| |
| |
| |
De refreinenbundel van Jan Michiels
Naast talrijke bundels Refreinen en andere Rederijkersgedichten van geringeren omvang zijn ons uit de XVIe eeuw verscheidene grote verzamelingen in handschrift bewaard. We noemen hier onder meer: het Testament Rethoricael van Edward De Dene (1561), een autograafGa naar voetnoot1), en verder bloemlezingen door ‘beminders’ van de edele ‘conste’ aangelegd, zoals den Refreinenbundel van Jan van Styevoort (1524)Ga naar voetnoot2), de twee verzamelbundels van Enghelbrecht vander Donckt (c. 1550)Ga naar voetnoot3) en den Refreinenbundel van Jan De Bruyne
(1579)Ga naar voetnoot4). Uit de laatste jaren van de XVIe of uit het allereerste begin van de XVIIe eeuw ten slotte dagtekent een tothiertoe vrijwel onbekend gebleven uitgebreide verzameling Diuersche schoone geestelijcke en stichtige Refereijnen ende ander stucken in dichte vuyt verscheyden boecken ende schriften by een vergadert door J. Michiels, een Brussels ‘liefhebber’ van rhetoricaGa naar voetnoot5).
Was deze Jan Michiels eens - zoals hij het ons in zijn bericht
| |
| |
Totten Leser meedeelt - ‘te Bruessele zeer wel becant’, heden bleek op het Brusselse Stadsarchief geen spoor van hem meer te vinden. De omvang van den door hem samengestelden bundel - naast talrijke lange en korte stichtelijke stukken, bevat hij niet minder dan 246 Refreinen, - en de zorg eraan besteed, wijzen er voldoende op dat zijn belangstelling voor de Rederijkersliteratuur meer dan een oppervlakkige liefhebberij moet zijn geweest. Dat hij zelf Rederijker was is mogelijk en zelfs waarschijnlijk, hoewel in zijn verzameling enkel het korte inleidend stukje Totten Leser met zekerheid aan hem kan worden toegeschreven. Hij was in ieder geval een ontwikkeld man, die Frans en Latijn kende. Typisch is zijn voorkeur voor het ernstige genre, waarvan we hier alle categorieën vertegenwoordigd zien: zowel Laat-Middeleeuwse en katholieke Refreinen ‘int vroede’, die het hoofdbestanddeel van den bundel uitmaken, als stukken van meer of minder uitgesproken hervormingsgezinde strekking. Deze laatste omstandigheid hoeft echter nog niet noodzakelijk te wijzen op sympathieën voor de Hervorming. Waarschijnlijk was het Jan Michiels enkel om de ‘conste’ te doen en we mogen zelfs veronderstellen dat hij overtuigd katholiek was. Zijn breed opgezette bloemlezing kan dan ook als bijzonder representatief gelden voor het Refrein ‘int vroede’, zoals het bij ons werd beoefend gedurende de tweede helft van de XVe en de hele XVIe eeuw door. We laten hier vooreerst een beknopte beschrijving van het handschrift volgen.
Het handschrift bestaat uit 28 sexternen, samen 336 bladen papierGa naar voetnoot6), 297 mm. hoog bij 200 mm. breed. De bladspiegel is ongeveer 240 mm. hoog bij ongeveer 140 mm. breed. Er staan gemiddeld 32 regels aan iedere foliozijde. De bladen werden waarschijnlijk in den loop van de XIXe eeuw met potlood gefolieerd van 1 tot 326. Fol. 327 tot fol. 336 zijn blank en niet genummerd. Er is ook een gelijktijdige
| |
| |
foliëring in inkt van 1 (fol. 13) tot 314 (fol. 326). Vooraan en achteraan bevinden zich telkens drie schutbladen, waarvan respectievelijk het eerste en het laatste tegen den band zijn geplakt.
Het eerste blad, dat enkel aan de voorzijde is beschreven, bevat volgend bericht Totten Leser:
Die dit boeck plaisant // vol van verstant //
Screeff met sijn handt // was een lieffhebber reene
Hij woont te Bruessele zeer wel becant
Jan Michiels genaempt // van elck int gemeene
Hij heuet vuyt minnen gedaen met sinnen //
Vuyt diuersche schrifften gebrocht by eene
Nemet in dancke al isser faulte binnen
Tis eens anders versinnen // syn schult is cleene
Want quade scrifften // en doncker dichten
Sijn quaet te verlichten na rechter zede
Wilt de faulten beteren en tboeck hantplichten
Hij wenscht v alle den eeuwighen vrede /
Het tweede blad is blank. Fol. 3 tot fol. 10v volgt: Die tafel oft Registre van alle de Refereijnen in dit boeck begrepen met henne beghinselen ende stockregulen. Fol. 11 en fol. 12 zijn niet beschreven. Van fol. 13 ot fol. 326 volgt dan de eigenlijke tekst. Tussen fol. 186 en fol. 187 komt een in plano gedrukte tekst voor.
Het geschrift, een regelmatige en goed leesbare Gotische letter, wijst naar het einde van de XVIe of de allereerste jaren van de XVIIe eeuw. De ornamentatie bestaat uitsluitend uit den titel van de verzameling (fol. 13) en de rode strepen, onderaan de opschriften van de stukken. Als interpunctie komt alleen de schuine streep voor. De afkortingen zijn weinig talrijk en leveren geen moeilijkheden op.
Perkamenten band met op den rug in een hand van c. 1800: Refereynen en ander stucken in dichte van de XVIe Eeuw. Het handschrift is in goeden staat tot ons gekomen.
De Refreinenbundel van Jan Michiels is moeilijk met nauwkeurigheid te dateren. Hij werd zeker geschreven na Februari 1595Ga naar voetnoot7) en
| |
| |
waarschijnlijk niet veel later, laten we zeggen c. 1600. We vinden het handschrift daarna voor het eerst vermeld in den catalogus van Phil. Jos. Hub. Aelman, Brussel, 1 Juni 1784, nr. 2482Ga naar voetnoot8). Wellicht kwam het toen in het bezit van G.J. Gérard (1734-1814). In ieder geval werd het in 1814, samen met diens bibliotheek, door Koning Willem I aangekocht en naar 's Gravenhage overgebrachtGa naar voetnoot9), waar het in de Koninklijke Bibliotheek berust.
In het overzicht van den inhoud, dat nu volgt, hebben we getracht beknopt maar tevens volledig te zijn. Bij ieder Refrein werd het aantal strophen en regelsGa naar voetnoot10) per strophe, de stok, de beginregel en verder de auteur - waar dit in het handschrift werd vermeld of op een of andere manier kon worden uitgemaaktGa naar voetnoot11) - aangegeven; bij de andere gedichten werd telkens het eerste vers en tussen haakjes het aantal verzen - eventueel strophen - aangeduid. Enkel de disticha en een drietal ‘ander stucken in dichte’ werden in hun geheel meegedeeld. We hebben tenslotte, aan de hand van het ons bekende materiaal, verwezen naar andere verzamelingen uit de XVIe eeuw waar dezelfde Refreinen of andere stukken voorkomen.
| (fol. 13) Diuersche schoone geestelijcke en stichtige Refereijnen ende ander stucken in dichte vuyt verscheyden boecken ende schriften by een vergadert door J: Michiels / |
- | Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 11 regels op den stok: Soe mocht elcken die recht heeft / recht geschien /
|
| |
| |
|
Begin: Waert dat elck een vreesde zynen Godt... |
- | (fol. 13v) Vn jour dallegresse / dix ans de tristesse / |
- | (fol. 14) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: En strafft mij nyet o heere in uwen thoren /
Begin: Aenhoort o aldermachtichste Coninck minioot... |
| (fol. 14v) finis per houwaert. |
- | (fol. 14v) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: O Jesu douids soon ontfermt v myns /
Begin: Die droeffheden des doots hebben my omvaen... |
| (N. Janssens, Een nieu Deuoot Geestelijck Lietboeck..., Antwerpen, Gheleyn Janssens, 1605 (approbatie van 1594), bladz. 150-). |
- | (fol. 16) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Het is myn schult heere / ick bid om gratie /
Begin: O opperste mogentheijt volder perfectie... |
| (fol. 16v) finis per houwaert. |
- | Daer Godt werckt in een Regent deur syn hant crachtich Sietmen dondersaten leven in peys eendrachtich / |
- | (fol. 17) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Ick roep om genade wilt mynder ontfermen /
Begin: O heylighe dryvuldicheyt die perfect is... |
| (fol. 17v) finis per houwaert. |
- | Wilt wel op v vuyterste stonden achten Ghy sult v inder eeuwicheijt van sonden wachten / |
- | Wat baet den sot te hebben rijckdom by hoopen |
| Als hij daer gheen wysheyt en can mede coopen / |
- | (fol. 18) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: O bermhertighe Godt weest myns genadich /
Begin: O genadighe Godt en laet my nyet verloren... |
| (fol. 18v) finis per houwaert. |
- | Beueelt uwe siele in Christus bermherticheyt... (8 verzen). |
- | (fol. 19) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: En wilt o heer v hantwerck nyet versmaden /
Begin: O aldersaechtmoedichste Godt vader almachtich... |
| (fol. 19v) finis per houwaert. |
- | (fol. 20) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: O heere laet my een van v vuytvercoren syn /
Begin: O Godt vader / Godt sone / Godt heylige geest... |
| (fol. 20v) finis per houwaert. |
- | Ick dancke v myn Godt mijn sweert en myn schilt... (6 verzen). |
- | (fol. 21) Refrein van 3 strophen van 13 regels en Prince van 10 regels op den stok: Soe vreest sententie daermen loon van werck geeft /
Begin: Waer es hy geboren die soe oudt es van daghen... |
- | (fol. 21v) Wie isser sotter dan eenich sot |
| Die lieuer den duyuel dient dan Godt / |
- | Wat verdienen die kinderen die hen ouders bedrucken |
| Dat haer die rauen haer ooghen vuytplucken / |
| |
| |
- | (fol. 22) Refrein van 8 strophen van 13 regels op den stok: Een valsche tonghe gheen argher quaet.
