schamen hebben; - ten minste zal Argine haar vriendin zijn. 5. Aresto koomt haar noodigen ten tempel, verhaalt dat ook Olinthes van Cyprus is aangekomen. (Argine ontzet.) die haar wenscht te zien. Neen - zegt ze - ik wil niemand zien: niemand moet zich op eenige blijken van onderscheiding te beroemen hebben. Ga Aresto, keer zijn komst. 6. Argine en Cyane. (v. Olympiade Atto I, sc. 6.) 7. Argine alleen. (Sc. 7 ib.) 8. Ruggiero en Olinthes komen te samen op. ô Vriend uit duizenden, zegt Olinthes! Ja, zegt hij, ik ben ten tempel getreden, heb mij uw' naam gegeven, ben opgeteekend, zal voor u strijden, en vlei mij met de zege - nooit was ik des zoo verzekerd. De dankbaarheid, de vriendschap bezielt mij. Etc. Olinthes. ô Vriend, mijn hartvriend hoe gelukkig zult gij mij maken. (v. Olymp. Att. 1 Sc. 8.). Volgt de ontdekking dat het om Cyane is, dat die de prijs zal zijn! Ruggiero gruwt, Olinthes heeft zijn eed! - 't kost hem alles! maar hij | |
[pagina 256]
| |
zwijgt, hij zal getrouw zijn. Hij kan zich opofferen, hij is verward, ontslaat zich van Olinthes, en blijft alleen. 9. Ib. Sc. 9. 10. Ruggiero en Cyane ontmoeten elkander, herkennen zich. Zij juicht! hij koomt om te strijden, hij zal overwinnen! Zij zal de zijne zijn. Neen, zegt hij tot zoo veel geluk ben ik niet geboren. Vaarwel en als gij gelukkig zijt, als ge in een zaligen Echt den Hemel geniet, denk dan somtijds aan een rampzalige, die zich voor u opofferde! 11. Cyane blijft alleen. ‘Opofferde’! hij strijdt, wie zou hem te boven gaan, neen mijn lot, thands ben ik u zeker. Thands zegen ik u. | |
Tweede bedrijf1. Cyane, Argine. Nog steeds strijdt men. Zij verbeelden zich alles - zij worden geslingerd. Etc. 2. Aresto brengt tijding dat Olinthes overwint. Beide schrikken. 3. Cyane, Argine. (Att. II Sc. 3.) De triomf nadert, Cyane gaat, Argine wil blijven om den trouwloozen te zien, voor eeuwig te vergeten. 4. Reimond, Ruggiero onder den naam van Olinthes, Orbas Etc. in statie van triomf. Reimond houdt hem een lofrede en felicitatie, nadat het musijk geeindigd is. Hij schat zich gelukkig in hem een zoon weêr te vinden, ach leefde de mijne nog, maar -! Ruggiero andwoord als bij Metastasio. Argine begrijpt het niet, en gaat ongemerkt heen - om Cyane te halen. 5. Na hun vertrek biedt Ruggiero zijn vriend aan den koning aan onder den naam van Cerinthus, om zijn bruid naar CyprusGa naar voetnoot29) te geleiden. 6. Cyane verschijnt, is verwonderd Ruggiero verwinnaar te zien, juicht hem toe. De koning gaat heen. 7. Ruggiero blijft met Olinthes en Cyane. Olinthes gaat heen, en bidt hem, te ontdekken wat noodig is. na haar een kort compliment te hebben gemaakt. 8. Ruggiero, Cyane. v. Att. 2 Sc. 9. 9. Olinthes verschijnt, ziet de verwarring, haar flauw, en Ruggiero wanhoopig. Dees gaat heen (10). 10. Hij blijft met haar. Zij koomt bij, verward! Ontvliedt hem. (Sc. 11 bij Metastasio). 11. Olinthes alleen. Hij vleit zich dat alles bedaren zal, en hij gaat Ruggiero opzoeken. | |
[pagina 257]
| |
Derde bedrijf1. Cyane klaagt aan Argine haar lot. Vlieg Argine, zegt ze, ontsla mij van den wreedaart, den onmensch, die mij rooft, door eens anders verdienste rooft. Argine zegt dat hij zich aangemeld heeft, haar spreken wil. Etc. Zij bidt Argine, hem te zien, alles te doen Etc. om haar te bevrijden Etc. 2. Argine begrijpt niet wat daar achter schuilt. 3. Olinthes koomt - ze herkent hem en veinst eerst. Barst toen los, beschaamt hem en laat hem staan. 4. Olinthes verward, versteend. 5. Orbas brengt tijding van den dood van Ruggiero. Olinthes versuft. 6. Die tijding is binnen doorgedrongen. Cyane vliegt op 't toneel, wil sterven, vraagt naar Ruggieroos lijk enz., vervloekt hem, als ze hem ziet. 7. Olinthes blijft met Orbas, pleegt raad wat te doen, ontwerpt een schaking. Orbas raadt het af Etc. Men vraagt Olinthes degen, en ontzegt Orbas buiten de stad te gaan. Olinthes vertrekt, zegt wel andere handen te zullen vinden dan die van Orbas. 8. Orbas alleen. Ducht alles van Olinthes woede. 9. Argine spreekt hem Etc. 10. OrbasGa naar voetnoot30) gruwt van al 't onheil. | |
Vierde bedrijf
Hofgalerij, uitzicht naar de haven.
