Boekbeoordelingen
Jaarboek van de Koninklijke Souvereine Hoofdkamer van Rhetorica De Fonteine 1946-47. Antw., De Nederlandsche Boekhandel MCMXLVIII.
Met deze dubbele jaargang wordt de reeks jaarboeken voortgezet die tijdens de oorlog, in Noord-Nederland nauwelijks opgemerkt, werd geopend door de juist dezer dagen jubilerende Gentse rederijkerskamer De Fonteine; een verblijdend teken van belangstelling voor dit interessante tijdperk onzer letterkundige geschiedenis dat zolang verwaarloosd is, maar nu zowaar het enige waaraan een bijzonder periodiek wordt gewijd. Na een notitie van prof. De Vooys over De Casteleins polemiek tegen de Doornikers in zijn Baladen van Doornycke, vinden we in dit deel een zeer fraai onbekend refrein van Jan van den Dale, gepubliceerd door Drs. A. van Elslander, dat het genre der stichtelijke refreinen op zijn best toont: een diep menselijke klacht in grote benauwenis, die God om patiëntie doet smeken met een beroep op het lijden dat Hij zelf als mens doorstond:
Aensiet mijn menscheyt, wyens weeck abuijs
Ghy selue proeffdet van cleynder defentie,
En om wederstaen der temtatien gespuys,
Lieue heere, verleent my patientie.
Van de overige bijdragen noemen we nog de uitvoerige studie van prof. De Keyser over de Blazoenen der rederijkerskamers, waarin hij een zeer vernuftige oplossing geeft van een rebusblazoen in het oudheidkundig museum van de Bijloke en een volledige opsomming van de in Z.-Nederland nog bewaarde blazoenen. Voorts een belangrijk opstel van Dr. J.J. Mak over de Leidse rederijker Jacobus Celosse en zijn verdediging van Rhetorica, waarin hij hem, hoewel hij Den Nederduytschen Helicon opent, doet kennen als allerminst een exponent van de nieuwe kunstrichting, maar als ‘door en door antiek-rhetoricaal’. Aan het slot vindt men enige boekbesprekingen. Wij spreken de hoop uit dat deze publicatie in Noord- en Zuid-Nederland de belangstelling moge vinden die haar voortbestaan kan verzekeren.
C.K.