Begin: Al en ware de werelt anders nyet geplaeght... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 200.) |
- | (fol. 23v) M. de Castelein, Een dach gebenedydinghe |
| O heylich heere almachtich vadere... (14 verzen). |
| finis per Casteleyn. |
| (M. de Castelein, Const van Rethoriken, Gent, Jan Cauweel, 1555, bladz. 176). |
- | (fol. 24) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Dus bid ick v om gratie en nyet om recht /
Begin: Met weenende ooghen al claghen al suchten... |
| (fol. 24v) finis per houwaert. |
- | De vreese des heeren is een vuytnemende glorie... (8 verzen). |
- | (fol. 25) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Heere spreeckt een woort en ick sal genesen zyn /
Begin: O Godt die oyt bermhertich waert bevonden... |
| (fol. 25v) finis per houwaert. |
- | Nijemant soe wijs hy mach wel falen |
| Nyemant soo hoogh hy mach wel dalen / |
- | In Christus wonden tot allen stonden... (4 verzen). |
- | (fol. 26) (Anna Bijns), Refrein van 6 strophen van 17 regels op den stok: Heere vergeeft myn schult ick bidts oytmoedelijck /
Begin: Alder hoochste mogentheyt ombegrypelijck... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 52). |
- | (fol. 27v) (Anna Bijns), Refrein van 6 strophen van 16 regels (17 verzen) op den stok: Den geest is bereet maer tvleesch is crank /
Begin: O eeuwich licht alderclaerste in sohyne... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 53). |
| (fol. 29) 4 Refereijnen opde vraghe:
Waerom Godt die menschelycke natuere cranck
Bermhertigher es dan dingelsche natuere / |
- | ‘Goet ront’, Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Want Godt zyn beelt en gelijckenisse bemindt /
Begin: O bedructe sondaere weest nyet desperaet... |
| (fol. 29v) finis opperprijs ao 1559 / Goet ront pyoene mechelen / |
- | (fol. 30) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Want soo Godts wille is deur syn genade groot /
Begin: Jubileert in Godt den genadigen heere... |
- | (fol. 31) Refrein van 15 regels (16 verzen) op den stok: Om dat sy met een sterffelyck lichaem belast N es /
Begin: Godt stelde inden paradijse naect... |
- | (fol. 32) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Om mynent wille seeght die Godt van Israel /
Begin: Loefft danckt den heere ghy hemelsche gheesten... |
- | (fol. 33) (Anna Bijns), Refrein van 9 strophen van 18 regels op den stok: Ontfermt myns heere nae v groote bermherticheijt /
|
| |
| |
|
Begin: Aij lacen waer blyue ick allendich mensche... (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 43). |
- | (fol. 35) O Pater omnipotens qui celos condidit omnes... (8 verzen). |
- | (fol. 35v) Aliud. |
| O almachtich Godt hemelsche vadere... (2 strophen van 11 verzen). |
- | Naer tgoet vande werelt elck een belust is |
| Hoe meer goets de mensche minst gerust is / |
- | Het crom dient soe wel als recht daert past |
| Loff hebbe Godt doer dyen dat al wast |
- | Die heere wil hem verleenen goede auontueren |
| Diet al ter zeewaerts moeten besueren |
- | (fol. 36) (Anna Bijns), Refrein van 4 strophen van 15 regels (17 verzen) op den stok: Want den leeuw van juda heeft nv victorie /
Begin: Goetwillige geesten laet staen v suchten... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 59). |
- | (fol. 37) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: O Heere en castydt my nyet naer dat ick heb misdaen /
Begin: O Godt van Israel wilt mynder ontfermen... |
| (fol. 37v) finis per houwaert. |
- | Als ghij ter tafelen zyt geseten... (4 verzen). |
- | Als ghy te bedde gaet slapen saechte... (4 verzen). |
- | (fol. 38) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: O heere Dauids sone ontfermt v mijns /
Begin: O almachtich schepper v ooghen neerslaen // wilt... |
| (fol. 38v) finis per houwaert. |
- | O milde Godt ouervloedich van genaden... (7 verzen). |
- | (fol. 39) J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Ick heb in v gehoept Ghy sult my nyet vernielen /
Begin: Acharmen / eylacen / eylacen / achermen... |
| (fol. 39v) finis per houwaert. |
| Bemindt uwen vyandt doet wel en bevrydtse... (4 verzen). |
| (fol. 40) (W.I. Yselveer), Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Lydt deen des anders fauten soo kent ghy v selven /
Begin: Hoe is de werelt hedens daeghs verkeert... (Diuersche Refereynen ende Liedekens..., Mechelen, Gielis van Cranenbroeck, 1582, fol. 25-). |
- | (fol. 41) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 15 regels op den stok: Tis myn schult heere ick bid v om gratie /
Begin: O genadighe heere minnelycke vadere... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 45 en Refreynen en Liedekens op losse Bladen, fol. 3, 1e kolom)Ga naar voetnoot12) |
- | (fol. 42) J. vanden Berghe, Refrein van 4 strophen van 12 regels op den stok: Die noyt en viel en dorste noyt opstaen /
|
| |
| |
|
Begin: O opperste mogentheyt vol perfectien... |
| (fol. 42v) finis per Jan vanden berghe. |
- | (fol. 43) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Dus comen wy / dus gaen wy / allendich bedroefft /
Begin: Kranck / cattyuich / ongevallich mensche... |
- | (fol. 44) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 11 regels op den stok: Wat baet myn triumpheren als ick steruen zal /
Begin: Mijn abuselyck leuen dunckt my seer vrempde... |
- | (fol. 44v) Die sonde voer gheen sonde en achten... (4 verzen). |
- | (fol. 45) (‘Niet sonder liefde’), Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Dat sy twee sielen en een lichaem wesen /
Begin: Inden beghinne schiep Godt na synen wensche... |
| (Loterijbundeltjes van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen, 1574-1575, Refrein op de ‘vrage’: Waer deur d'oprechte liefde int houwelyck groeyt, Nr. 10)Ga naar voetnoot13). |
- | (fol. 46) (F.T.) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Deur kennisse van Godt int houwelyck gewracht heeft /
Begin: Inden beghinne schiep Godt den mensche hier... |
| (Loterijbundeltjes van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen, 1574-1575, Refrein op de ‘vrage’: Waer deur d'oprechte liefde int houwelck groeyt, Nr. 9). |
- | (fol. 47) (Poortier), Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Deur Godts vreese int houwelyck lieffde oprecht groeyt /
Begin: Hoe deughdelyck hoe vreughdelyck hoe bequame... |
| (Loterijbundeltjes van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen, 1574-1575, Refrein op de ‘vrage’: Waer deur d'oprechte liefde int houwelyck groeyt Nr. 8). |
- | (fol. 48) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Loff salighen staet dyen Godt zelue maecte /
Begin: Loff staet van eeren deur tgoddelyck aduijs... |
| (London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 96v-)Ga naar voetnoot14) |
| |
| |
- | (fol. 49) J. vanden Berghe, Refrein van 5 strophen van 17 regels op den stok: Salich ist houwelyck dat met Godt beghint /
Begin: Geluckich en salich is die partuere... |
| (fol. 50) finis per vanden berghe /. |
| (N. Janssens, Een nieu Deuoot Geestelijck Lietboeck..., Antwerpen, Gheleyn Janssens, 1605 (approbatie van 1594), bladz. 143-). |
- | Cort onderwys vanden houwelycken staet / |
| Vroom en verstandich moet den man syn en gheen kint... (18 verzen). |
- | (fol. 50v) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Daer die gebroeders in een lieffde versaemt syn /
Begin: Als gebroeders en susters wilt vrolyck wesen... |
| (N. Janssens, a.w., bladz. 152-). |
- | (fol. 51v) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Heer spreeckt een woordt en myn siel sal genesen syn /
Begin: O eeuwighe wysheyt opperste medicyne... |
| (N. Janssens, a.w., bladz. 154-). |
| (fol. 53) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 19 regels op den stok: Heer spreckt maer een woordt en ick sal genesen syn /
Begin: O eeuwighe wysheyt opperste medicyn... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 47). |
- | (fol. 54v) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 18 regels (21 verzen) op den stok: Hoe weldiger leuen hoe zwaerder doot /
Begin: Wat moghen dees sondighe menschen dincken... |
| (Anna Bijns, Nieuwe Refreinen, Nr. 50, Refreinenbundel van Jan de Bruyne, Nr. 16 (K. Ruelens, Nr. 10) en Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547, fol. 83v-). |
- | (fol. 56) Refrein van 3 strophen van 12 regels en Prince van 4 regels op den stok: En maect v rekeninghe nyet te spaye /
Begin: Och heere wat heb ick al tyts verloren... |
- | (fol. 56v) O heere en wiltse nyet vergheten |
| Die doch dolen en den rechten wech wel weten / |
- | (fol. 57) Refrein van 4 strophen van 16 regels (18 verzen) op den stok: Syt heer gedachtich dwerck uwer handen /
Begin: O crachtichste Godt die dopperste regent // syt... |
| (London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 104v-) |
