Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 67
(1950)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
BoekbeoordelingEsmoreit. Eerste integrale reproductie van het handschrift naast de tekst in typpographie, voorafgegaan door een bondige inwijding en een uitvoerige analytische bibliographie en gevolgd door ophelderende aantekeningen bij de oorspronkelijke tekst. Uitgave, bezorgd door Al. de Maeyer en Rob. Roemans. Uitgeverij ‘De Vlijt’ N.V., Antwerpen. 4o. ƒ 7.90.Spoedig na de verschijning van de in dit tijdschriftGa naar voetnoot1) reeds besproken uitgave van Beatrijs is een gelijksoortige van Esmoreit verschenen, bezorgd door Al. de Maeyer en Rob. Roemans. Ook van deze uitgave zijn de reproductie op oorspronkelijke grootte van de antieke tekst en de uitgebreide bibliographie, die in alle richtingen voor grondige studie de weg wijst, de hoofdzaak. Zij verschilt van de eerstgenoemde uitgave hierin, dat de bibliographie zich niet beperkt tot een opsomming der verschillende uitgaven en der literatuur over het abele spel, doch dat ze analytisch is, d.w.z. dat zij van iedere over het middeleeuws wereldlijk toneel en over Esmoreit vermelde studie een korte samenvatting geeft en dat de opvatting van de schrijver over één der door hem besproken betwiste punten toegelicht wordt. Dit heeft het voordeel dat de lezer met de substantiële inhoud van vaak voor hem moeilijk te bereiken boeken of tijdschriften kennis maakt. Als bezwaar zou misschien aangevoerd kunnen worden, dat het overzicht van de literatuur over een bepaald onderdeel nu niet bepaald overzichtelijk wordt, doordat het over een groot aantal aantekeningen verdeeld is. Hier komt nog bij, dat veel nu wel als verouderd te beschouwen literatuur vermeld wordt en zelfs handboeken vermeld worden waarin niet over Esmoreit gehandeld wordt. Een zekere beperking ware hier op haar plaats geweest. Doch er is alle reden om dankbaar te zijn voor het hier gegeven overzicht, dat op zich zelf al een bruikbare inleiding vormt en de belangstellende lezer tot verdere studie kan voeren. In de Inhoud wordt als laatste onder- | |
[pagina 159]
| |
deel van het hoofdstuk over de bibliographie genoemd: moderne vertoningen, doch deze heb ik niet in het boek kunnen ontdekken. Op blz. 12 wordt, op grond van een artikel van J. van Mierlo, als vrij zeker aangenomen, dat de oorspronkelijke dichter van de spelen een Vlaming, waarschijnlijk zelfs een Oostvlaming zou zijn, dit zou zelfs blijken door het werk van de Oostbrabants-Limburgse afschrijver heen. Hier was het gewenst geweest te verwijzen naar de dienaangaande geuite bezwaren van J.W. Muller, die op blz. 55, aant. 87 Leendertz bestrijdt. Wat de tekst betreft nog het volgende. In vs. 16 geef ik de voorkeur aan Leendertz' emendatie: haddie en zou ook in vs. 21 es invoegen. In vs. 53 had zonder enige aarzeling conininghen in coninghinnen geëmendeerd kunnen worden, evenzo in 72 si in sijn, in 116 meincte in mein ic te, of menicte. In vs. 250 moet men te men veranderen in te min, gelijk Leendertz leest; 289 bide kan zonder enige aarzeling vervangen worden door bi den, Leendertz zelf verwerpt in zijn aantekening zijn in de tekst zelf gegeven lezing bi desen; vs. 317 moet grot, ook om het rijm, vervangen worden door groet; in 393 kon oetmoechdech in de tekst zelf in oetmoedech gewijzigd worden; vs. 405 ontsculdic evenzo in ontschuldich; in 504 ontbreekt in het hs. en in de tekst in, terecht door Leendertz en Verdeyen ingevoegd. De emendatie den enen nacht ten anderen in vs. 514 in van enen nacht ten anderen, door Moltzer in de eerste druk der Mnl. dram. poëzie aangebracht, lijkt ook mij met Van Mierlo overbodig. In 669 is verzuimd sijn door Leendertz toegevoegd wegens het rijm: mijn, over te nemen en in 741 gher me te lezen als gerne. In de aantekeningen bij de tekst is die op vs. 189 (blz. 169) mij niet duidelijk: de tekst heeft salic, de aant. wildi; Dr. Dupont, in aant. bij 193, wordt nergens vermeld, ook niet in het onomastisch register, zodat men niet weet waar zijn emendatie te vinden is.
A.A. van Rijnbach |
|