't Is nacht! Maneschijn.
1. Ruggiero met Orbas. Hij is gered, woedend, wil sterven. Verneemt van Orbas wat gebeurd isGa naar voetnoot31). 2. Cyane en Argine verschijnen; zij wil sterven. Argine heeft haar hoop gegeven, zij zullen op reis gaan. Zij herkennen Ruggiero. Verwondering. Een tumult! Van binnen schreeuwt men ‘straf den vorstenmoorder’ en een oogenblik daar op wordt Olinthes gekeetend en woedend over 't toneel gesleept. 3. Verbazing! Aresto vindt Cyane. Verhaalt haar, hoe Olinthes in 't vertrek van haar gedrongen is, daar ontdekt; zich verweerd heeft, | |
[pagina 258]
| |
de koning toeschoot, Olinthes hem een dolkstoot toebracht, die mislukte. Ruggiero heeft dit aangehoord, beschuldigt zich zelf als de oorzaak van alles, vliegt naar 's konings voeten, om zijn Prins te redden. Cyane wil hem keeren, vruchtloos. 4. Zij vliegt hem na, om haar vader niet voor Olinthes maar voor hem te verbidden. 5. Argine alleen. Geschokt door velerlei driften. ('t is intusschen dag). 6. Orbas verschijnt. Brengt haar de tijding dat de dood van Olinthes vast staat, dat de koning niemand zien wil, zelfs zijn dochter niet. Zij wordt bewogen, en gaat. 7. Orbas alleen, wil vlieden Etc. Reeds hoort hij den akeligen toestel der doodlijke plechtigheid. Etc. | |
Vijfde bedrijf1. Reimond alleen met Aresto. Is ontroerd. Bewogen. Herdenkt al zijn ongelukken; vooral de historie van zijn zoon. Dat beeld stond hem voor oogen! Nooit is hij dus aangedaan geweest; hij heeft kwalijk gedaan, der vrees gehoor te geven. Ach! was 't niet zoeter geweest in de armen van zijn kind te sterven, en hem zijn dood te vergeven. Aresto wil hem troosten, en ontdekken Etc. Hij hoort naar geen troost. Laat den schuldige komen. 2. Olinthes verschijnt. Hij handelt hem als bij Metastasio Att. 3. Sc. 6. 3. Olinthes alleen, is blij, dat hij onbekend sterftGa naar voetnoot32). 4. Ruggiero verschijnt Etc. Sc. 7. Cyane verzelt hem, maar wordt weggerukt. Voorts als Sc. 7. 8. Reimond met Argine te rug bij Olinthes. De ontdekking door den armbandGa naar voetnoot33). 9. Cyane vliegt door de deur. Bidt voor Ruggiero, voor Olinthes, omdat het Argines minnaar is. De ontdekking wordt voltooid door Orbas en Aresto, Reimond weigert geloof. Verbitter mijn ouderdom niet, zegt hij: hij moet sterven! 10. De poort wordt geënfonceert, Ruggiero stuift in met een hoop | |
[pagina 259]
| |
ridderen. Die willen Ruggieroos huwlijk. Hij brengt den vorst zijn hoofd, en vraagt Olinthes leven! Vorst, zegt Aresto, het orakel is vervuld. Uw zoon moest u naar het leven staan, gij zoudt hem ter dood veroordeelen. Beide is geschied. Stel 't volk en uw eigen hart te vreden. | |
Bilderdijks ontwerp voor een treurspel
| |
[pagina 260]
| |
10. Eufranor zend hem een gezegeld schrift, last dit te bewaren Etc. Eufranor mocht omkomen. 11. Hij verstaat dit niet Etc. Neemt afscheid van N.N. 12. Olinthes alleen. 't Is hem verdacht. | |