- | (fol. 58) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 16 regels op den stok: Heere wilt my arme sondaer genadich // zyn /
Begin: O Godt Adonaij nyet om verhooghen... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 51). |
- | (fol. 59v) Refrein van 5 strophen van 15 regels op den stok: Dongehoorsaemheyt bringht ons int verdriet /
Begin: O Adam vadere o Eua moedere... |
- | (fol. 60v) Leert steruen eer ghy sterft |
| Soe condy steruen als ghy sterfft / |
- | Bicht sonder rouwe... (4 verzen). |
- | Elck wake en bidde soot de heere geboot |
| |
| |
| Want den tyt is cort en seker is die doot / |
- | Doulce est la paine... (4 verzen). |
- | (fol. 61) (Anna Bijns), Refrein van 4 strophen van 19 regels op den stok: Tgelooue sonder wercken en maect nyet salich /
Begin: Sonder tgelooue en mach nyemant salich werden... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 2e Boek, Nr. 8) |
- | (fol. 62) Refrein van 5 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Sal Godt als vader barmhertich sterck neer // sien /
Begin: Vreest vreest menschen in sonden stoutmoedich... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 129, fol. 56v-; Nr. 12)Ga naar voetnoot15) |
- | (fol. 63v) Refrein van 4 strophen van 18 regels op den stok: Dolen sy nyet die ons tot eenen anderen wysen /
Begin: Ick ben die heere spreckt Godt almachtich... |
| (Veel schoone christelijcke..., Nr. 46)Ga naar voetnoot16) |
- | (fol. 64v) Die meest verworpen is en minst geacht |
| Wert somtyts van fortuyne int hoochste bracht / |
- | Godt alleen gheue ick prys en eere... (6 verzen). |
- | Dat die weth gebiedt met dreyghen en smerten |
| Doet de trouwe Christen met goetwilligher herten / |
- | Par trop taire et par trop parler |
| Peult bonne chose mal aller / |
- | Tsy vuyt wat geweste |
| Elck prijst tsyn beste / |
- | Den versoenden vyant |
| En betrout gheen bystant / |
- | (fol. 65) Refrein van 5 strophen van 15 regels op den stok: Loff heylich cruyce loff weerdich hout /
Begin: O alder hoochste Godt almachtich... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort Nr. 127). |
- | (fol. 66) Refrein van 4 strophen van 14 regels (16 verzen) op den stok: Tes beter spade gekeert dan nymmermeer /
Begin: Vaert wech solaes samblantich jolyt... |
| (J.B. Houwaert, Die Remedie der Liefde..., Brussel, J. van Brecht, 1583, fol. 102v-)Ga naar voetnoot17) |
| |
| |
- | (fol. 67) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Genadighe Godts sone ontfermt dan myns /
Begin: Als ick my seluen gaen ouerpeysen... |
- | (fol. 68) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: O heere der heeren wilt mynder ontfermen /
Begin: O goederthierenste heere Godt almachtich... |
- | (fol. 69) Refrein van 4 strophen van 17 regels (19 verzen) op den stok: Oft Godt versaghe /
Begin: Ick lyde / ick dooghe my is druck en smerte... |
- | (fol. 70) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 16 regels (17 verzen) op den stok: Vernyeuwt in deughden metten nyeuwen jaere /
Begin: Metten nyeuwen jaere na Paulus vermaen // soet... |
| (Anna Bijns, Nieuwe Refreinen, Nr. 13, Refreinenbundel van Jan de Bruyne, Nr 17; (K. Ruelens Nr. 11) en Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547, fol. 33-). |
- | (fol. 71v) Refrein van 5 strophen van 14 regels op den stok: Want dooghen des heeren die doorsient al /
Begin: Hoe derdij mensche in Godts presentie... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 129, fol. 49v-; Nr. 11). |
- | (fol. 72v) Die goeij comen by tyden... (4 verzen). |
- | (fol. 73) A. de Roovere, Refrein van 10 strophen van 10 regels op den stok: Dan mach ick wel weenen voer myn misdaet /
Begin: Als ick peyse om des tyts onlanckheyt... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 270, fol. 64-Ga naar voetnoot18); Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 114). |
| (fol. 74v) per Roouere. |
- | (fol. 74v) Refereyn van des menschen Catijuicheyt. Iob. 7.14.30. Capit., één strophe van 20 regels op den stok: Dat hy met Christo glorieus verrijsen / sal /
Begin: De mensch sondich ontfanghen in pyne geboren / hier / ... |
- | Ouerdencken van steruen |
| Doet sonde deruen / |
- | (fol. 75) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Voer sulcken jammer mach elck wel beuen /
|
| |
| |
|
Begin: Ontwaect ghy menschen vol van gebreken... |
- | (fol. 75v) Omnia transibunt / nos ibimus / ibitis / ibunt / |
- | (fol. 76) Refrein van 4 strophen van 14 regels op den stok: Gheen berghen soo hooghe / sy en dalen // wel /
Begin: Hoe mach de mensche syn soo vermetelyck... |
- | (fol. 76v) Refrein van 5 strophen van 14 regels op den stok: De rycke weet qualyck hoe d'aerme te moeye // is /
Begin: In wat pynen / verdriet / en swaren versycke... |
- | (fol. 78) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Armoede en ryckdom comen vanden heere /
Begin: Hoort Israel Godts volck hoe ghy syt nv... |
- | (fol. 79) M. de Castelein, Refrein van 7 strophen van 8 regels op den stok: En wilt ons bystaen inde vre der doot /
Begin: O wysheyt vuyten hoochsten mont gesproten... |
| (M. de Castelein, Const van Rethoriken, bladz. 95-; ‘Item Baladen, Referein, de neghen OO’). |
| (fol. 79v) finis per casteleyn. |
- | (fol. 80) J. vanden Berghe, Refrein van 4 strophen van 18 regels op den stok: Hebt in Christus beloften een vast betrouwen /
Begin: Hoort alle die benaut in tsweerelts foreest // leeft... |
| (fol. 81) finis per vanden berghe. |
- | Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: O Israels Godt wilt my erm sondaer gedincken /
Begin: Ick erme allendighe catyff der catyuen... |
- | (fol. 82) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Sey elck tes myn schult tsou' haest gedaen // syn /
Begin: O menschelyck schepsele van Godt geformeert... |
- | (fol. 83) Refrein van 3 strophen van 10 regels en Prince van 4 regels op den stok: Tes al nyet sonder Godt alleene /
Begin: Dwonder dat onder der natueren cracht // is... |
- | (fol. 83v) O bitter morseel wreet bouen schreuen... (8 verzen). |
- | Gedenckt v vuyterste soe de wyse man seyt |
| Ghy en sult nyet sondighen inder eeuwicheyt / |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, bladz. 229)Ga naar voetnoot19). |
- | Daendincken der doot na Jeronimus vermaen |
| Doet alle quade wellusten vergaen / |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, bladz. 233). |
- | (fol. 84) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Wat helpt den dorstighen soe luttel drancx /
Begin: Keert weder laet aff nv volhert als steenen... |
- | (fol. 85) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Een goet herder heeft syn schaepkens lieff /
Begin: Een huerlinck die syn schaepkens is weydende... |
| |
| |
- | (fol. 86) Refrein van 5 strophen van 16 regels op den stok: Broosch eerden vat leert v cranckheyt kinnen /
Begin: Menschelycke figuere eerden cyborie... |
- | (fol. 87) (Anna Bijns), Refrein van 7 strophen van 16 regels op den stok: Jesu Dauidts sone ontfermt v myns /
Begin: Als een schaepken dat voor den wolff is vluchtende... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 39; Refreinenbundel van Jan de Bruyne, Nr. 118; K. Ruelens, Nr. 74). |
- | (fol. 88v) Om svolcx sonden fel / vol van erreure // quaet |
| Godts plaghe seer snel / alle de werelt deure // gaet |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, bladz. 416). |
- | (fol. 89) (Anna Bijns), Refrein van 4 strophen van 18 regels op den stok: Heere en wilt u beelde doch nyet versmaden /
Begin: O Vader van alle redelycke gheesten... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 49). |
- | (fol. 90) (Anna Bijns), Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Een yegelyck sal syns selffs pacxken draghen /
Begin: Ghy die alle staten der werelt begrypen // wilt... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 2e Boek, Nr. 20). |
- | (fol. 91) (Anna Bijns), Refrein van 6 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Tsal noch eens beteren alst Godt sal belieuen /
Begin: Die werelt gaet manck sy behoeffde wel crucken... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 1e Boek, Nr. 12; Gent, Universiteitsbibliotheek, hs. Nr. 2166, fol. 95v- en Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547, fol. 102v-). |
- | (fol. 92) 7. Wercker der bermherticheyt |
| Secourert / spijst / laefft / lost vuijt noode / |
| Herbercht / cleet / begraefft de doode / |
- | (fol. 92v) (Anna Bijns), Refrein van 6 strophen van 17 regels (19 verzen), op den stok: Als de siende dolen wie sal de blinde leyen /
Begin: O verdrietelycke werelt vol doleuren... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 61). |
- | (fol. 94) (Anna Bijns), Refrein van 4 strophen van 18 regels op den stok: Eest wonder al wert de werelt geplaeght /
