Al enkele tientallen jaren eerder had Schönfeld op aansporen van zijn vriend De Vooys zijn Historiese grammatika van het Nederlands (1921) geschreven. De eerste druk bevatte alleen de klank- en vormleer; in de tweede druk (1924) voegde hij er de woordvorming bij; mede daardoor kreeg het boek meer dan drie maal de oorspronkelijke omvang. Een historische grammatica is uiteraard een aan de tijd gebonden boek, bij voorbaat bestemd om vroeg of laat door een ander te worden vervangen. Schönfeld was zich daarvan bewust en de bewerking van de laatste tijdens zijn leven verschenen, vijfde druk van deze grammatica heeft hij al aan een jongere neerlandicus overgelaten. Mag de betekenis van dit boek dan minder duurzaam zijn dan die van zijn grotere toponymische werken, zijn tijdelijke waarde is er te groter om. Immers heeft het generaties van neerlandici helpen vormen; vooral door dit boek is zijn naam onder hen tot een begrip geworden, en de neerlandici die vóór 1921 afstudeerden benijden hun jongere collegae om het bezit van een zo overzichtelijke, alzijdige en objectief geschreven handleiding bij hun studie. In de opeenvolgende drukken heeft hij telkens ook de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek van jongere taalkundigen weergegeven en verwerkt, ook wanneer hij zich met hun opvattingen niet kon verenigen. Kritische zin was Schönfeld allerminst vreemd en hij heeft nooit geschroomd om beunhazerij aan de kaak te stellen. Voor de mening van anderen had hij echter eerbied wanneer hij van hun ernst overtuigd was.
Op advies van de Commissie voor Taal- en Letterkunde heeft onze Maatschappij hem in 1954 de Prijs voor Meesterschap toegekend, de zeldzame onderscheiding die vijftien jaar eerder aan zijn leermeester Wobbe de Vries ten deel was gevallen. Di teerbewijs, dat hij zeer op prijs heeft gesteld, was ten volle verdiend en er zal wel niemand zijn geweest die het de beminnelijke, hulpvaardige en onbaatzuchtige geleerde heeft misgund.
Schönfeld heeft het voorrecht gehad, tot zijn dood toe te mogen genieten van een onverwoestbare gezondheid. De jaren schenen noch zijn lichaam, noch zijn geest aan te tasten. Tot zijn laatste levensdag heeft hij gearbeid en de dood overviel hem in de natuur, die hij als weinigen liefhad. Wie hem hebben gekend, herdenken zijn beminnelijke persoonlijkheid in diepe genegenheid.
De Redactie