B.1. Cleonice met Olinthes. (Toestel van throon Etc.) alleen. 2. Ze ontfangt Nicander Etc. - zend het Hofgezin weg. 3. Cleonice, Nicander (v. A. 2. Sc. 12 p. 181). Hij consenteert te vertrekken Etc. 4. Cleonice alleen. Wat heb ik gedaan Etc. Zij geeft order dat hij blijven moet. 5. Eufranor verschijnt om haar te polsen over Nicander. - is onzeker, Etc. Hij dringt aan. Zij wordt moeilijk. Hij vreest ontdekkingen en begrijpt te moeten verhaasten Etc. 6. Olinthes wil Eufranor polsen. Zegt hem dat Nicander lang met de koningin alleen was. Dit versterkt Eufranor. Ik denk niet dat Nicander adspireeren zou. Eufranor: Denk dat niet, neen, hij zal nooit Cleonices gemaal worden. Wees gerust. 7. Eufranor alleen. Dat kan niet zijn. 't Bloed van den dwingeland Etc. Ik heb gezworen mijn koning te wreken. 8. 9. Lycodimus heeft alles geprop. Etc. Saamgezwoorenen. Zij doen eed Etc. Hij gaat, om Nicander daar in te trekken, begrijpende dat het best is hem onkundig te houden. 10. Nicander koomt zelf. Vraagt wat dat stand inhebbe? Gij zult het weten: maar vooraf andwoordt: zoo uw wettige koning leefde? Nicander verlegen, wil de possessie respecteren. Eufranor zegt dat 's niet genoeg. - dringt op hem - Nicander bekent zijn vlam voor Cleonice. Eufranor verbaast. Waar toe zal u dit dienen. Etc. (onleesbaar) Uw veiligheid vordert het. 11. 12. Bericht dat Nicander niet vertrekken mag. Naar haar moet komen zien. Eufranor schetst hem dit als een blijk van ver(onleesbaar). 13. Nicander alleen. Verlegenheid. Besluitloos. | |
C.1. Cleonice is veranderd van voornemen, zij wacht Nicander. Daar na zal men haar besluit weten. 2. Cleonice, Nicander. Zij wil den troon afstaan. Nicander gaat tegen (zie Act. 3 Sc. 3). Zij doet Olinthes verschijnen. | |
[pagina 261]
| |
3. Eufranor krijgt orders. Zij zal de keus doen. - Eufranor zegt haar dat het te laat is: daar is reeds gemor dat de ware Demetrius leeft. Hoe, zegt zij ? maar des te meer haast. In een uur verschijn ik. - Gij alleen weet dat ik niet staatzuchtig ben. 4. Cleonice, Nicander. Nicander: nog wil ik hetzelfde. Wat is uw raad. - Nicander verwerpt - eer sterven - Ach mevrouw gij wordt verraden. - Van wien! Ach van ieder. Mistrouw mij zelven en alles wat u omringt. Ik heb Olinthes laten komen. 5. Cleonice, Nicander, Olinthes. Zij behandelt Olinthes in 't algemeen en zegt dat hij staatzuchtige hoop moet laten varen en vertrekt met Nicander. 6. Olinthes alleen. 't Is niet voor mij. - Neen, welaan keeren wij 't. Naar Lysimachus gegaan; er broeit iets, ik wil haar meê tegenstaan. 7. 't Tooneel verandert. Throon in de open lucht Etc. Cleonice op den troon - aanspraak - wordt gestoord - Lycimachus vliegt in met wachten. Wacht u dit woord te uiten, Demetrius is onzen vorst. Nicander wil 't zwaard trekken. Eufranor belet het hem. Cleonice wordt weggevoerd. Nicander verwoed. Eufranor: bezadig u. Hij doet de ontdekking van Nicanders geboorte Etc. De blijken zijn bij Nicander. Hij huldt hem. Nicander weigert ze te geven, vergaan ze. Gij hebt mij verrast. Ben ik uw koning, wreedaart, zoo laat mij meester - zoo niet, laat mij onderdaan. Hij retireert zich. Volgt mij niet. 8. Verlegenheid Etc. | |