Begin: Wat sals gewerden ick en bens nyet vroet // maer... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 55 en Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547, fol. 3v-). |
- | (fol. 95) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 16 regels op den stok: Hierom gaet de werelt alzoe sy gaet /
Begin: Om dat lieffde verhuyst is en trouwe doot // es... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 2e Boek, Nr. 15). |
- | (fol. 96) Gheen wederstoot en mach ons deiren |
| Willen wy ons van sonden weiren / |
- | (fol. 96v) Ander Dichte. |
| Als aerde in aerde zal worden geset... (26 verzen). |
- | Weest sober waect ende bidt den tyt is naeckende |
| Wel hem die de heere (als hy compt) vint waeckende / |
| |
| |
- | Met die lieffde Godts weest altyt ontsteken |
| Ende den vrede van uwen naesten en wilt nyet breken / |
- | (fol. 97) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: En straeft my nyet heere in uwen thoren /
Begin: En strafft my nyet heere al ben ick misdadich... |
- | (fol. 98) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Hoe moghen wy v vader onweerdicheyt bien /
Begin: O volmaecte Godtheyt alder hoochste geseten... |
- | (fol. 98v) Schout de sonde en alle boose wercken |
| Volght de deught zy sal v ziele verstercken / |
- | (fol. 99) Die op lanck leuen stelt alle zyn hope... (8 verzen). |
- | (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 18 regels op den stok: Dit soude ons met recht de werelt doen verleen /
Begin: O ontsinnighe mensche die soo versnot zijt... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 6). |
- | (fol. 100) Om svolcx sonden fel / vol van erreure // quaet |
| Godts plaghe seer snel / alle de werelt deure // gaet / |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, bladz. 416.) |
- | (fol. 100v) (Anna Bijns), Refrein van 3 strophen van 19 regels en Prince van 15 regels op den stok: Nyet en mach ons versaden dan Godt alleene /
Begin: Het opperste goet vol alder gerusticheyt... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 9). |
- | (fol. 101v) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 19 regels op den stok: Heere al come ick spade v genade waeckt /
Begin: O eeuwich licht dwelck nemmermeer en verduystert... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 40; London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 119v-). |
- | (fol. 103) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 15 regels op den stok: De sonden mynder jeught en wilt nyet gedincken /
Begin: Vader die ouer alle gheesten hebt gebien... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 37). |
- | (fol. 104v) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 16 regels op den stok: O Heere wilt der zielen genadich wesen /
Begin: Milde bermhertighe moghende Godt vadere... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 42). |
- | (fol. 105v) M. de Castelein, Refrein van 4 strophen van 12 regels op den stok: Wie datse bemindt mindt sijnen verrare /
Begin: Al hadt ghij Cresus rijckdom oft Mathusalems pacht... |
| (M. de Castelein, Const van Rethoriken, bladz. 141-, ‘Referein van xij. In versmadenesse der weereld’). |
| (fol. 106) finis per Casteleyn. |
- | (fol. 106v) Op des menschen Catyuicheyt. |
| Den mensche geboren van synder moedere... (15 verzen). |
- | Ander. |
| Weet wat ghy syt ghy werde Godts broeder vercoren... (20 verzen). |
- | (fol. 107) Franse Ballade op het refrain: Sy mal luy vient ce nest pas de merveille /
|
| |
| |
|
Begin: Quant volunte domine sur raison... |
| (fol. 107v) Jesus minne is suet en schoone... (16 verzen). |
- | O alder minnelycxste Christe Jesu verheuen... (8 verzen). |
- | (fol. 108) M. de Castelein, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Alst Godt belief dan zalt anders zijn /
Begin: Waer is nu Saturnus gulden werelt... |
| (fol. 108v) finis per Casteleyn. |
| (M. de Castelein, Const van Rethoriken, bladz. 151-; ‘Ander snede van xiij. In tvroede’). |
- | Au monde ny a si grand solas... (8 verzen). |
- | (fol. 109) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Een vaetken van eerden es haest gebroken /
Begin: Wat verhooueerdicht ghij o eerden vat... |
- | (fol. 110) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 6 regels op den stok: Die anders doet het sal hem leet sijn /
Begin: Godt almachtich daert al moet voer beven... |
- | (fol. 110v) Thooft is thooft / thooft moetet thooft blyuen... (6 verzen). |
- | (fol. 111) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Tijt verloren es tschadelijcxste datmen vindt /
Begin: De minste schade es altijt tbeste... |
- | (fol. 112) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Hieromme nempt danckbaerlyck den tyt van gratien /
Begin: Hoort ghy geslachte van Juda rasch wilt v bekeeren... |
- | (fol. 113) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Alst myns lieffs wille es / dan salt beter wesen /
Begin: Hoe raesdij hoe broeldij dus / benijders der deught... |
- | (fol. 114) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Och mocht ickse spreken ick waer gepaeyt /
Begin: O vloyende fonteyne reyn goddelyck zaet... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 129, fol. dp-; Nr. 19)Ga naar voetnoot20). |
- | (fol. 115) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Tis al gedaen lieff om kennisse met te makene /
Begin: Comt mijn beminde wilt v versaden... |
- | (fol. 115v) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Soe hadde dlam den boeck in v te recht op gedaen /
Begin: O oft ghy die ooren hebt wilde aen hooren... |
- | (fol. 117) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Dan sal Godts rechtueerdicheyt ierst sijn bekent /
Begin: Blaest op den horen in Syon geringhe... |
| (Brussel, Koninklijhe Bibliotheek, hs. II Nr. 129, fol. 32-; Nr. 6 en Veel schoone Christelijcke..., Nr. 13). |
- | (fol. 118) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Ter noot kendt elck synen vriendt warachtich /
Begin: O vloyende Godheyt des heeren excellent... |
| |
| |
| (London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 102v-, Veel schoone christelijcke..., Nr. 30 en Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 15663, fol. 54v-). |
- | (fol. 119) Refrein van 4 strophen van 14 regels op den stok: Blysschap is goet met droeffheyt geminght /
Begin: Alle blyschappen die ter werelt gebeuren... |
- | (fol. 120) Refrein van 3 strophen van 12 regels op den stok: Sij en dolen nyet die ten halven keeren /
Begin: Wij die int aertsche dal gestelt zijn... |
- | (fol. 120v) Vuyt grooter welden doolt den man... (10 verzen). |
- | (fol. 121) Den wech der salicheijt ende rechte herbane |
| Die elck goet Christen moet pooghen te gaene |
- | A. van den Keere, Weet goede vrienden wat uwes geschiet... (2 strophen van 50 verzen). |
Zij worden v geschoncken metten nyeuwen jaer /
Dese hondert regels al diuersch van dichten
Getrouwende mede nyemant t'ontstichten /
By my Adolff vanden Keere
Gheenen troost ten hende dan inden heere
Aensiet t'hende vanden keere
- | Syt nyet houeerdich wildy Godt behaghen... (14 verzen). |
- | Slangen bloet is fenyn... (8 verzen). |
- | (fol. 123) Refrein van 3 strophen van 14 regels en Prince van 7 regels op den stok: Lang geborgen en es nyet quytgeschouden /
Begin: Alle tvolck verkeert die weerelt verdraeyt nu... |
- | (fol. 123v) A. De Roovere, Refrein van 6 strophen van 12 regels op den stok: Och kent v seluen soo kent v Godt /
Begin: Soe wie hem selven wel kennnen sal... |
| (fol. 124v) finis per Roouere. |
| (A. de Roovere, Rethoricale Wercken, Antwerpen, Jan van Ghelen, 1562, fol. 41v-, ‘Refereyn int vroe’). |
- | (fol. 125) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Wie druck door Godt lijdt crijght vreught int ende /
Begin: Tot lijden sijn wij alle geboren... |
- | (fol. 126) Refrein van 6 strophen van 11 regels (12 verzen) op den stok: Vare alst sal /
Begin: Die altijt geluck heeft mach hem wel belouen... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 181). |
- | (fol. 126) Nyemant en sal hem van Gode beclaghen... (14 verzen). |
- | (fol. 127v)
|
- | Rondeel par Iacq. melyn anno 1564
Vare alst sal is myn deuijse
Ick en wil om deertsche goet nyet flouwen
Al ist dat ick dongeluck somytys wel begrijse
Vare alst sal is myn deuijse
|
| |
| |
|
Tis al menschelyck seyt die wyse
Men moet Godt altyt betrouwen
Vare alst sal is myn deuijse
Ick en wil om deertsche goet nyet flouwen /
|
- | (fol. 127v) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Godt gheue dat tschip wel seylen moet /
Begin: Nv vare alst sal ick heb een schip geraeckt... |
- | (fol. 128v) Refrein van 6 strophen van 10 regels en Prince van 4 regels op den stok: Tis best om beters wille verdreghen.
Begin: Salomon seydt vriendt sydy benijt... |
- | (fol. 129v) Laet nyden lyden van alle syden der vroeghers fel... (6 verzen). |
- | (fol. 130) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Ick danck altyt Godt van dat hy my verleent /
Begin: Als ick ouersien al swerelts regnatie... |
| (fol. 130v) Die den Boeck ontsloot... (6 verzen). |
- | (fol. 133) Refrein van 6 strophen van 16 regels (17 verzen) op den stok: Ay steruen steruen es een hert gelach /
Begin: Tfy tswerelts dal vol alder allendicheyt... |
| (Refreinenbundel van Jan van Doesborch, Nr. 106Ga naar voetnoot21) en Refreinenbundel van Jan de Bruyne, Nr. 43; K. Ruelens, Nr. 96). |
- | (fol. 134v) Refrein van 5 strophen van 15 regels op den stok: Swyght mensche onwijs Goidts oirdeel is ongrondeerlijck /
Begin: Seght dwase onwyse verdoelde menschen... |
- | (fol. 135v) Een ander in loff vander penne. |
| Refrein van 3 strophen van 21 regels en Prince van 9 regels op den stok: En dede de penne wy en wistens nyet /
Begin: Hoe souden die menschelycke sinnen... |
- | (fol. 136v) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: De penne doet goet maer quaet aldermeest /
Begin: Die sulck prijst de penne met allen sterckelijck... |
- | (fol. 137v) Een geraetsele van tselue in rethorycke / |
| Ick ben van vleesch ende van vleesch gecomen... (22 verzen). |
- | (fol. 138) Glorie die vercreghen wordt door deught... (4 verzen). |
- | Hanght de huycke naden wint... (6 verzen). |
| (Refreinenbundel van Jan van Doesborch, Nr. 37)Ga naar voetnoot21). |
- | Mochten schoone woorden coude verweeren |
| Ich soude myn cleederen wel ontbeeren / |
| (Refreinenbundel van Jan van Doesborch, Nr. 38). |
- | Carmen Chronicum in mortem illustrissimi Domini Archiducis Ernesti xx feby 1595. Nocte hora xija. |
| Bis denos luci claudebat februus ortus |
| Clausit vt Ernesti pauca seuera diem / |
- | (fol. 138v-fol. 139). |
| |
| |
| Het was een Coninck siende de discentie ende veranderinghe van synen Coninckrycke / Soe heeft hij geroepen vier geleerde Philosophen om tondersoecken die redene ende die saecken waeromme dat aldus gebeurde / welcke Philosophen daerop raedt ende deliberatie gehadt hebbende / hebben geantwoerdt / ende elck van hen gescreuen voer henne redenen in deser manieren / ... |
- | (fol. 139v) Refrein van 4 strophen van 14 regels op den stok: Dan eest quaet rethorisien sijn oft predicant /
Begin: Als de werelt turbelt in een bedriechelijck quaet... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 129, fol. 67v- en Veel schoone Christelijcke..., Nr. 43). |
- | (fol. 140) (Fr. Fraet), Refrein van 4 strophen van 18 regels (20 verzen) op den stok: Mensche siet van wat nyet / dat ghy gecomen sijt /
Begin: O catyuich wormken gecomen van nyet tot yet... |
| (London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 119v- en Veel schoone Christelijcke..., Nr. 37). |
- | (fol. 141v) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Grondeert dan nyet menschen doordeelen des heeren goet /
Begin: Ghij eertsche mensche bot van verstande... |
| (Veel schoone Christelijcke..., Nr. 31). |
- | (fol. 142v) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Gheeft my den vertroostere uwen goeden gheest /
Begin: O hemelsche vader almachtich regent... |
| (Veel schoone Christelijcke..., Nr. 33). |
- | (fol. 143v) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Gelooft en betrout ick wil v sonden vergheuen /
Begin: Ick ben Alpha ende O sonder beghin die ierste... |
| (Veel schoone Christelijcke..., Nr. 48). |
- | (fol. 144v) J.B. Houwaert Tchristen gelooue. |
| Ick gelooue in Godt den vader almachtich... (2 strophen van 13 verzen). finis per houwaert. |
- | (fol. 145) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Die sondich leeft sonder berou goets woort veracht /
Begin: Die mensche die is in sonden geboren... |
- | (fol. 146) Refrein van 4 strophen van 21 regels op den stok: O heere mijn begeerte es dat ick sien mach /
Begin: O Jesus van Nazarenen vuyt dauidts zade // bleuen... |
- | (fol. 147) J.B. Houwaert Refrein van 6 strophen van 13 regels op den stok: Dabuysen der werelt sijn seer te beclagen /
Begin: Al es de werelt nv vol tribulatien... |
| (fol. 148v) finis per houwaert / |
- | Myn sonden bedroeuen mij... (8 verzen). |
- | Ghodt gheuet... (7 verzen). |
- | De groote hoe vroom en coene |
| Hebben somtyts de cleyne van doene / |
- | (fol. 149) Apocalipsis. 12. cap. |
| |
| |
| Michael street teghen den duyuel en syn ingelen bloot... (4 verzen). |
- | Ballade oft Rondeel. |
| Gheen meerder genuchte op aerden en es... (6 verzen). |
- | Salomons gebet Prouerb. xxx. |
| (London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 143, eigenlijk fol. 144 en Loterijbundeltjes van de Sint Jacobskerk te Antwerpen (1574-1575)). |
- | Leert swygen en verdraghen |
| Soe suldy Gode wel behagen / |
- | (fol. 149v) Geschien moet den wille Gods groot van weerden
Als inden hemel soe oyck opder eerden / |
- | Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Soe moechdij verwinnen en anders niet /
Begin: Al hoordij discordelyck trompen en blasen... |
- | (fol. 150) Die wel can swyghen / hy mach verdryuen / soe menigen thoren /
Diet al wilt wreken dat hy hoort spreken / die blyft verloren / |
- | (fol. 150v) |
Een Christelijck Wenschen oft Vermaen totten kinde dat gedoopt wordt /
Inden naem Jesu / en inden gheest ons Gods crachtich
Om dat ghy gerechtveerdicht synde / sonder verwyt
Idem.
Wilt in nyeuwicheyt des leuens wandelen in dees mortorie
Alsoo Christus verresen is doer des vaders glorie /
Totten Ouders.
Ende opvoeden in onderwysinghe en straffinghe des heeren /
Oots fecit 4. Aug.ti 1574.
- | Refrein van 3 strophen van 12 regels en Prince van 8 regels op den stok: Elck make sijn bedde soe hy slapen wilt.
Begin: Elck mensche heeft sijnen eyghen wille... |
- | (fol. 151v) Seneca seyt. |
| |
| |
- | Nyemant en heeft Godt alsoe te vriende gecreghen |
| Dat hy versekert sy morghen te leuen / |
- | Al wist ghij den loop alder planeten... (7 verzen). |
- | O mensche nv spieghelt v aen mij... (4 verzen). |
- | Dat ghij nv syt plach ick te syn... (4 verzen). |
- | Personne ne peult estre asseure de son sort |
| Qui luij escerra apres sa mort / |
- | (fol. 152) Refrein van 6 strophen van 10 regels op den stok: Dus vindick dat meest mynen tijt verloren es /
Begin: Hoe es belemmert mijn arme natuere... |
- | (fol. 153) A. de Roovere, Refrein van 4 strophen van 8 regels op den stok: Want naer tsoete comet tsuere /
Begin: Hoe net een hoffken staet gegroeyt... |
| (A. de Roovere Rethoricale Wercken, fol. 63v, ‘Balade’). |
| (fol.153v) finis per Roouere. |
- | Ryckdom des werelts baert houerdye... (7 verzen). |
- | Wat ghy peyst oft wat ghy doet... (6 verzen). |
- | Ghisteren was my die doot seer by... (8 verzen). |
- | Thooft is thooft / thooft moet thooft blyuen... (4 verzen). |
- | (fol. 154) Refrein van 11 strophen van 12 regels en Prince van 4 regels op den stok: Hierom de werelt op schaetsen gaet.