D.1. Cleonice gevangen. Hoe! door Nicanders last op 't oogenblik dat ik hem koning ging maken. Haar vertrouwde: Ja, meer weet ik niet. Cleonice: Is dat de belemmerde houding die hij had, wilde hij daarom niet met mij vluchten. Was dit zijn oogmerk! ô Valschheid, ô dubbelhartigheid. 2. Er koomt gerucht. Men nadert. Eufranor verschijnt. Zij verwijt hem. Hij biedt haar een retraite aan, die zij weigert. Zij wil Nicander zien. Eufranor weet dit: wendt de order van Nicander voor. Cleonice: Wat recht heeft Nicander -? Eufranor: Hij is uw koning. Demetrius! Cleonice: Hoe! Waarom dan mij dat niet meê gedeeld? Ik wilde de kroon afstaan. Ik wilde ze met hem deelen. Etc. Maar nu, ô gruwel! - nu wil ik gewroken zijn. 3. Olinthes brengt tijding van een sterke aanhang van volk, die tot Cleonices ontzetting koomt. Olinthes is een groote van 't rijk, die de naaste aanspraak had. Eufranor gaat om orde te stellen. | |
[pagina 262]
| |
4. 5. Cleonice alleen met Olinthes. Zij belooft hem haar hand, zoo hij zich aan het hoofd stelt. Haar vader, wraak Etc. Zijn verraad. Zij wil hem haten. 't Is gedaan. 6. De gevangenis wordt geforceert. 't Is Nicander zelf. ‘Zij leeft!’ Zij biedt haar borst aan 't staal. Hij ontdekt zijn oogmerk, haar te bevrijden Etc. Ach! wat heb ik gedaan, zegt ze! 7. Tijding dat Olinthes zich aan 't hoofd stelt. Nicander wil gaan, ze weêrhoudt Etc. Vertelt dat hij de naam der koningin gebruikt. Zoo is 't, zegt zij, dit oogenblik. Ach! wreede, zegt hij. Is dit uw trouw. - blijf. - neen, ik hoor niets. Etc. 8. Cleonice alleen. De dood zal mijn ressource zijn. | |
E.1. Eufranor met Lysimachus: Gij had mij (onleesbaar). Olinthes was van onze partij. Lysimachus: ja maar de haat tegen Nicander Etc. Hoe staat het gevecht. - Olinthes is gekomen aan 't hoofd van Cleonices partij. Nicander heeft verklaard de kroon aan te nemen, zijn titels overgegeven aan vertrouwden, om te onderzoeken. Hij zal hier dadelijk zijn. 2. Grooten met de tijtel, die ze erkennen. Lysimachus gelast alles op de been te brengen Etc. - hij gaat uit. 't Paleis overrompeld. Eufranor trekt het zwaard en word gevangen genomen - Olinthes valt in, bewaar Cleonice! aan de grooten - zij heeft mij gekozen. Ken derhalve uw plicht. Hij vertrekt - Men beklaagt het volk als koningen om den troon twisten. De geloften zijn voor Nicander. Hij is Demetrius - maar Cleonice is gehuldigd - 3. Cleonice verschijnt. Triomfeer ik of niet, Etc. 't Is verwarring. 4. Eufranor wordt gekwetst ingebracht. Olinthes. Genoeg dan weet ik 't. 5. Cleonice alleen, zuigt vergif uit haar ring. Nu ben ik boven alles, zegt zij. 6. Nicander en Olinthes in de gallerij. Nicander doorsteekt Olinthes en vliegt toe. Legt de kroon en zijn hart aan haar voeten. Cleonice: Ach, 't is te laat. Dan sterft zij. Nicander: is het dan daar voor dat ik overwon! ô Hemel, gij kent mijn hart! ô donder! Etc. Hij doorsteekt zich in haar arm. Eufranor verlegen - - - |
|