Begin: Waer hem een mensche nv keert oft went... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 233 op den stok: Donnosele scaepkens worden meest ghescoren). |
- | (fol. 156) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Hebben wy gheen lieffde soe ist al nyet /
Begin: Al waren alle menschen alzoe vroet... |
| (Refreinenbundel van Jan van Doesborch, Nr. 98). |
- | (fol. 157) Refrein van 5 strophen van 13 regels op den stok: Want tis al verganckelijck sonder de lieffde Godts /
Begin: Hij die sonder beghin van allet beghinnen... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 253). |
- | (fol. 158) A. de Roovere, Refrein van 3 strophen van 10 regels en Prince van 4 regels op den stok: Ten es gheen coren sonder sijn caff /
Begin: Sondighen es menschelyck int exponeren... |
| (fol. 158v) finis per Roovere. |
| (A. de Roovere, Rethoricale Wercken, fol. 20v, ‘Refereyn’). |
- | (fol. 159) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 7 regels op den stok: Ten es gheen coren sonder caff /
Begin: Ten es gheen swijn zonder knorren... |
- | (fol. 159v) Qui ne scait Jesus Christ et at toute science... (4 verzen). |
- | Ledighe sinnen |
| Veel quaets gewinnen / |
- | (fol. 160) Een ander |
| Doet goet te wylen dat ghy hier leefft... (18 verzen). |
| |
| |
Medicyne genomen vuyt die boecken ter eeren
Christus Jesus van Nazaret doctoir der medicyne
Onser alder zielen / dus wilt desen A.B. wel leeren
Siel en lichaem can hy behoeden ten fyne
Hier ende hier namaels voorde helsche pyne /
Alder ierst een hant vol des bitter berouwen
Brenght twee hant vollen ysop der biechten daerby
Cryght twee goij hantvollen goet opsets trouwen
Doet dit in eenen nyeuwen eerden pot der herten vrij
En met water der tranen maect nat wie dat sij
Fyn laet dat sieden int vier der lieffden gloedich
Gans tot ouerloopt nempt dan eenen lepel olie blij
Incockt dat tot het dick wordt in deughden oytmoedich
Kleir willet dan in uwen nyeuwen eerden pot ghieten
Laet het quaet grontsop vuytstorten dwert v behoedich
Maer morgen en auont eenen lepel kleirs wilt genyeten
Natuerlyck sal v ziele genesen sonder verdrieten /
Oft desen dranck v viel te sterck sult hem minghen
Patientie wyn een pinte laet daer in vlieten
Quyt v oycK met soeten most des godlycx verlinghen
Reyn sullen die humeuren der sonden van uwer herten dringhen
Saen sult dan dat edel terwen broot sien tontfanghen
Tgene gebacken is int maeghdelyck lichaem sonderlinghe
Vet lam vleesch nut /dat voer v heeft aen tcruys gehangen
Wacker naer geruster conscientien nempt dan v ganghen
Christi Jesu den rechten medicyn sal v alzoe bewaren al
IJder drinck dese recepte met betraende wanghen
Zuyuer v dan heere aen siel en lichaem gesparen sal
finis per jacques Lopes /
- | Ghij die de sercken der kercken compt betreden... (5 verzen). |
- | Donnez pour dieu vertueusement... (4 verzen). |
- | (fol. 161) Een ander |
| O mensche spieghelt v aen mij (12 verzen). |
- | Ick ben schoone maer men minnet mij nyet... (13 verzen). |
- | (fol. 161v) Een ander |
| Al ben ick arm wat acht ick dies... (12 verzen). |
- | Arme lieden hebben dickwils verdriet en pyne... (4 verzen). |
- | Om svolcx sonden fel vol van erreure // quaet / |
| Godts plaghe seer snel al de werelt deure // gaet / |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, bladz. 416). |
- | Alle kersten menschen doet op v ooghen // nv... (9 verzen). |
- | (fol. 162) Refrein van 3 strophen van 16 regels (17 verzen) en Prince van 13 regels op den stok: Hij en behoefft gheen wasschens die reyn en claer es /
Begin: Als yemant die waerheyt wilt laten hucken... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 170). |
| |
| |
- | (fol. 163) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Maer tes jammer dat die mensche soo sondich is /
Begin: Ouermerct al dat Goidts cracht gescepen heeft... |
- | (fol. 164) Hier is geschiet recht na recht... (4 verzen). |
- | Hoe broosch soe is des menschen leuen... (36 verzen). |
- | (fol. 164v)
Elck wake en bidde soot die heere geboot
Want den tyt is cort en seker compt de doot /
|
- | J.B. Houwaert, Den Adieu van johan baptista houwaert. |
| Orloff ghy werelt vleeschelycke vrouwe... (5 strophen van 13 verzen). |
| (fol. 165v) finis per houwaert. |
- | Noteert. |
| Ghij gierighe menschen van booser aert... (13 verzen). |
- | (fol. 166) Epitaphie van jehan bap ta houwaert. |
| Ick die genaempt was johan baptista houwaert... (4 strophen van 13 verzen). |
| (fol. 166v) finis per houwaert. |
- | Onder deughdelyck gelaet |
| Schuylt dicwils groot quaet / |
- | Onder deughdelyck schijn |
| Veel boosheden zyn / |
- | Het is goet wat hy doet is hy bemindt |
| Het is quaet is hy gehaet wat hy beghint / |
- | (fol. 167) Noch byden zeluen houwaert. |
| Ick was van Jerusalem een Coninck verheuen... (4 strophen van 11 verzen). finis per houwaert. |
- | (fol. 167v) Aij mij o wij en hoe verschiet ick... (18 verzen). |
- | (fol. 168) O bitter morseel vreedt bouen screuen... (8 verzen). |
- | J.B. Houwaert, Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: In v handen (o heere) beveel ick mynen gheest /
Begin: O myn heer myn Godt wilt my allendich kermer... |
| (fol. 168v) finis per houwaert. |
- | (fol. 169) Refrein van 3 strophen van 16 regels en Prince van 14 regels op den stok: Alst al geleeft is moet eens gestoruen zijn /
Begin: Ick ben verwondert door tswerelts gebreken... |
- | (fol. 170) Refrein van 4 strophen van 14 regels op den stok: Och Godt hoe zal ick die not gecraken /
Begin: O Godt almachtich gebenedijt... |
| (Refreinenbundel van Jan van Doesborch, Nr. 96 en Antwerpen, Plantijn Museum, hs. Nr. 53, fol. 1v-.) |
- | (fol. 170v) Tis corte genuchte diemen hier heeft... (4 verzen). |
- | (fol. 171) Een gebeth. |
| O Bermhertighe heere Jesu minnelycke vadere... (16 verzen). |
- | Een ander. |
| O alder hoochste Godt almachtich gebenedyt... (12 verzen). |
- | (fol. 171v) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Weest gegroet maria vol van Gratien /
|
| |
| |
|
Begin: O Maria alderheylichste maeght... |
| (N. Janssens, Een nieu Deuoot Geestelijck Lietboeck..., Antwerpen, Gheleyn Janssens, 1605 (approbatie van 1594), bladz. 147-). |
- | (fol. 172v) Refrein van 4 strophen van 15 regels (19 verzen) op den stok: Want tgoet windt Godts glorie / tquaet deewich steruen /
Begin: O verblinde Ouders in dit verschouen dal... |
- | (fol. 173v) Helpt den last... (6 verzen). |
- | Ghiften en ghauen daerment laet gedooghen |
| Connen verblinden des rechters ooghen / |
- | (fol. 174) Instructie voor alle gouuerneurs. |
| Die een stadt wel wilt regeren... (18 verzen). |
- | Een ander staende opt stadhuys van Bruessele |
| Die eene stadt wel willen regeren... (20 verzen). |
- | Qui non nouit simulare |
| Non nouit gubernare: |
- | (fol. 174v) (Anna Bijns), Refrein van 6 strophen van 17 regels op den stok: Om nyet waecktmen die stadt als Godt nyet en waect /
Begin: Wie en sou nyet suchten die dees ellende siet... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 7). |
- | (fol. 176) Een gebeth |
| O Jesu rechter en aduocaet... (19 verzen). |
- | Loff die hemel en eerde gemaect hebt... (9 verzen). |
- | Ander gebedt |
| O hemelsche vader die alle dinck syt machtich... (17 verzen). |
- | Vertydt v zeluen in alle dinghen... (13 verzen). |
| Menght vreught met sorghenGa naar voetnoot22). |
- | (fol. 177) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 18 regels op den stok: Heere alst my al affgaet wilt my dan bystaen /
Begin: O doot door v memorie ick vereyse... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boek, Nr. 48). |
- | (fol. 178) Danckelyck ontfanct des heeren gauen... (8 verzen). |
- | (fol. 178v) Een leeringte |
| Noyt en achte ick der valscher belieghers beclach... (28 verzen). |
- | (fol. 179) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 6 regels op den stok: Peyst wat den tijt is wanneer hij leden is /
Begin: O sondich zaet Adams broetsele... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 254 en Refreinenbundel van Jan van Doesborch, Nr. 81). |
- | (fol. 179v) Een Clachte Marie |
| Als bedructe moeder ick deerlyck claghe... (12 verzen) |
- | (fol. 180) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Eenen sack vol modders een stinckende prije /
Begin: O menschelyck pack vol stinckender houeerde... |
| |
| |
| (Refreinenbundel van Jan van Doesborch, Nr. 101 en Vanden, X, Esels...; Antwerpen, Weduwe Jacob van Liesvelt, 1558, ‘Vanden seuensten Esel’). |
- | (fol. 180v) Dolen is dat leuen mijn... (5 versen). |
- | (fol. 181) Brijlofts Refereyn van 4 strophen van 15 regels op den stok: Want die op Godt betrout sal nyet verloren // sijn /
Begin: Genade en vrede deur Godt die in shemels troon leeft... |
- | (fol. 182) Een spraecke tot eenen Bisschop, Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 10 regels op den stok: Qui non diligit manet in morte.
Begin: Ick gruete v heer Bisschop eerweerdich Prelaet... |
- | (fol. 182v) O leuende leuen dat eeuwelyck leefft... (6 verzen). |
- | (fol. 183) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Die van selffs nyet en heeft dan deerlyck weenen /
Begin: Waerom wilt hier den mensch hem verhooueerden... |
- | (fol. 184) A. de Roovere, Refrein van 3 strophen van 8 en een halven regel (10 verzen) en Prince van 8 regels op den stok: Seyndt gratie in mijn vuyterste noot /
Begin: Roert v mijn tonghe buyght v mijn knien... |
| (A. de Roovere, Rethoricale Wercken, fol. 9-; ‘Een Bedinghe’). |
| (fol. 184v) finis per Roouere. |
- | Lof Marie. |
| Maghet die bekeerdet dwoort van eua... (5 strophen van 4 verzen). |
| (fol. 185) blank. |
- | (fol. 185v-fol. 186). |
| Beminde leser leest van bouen nedere |
| Recht vuyt oft cruys wys soe kieste de strate |
| Van onder gaet recht op tot bouen wedere |
| Syn dicht al stichtelyck vindt ghy elck op syn mate /
1584. |
| Loefft den heere uwen Godt almachtich... (64 verzen). |
| (fol. 186v) blank. |
| Tussen fol. 186 en fol. 187 in plano blad gedrukte tekst ingelast: Le vray miroir du genre humain. Pour s'y mirer soir & matin. |
| Il me sembloit en mes beaux jours... (46 strophen van 4 verzen). |
| Dits notables Et profitables. |
| Tous les iours mourir nous deuons... (14 strophen van 4 verzen en 6 verzen). |
| (fol. 187) blank. |
- | (fol. 187v-fol. 188) Poortier, ‘Schaakbord’ van 8 maal 8 verzen. |
| Dit is het gebet dat ons Christus geleert heeft |
| Leest dit vrij cruijswijs om deughts vermeeren |
| Christus syn vader hiermede geeert heeft |
| Hoe ghijt leest ghy vindt dicht sin int wederkeeren.
1584 |
| Vader onse die inde hemel zijt... (64 verzen). |
- | Amen is die heerlyckheyt en victorie |
| In v staet die cracht loff en glorie / |
| Dbelieft den heere / |
| |
| |
| (fol. 188v) blank. |
- | (fol. 189) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Dwoort is alleen ons hope en salicheyt /
Begin: Inden beghinne was dwoordt / en dwoordt was Godt al... |
- | (fol. 190) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Om dat elck zijns bloets sou deelachtich wesen /
Begin: Int beghinsel was dwoordt / en tselff woordt prijselijck... |
- | (fol. 191) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Wie nyet lieff en heeft die blijfft inde doot /
Begin: Godt die daer rijck is en bermhertich reene... |
- | (fol. 192) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Soe mach ick verhalen mijn verloren goet /
Begin: Aen alle zijden ben ick benaut en belast... |
- | (fol. 193) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Nyet ons maer gheeft heere uwen naem de glorie /
Begin: O Godts schepper des hemels en der eerden... |
- | (fol. 194) Refrein van strophen van 16 regels op den stok: Die dus strijdt en lijdt gecryght victorie /
Begin: O broeders wat es hier des menschen leuen... |
- | (fol. 195) Refrein van 4 strophen van 14 regels op den stok: Meer drucx dan gelucx geeft Godt sijn vrienden hier /
Begin: Ghij hoopken Israels weest nyet cleynmoedich... |
- | (fol. 195v) Naer ydel genuchte die haest vergaet... (4 verzen). |
- | (fol. 196) A. van Molle, Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Een oytmoedich herte is Godts offerhande /
Begin: Reynicht v herte voor Godt verneert v... |
| (fol. 196v) finis per ambrosius van molle. |
- | (fol. 197) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Loff soeten naem Jesus van Nazareene /
Begin: Loff eere danckbaerheyt en glorie... |
- | (fol. 197v) Jesus Christus dlam Godts gebenedyt... (9 verzen). |
- | (fol. 198) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 5 regels op den stok: Elck wilt begrypen / maer nyet begrepen zyn /
Begin: Daer en was // als ick las / maer een geboren... |
- | (fol. 198v) Och in dit dal vol van misval... (3 strophen van 4 verzen). |
- | (fol. 199) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Die sonder sonde is die worp den iersten steen /
Begin: Waer zijdij begrijpers van uws naeste misdaet... |
- | (fol. 200) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Sijt minnelijck van herten deur tcruys ons heeren /
Begin: Verheught inden geest ghy Christen natie... |
- | (fol. 201) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Gaet inden wijngaert het wordt u vergauwen /
Begin: Compt spreeckt Salomon sonder verseeren... |
- | (fol. 201v) Rondeel. |
| O moeder Godts wilt myns gedincken... (8 verzen). |
| |
| |
- | (fol. 202) Refrein van 5 strophen van 17 regels op den stok: Heere mijn begheerte is dat ick mach sien /
Begin: Jesus dauidts sone hoort mijn gekerm // aen... |
- | (fol. 203) Nieuw jaer voorden rycken |
| O ghy rycke persoonen tsy man oft wyff... (7 verzen). |
- | Voorde gehoude |
| Ghij gebouwde salige mannen en vrouwen... (7 verzen). |
- | (fol. 203v) Aende Maeghden |
| O ghy maeghdelycken staet pretieus en diere... (7 verzen). |
- | Totten Weduwen |
| O staet van weduwen hooge verheuen... (7 verzen). |
- | Totten Cooplieden |
| O coopman hoe rycke ghy syt hoe machtich... (7 verzen). |
- | Totten armen |
| O ghy arme die hier ter werelt sijt versmaet... (7 verzen). |
- | (fol. 204) Den pater noster Refereijnwijs, Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Loff / glorie / prijs / eere / van tyen tot tyen /
Begin: Pater zone heylich geest dryuuldich een Godt... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 113 en London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 27-). |
- | (fol. 205) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Den geest is gewillich maer tvleesch is cranck /
Begin: O leefft naer den gheest broeders verheuen... |
- | (fol. 206) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Wanneer zal Godt van alle menschen bekent zijn /
Begin: Wanneer zullen wy eens zyn van geeste... |
| (London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 59- en Refereynen ende Liedekens op losse Bladen, fol. 3, 2e kolomGa naar voetnoot23). |
- | (fol. 207) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Godt is mijn salicheyt waervoer wil ick suchten /
Begin: O Godlijcke soetheijt vol deughden playsant... |
- | (fol. 208) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Sulcken wijsheyt es sotheyt voor Godt bevonden /
Begin: Hoort toe ghij dwasen ter werelt altijt... |
- | (fol. 209) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 10 regels op den stok: Hebt doch Godts vreese int herte altijt /
Begin: Ghij die de wellust der werelt hanteren... |
| (fol. 209v) Wilt Godt louen en belijen... (6 verzen). |
- | (fol. 210) Refrein van 4 strophen van 17 regels en Prince van 9 regels op den stok: Dit es tsalichste werck dat Godt oyt wrachte /
Begin: O salige wercken Godts ommetelijck... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 270, fol. 80v- en hs II Nr. 119, fol. 36-). |
- | (fol. 211) Refrein van 3 strophen van 14 regels en Prince van 4 regels op den
|
| |
| |
| stok: Wat moet hij dan zijn diet al verleent /
Begin: Als ick int herte merck alle wondere... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 49 en Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547, fol. 29-; E. Soens, Nr. 6). |
- | (fol. 211v) Den ryckdom en is gheen sonde... (4 verzen). |
- | (fol. 212) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Loff alder suyuerste Godts tresorye /
Begin: Loff Maria goddelijcke suyuer fonteyne... |
- | (fol. 212v) Mate is tot alle dinck nut ende goet... (4 verzen). |
- | (fol. 213) Den pater noster by Rondeele |
| Hoort ons Vader die zyt inde hemelen... (7 strophen van 8 verzen). |
- | (fol. 213v) Den Aue |
| Weest gegroet Maria vol gratien... (8 verzen). |
- | (fol. 214) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Loff suuerheyt die den ingelen te bouen gaet /
Begin: Loff lichtende licht tresoor van deughden... |
- | (fol. 215) Refrein van 3 strophen van 17 regels en Prince van 5 regels op den stok: Bepeysdent wy wel bloet mochten wij weenen /
Begin: Wat moghen wij menschen dincken alle... |
- | (fol. 215v) O Godt wanneer / sal dit lyff teer... (4 verzen). |
- | (fol. 216) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Doet ghij dat mensche soe suldy leuen /
Begin: Soe tgoet boomken op dwortelken staet groeyende |
| (fol. 217) Rondeelen teghen de dronckaerts verwaten |
- | Op dat sy haer sondich leuen mogen laten... (9 verzen). |
- | Tfij droncken geselschap wat sydy peysende... (9 verzen). |
- | Ghij gulsighe menschen v seluen besiet... (9 verzen). |
- | Ghy die om prys drinckt wilt v bedroeuen... (9 verzen). |
- | Godt sal v straffen soo ongenadelyck... (9 verzen). |
- | (fol. 217v) Christus versoende v gulsich leuen quaet... (9 verzen). |
- | Te misbruycken tgene dat Godt verleent // heeft... (9 verzen). |
- | Loefft Godt den heer... (6 verzen). |
- | (fol. 218) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 9 regels op den stok: Wou elck sijns selffs conscientie doorwieden /
Begin: Dwerck es groot twordt vast gesponnen... |
- | (fol. 218v) Rom. 13. |
| Wilt ghy nyet vreesen die macht noch justitie... (4 verzen). |
- | (fol. 219) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 11 regels op den stok: Peyst wat den tijt es wanneer hy leden es /
Begin: Gheestelijck / weerlijck volck die tsolaes hanteert |
- | (fol. 219v) Die vast betrouwen en hope can setten... (4 verzen). |
- | (fol. 220) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Ouerdenckt nv uwen verloren tijt /
Begin: O ghij verdoolde die dus sijt sneuende.... |
- | (fol. 221) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Minst geacht ende schadelijcxt verloren /
|
| |
| |
|
Begin: Ou ghij ghierige menschen die altijt zijt... |
- | (fol. 222) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Eij ey voorleden tijt hoe sijdij soe deure /
Begin: O gulden werelt waer sijdij nv bleuen... |
| (Anna Bijns, Nieuwe Refreinen, Nr. 20 en Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547, fol. 52-). |
- | (fol. 223) Refrein van 4 strophen van 10 regels op den stok: Nyet voer een geruste conscientie /
Begin: Al had ick Salomons wysheyt en dauidts loff... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 221). |
- | (fol. 223v) Curia dat curas / ergo si viuere curas |
| Et bone secure / non sit tibi curia curę / |
- | (fol. 224) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Denckt nyet dat yet om nyet geschiet /
Begin: Seer wonderlijck es Godts ordineren... |
- | (fol. 225) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Want tis beter speech dan nemmermeer /
Begin: Seuen werff sdaeghs valt hij die rechtveerdich schijnt... |
| (Brussel, Koninlijke Bibliotheek, hs. II Nr. 270, fol. 103-). |
- | (fol. 226) Refrein van 4 strophen van 14 regels op den stok: Tes beter heden dan morgen gedaen /
Begin: Verloren sone van Gode gekeert... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 162 en Refreinenbundel van Jan de Bruyne, Nr. 29; K. Ruelens, Nr. 83). |
- | (fol. 226v) Leert deruen en steruen... (4 verzen). |
- | (fol. 227) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Den arbeyt is salich al wordt hij geschout /
Begin: Hoe lange suldij O ghij traghe slapen noch... |
- | (fol. 228) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Dit sal ons Godt heysschen ten joncxsten daghe /
Begin: Och Godt wat scherpen tijt hebben wy voer handen... |
- | (fol. 229) Refrein van 5 strophen van 15 regels op den stok: Als dwoordt des leuens dwelck eeuwich bloyende is /
Begin: O sueten naem Jesus compt in mijn herte... |
- | (fol. 230) Refrein van 4 strophen van 9 regels op den stok: O Godt wilt ons onse sonden vergheuen /
Begin: O hemelsche vader Godt almachtich... |
- | (fol. 230v) Godt seyndt op ons straffe ende plaghe... (4 verzen). |
- | (fol. 231) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Crachtich in hemel eerde en in helle /
Begin: O verborghene Goddelijcke Substantie... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 130 en London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 52-). |
- | (fol. 232) Refrein van 3 strophen van 20 regels op den stok: Als al ouerpeyst is soe eest al nyet /
Begin: Als al ouerpeyst es van d'beghin der werelt... |
| |
| |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. III). |
- | (fol. 233) Ander Refereyn vanden Roep der Sielen van 4 strophen van 18 regels op den stok: Requiescant in sancta pace Amen /
Begin: O menschelycke rijckelycke creatueren... |
- | (fol. 234) Refrein van 6 strophen van 14 regels en Prince van 4 regels op den stok: Heere Godt wilt alder sielen gedincken /
Begin: O Goddelijcke namen ontsien gevreest... |
- | (fol. 235v) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Voor sulcken jammer mach elcx herte wel beuen /
Begin: O menschen die in v sondich betrapen lijdt... |
- | (fol. 236v) In al ons lyden tegenspoet ende tentatie... (6 verzen). |
- | (fol. 237) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Dat ick een salige doot mach steruen /
Begin: Ghenadighe heere mijn simpel sinnen... |
- | (fol. 238) Refrein van 4 strophen van 14 regels op den stok: In dhuere des doots wil mijns gedincken /
Begin: O mogende Godt die hebt gemaeckt... |
- | (fol. 238v) Bidt om Godts wille voer die dit schreeff
Want hy arme van deughden bleeff / |
- | (fol. 239) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 11 regels op den stok: Peyst om die eer sy v thuys compt /
Begin: Wat batet tschoon lustich bloyen der werelt... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek hs. Nr. 19547, fol. 39-, E. Soens, Nr. 10) |
- | (fol. 239v) O mensche die hier lydt voorby
Spreckt pater noster ende denckt op mij / |
- | (fol. 240) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 5 regels op stok: Maer en weet hoe / wanneer / oft waer /
Begin: Den tijt die alle dinghen coestert... |
- | (fol. 240v) Die slaept alsmen saijen sal... (10 verzen). |
- | (fol. 241) Refrein van 3 strophen van 17 regels en Prince van 16 regels op den stok: Die soe saeijt oft plant bringht goey vruchten voort /
Begin: Gebenedijt is die man talder stont... |
- | (fol. 242) Refrein van 6 strophen van 17 regels en Prince van 5 regels op den stok: Tsekerste dat ick weet dat es wel leuen /
Begin: Als ick op dleuen opt steruen dinckende ben... |
- | (fol. 243v) Refrein van 5 strophen van 17 regels op den stock: Dees tijttelijcke doot prijs ick alder meest /
Begin: Adams imbijt ons de doot ierst brochte... |
- | (fol. 244v) Wat was ick / wat ben ick / wat wordt ick morgen
Waer sal ick henen varen dit doet my sorghen / |
- | (fol. 245) Een dichte opde 2. Woorden Ecce homo |
| Pilatus totten joden |
| Siet menschen hoe onnooselyck dat dese menschen... (19 strophen van 13 verzen en 5 verzen). |
- | (fol. 248v) Aensiet het leuen wel vande menschen... (4 verzen). |
| |
| |
- | (fol. 249) Refrein van 7 strophen van 18 regels op den stok: Gaet vermaledijde int eeuwich vier /
Begin: Mijn bloet verandert mijn crachten verscricken... |
| (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 270, fol. 89-) |
- | (fol. 251) Refrein van 3 strophen van 13 regels en Prince van 6 regels op den stok: Wee zijns dies nyet in tijts en bekint /
Begin: O broossche menschelijcke creaturen... |
- | (fol. 252) Refrein van 3 strophen van 15 regels en Prince van 14 regels op den stok: Loff cruyce daer Christus aen sterff de doot /
Begin: Loff heylich cruys hoochste engien... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 128). |
- | (fol. 253) Refrein van 8 strophen van 15 regels op den stok: Maria wie soude uwen druck doorgronden /
Begin: O sinnelijcke virtuten leuende crachten... |
- | (fol. 254v) O bloeme Maria maghet reyn... (4 verzen). |
- | (fol. 255) Refrein van 3 strophen van 17 regels en Prince van 6 regels op den stok: Dontfermherticheyt Godts gaet bouen al /
Begin: Bouen alle crachten die Godt volbracht // heeft... |
- | (fol. 255v)
Wat ghij beghint / weest coel gesint
En wel versint / eer ghy beghint /
|
- | (fol. 256) Refrein van 3 strophen van 19 regels en Prince van 7 regels op den stok: Eenen sack vol modders een stinckende prye /
Begin: Ghij lustige Edelinghen rijck van state... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 161). |
- | (fol. 257) Refrein van 6 strophen van 12 regels op den stok: Betert v de keersse gaet seer ten inde /
Begin: Aensiet ghy menschen wat ghy sijt... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 1). |
- | (fol. 258) Refrein van 5 strophen van 10 regels op den stok: Loff daer Godt sijn ruste in nam /
Begin: Maria te louene es mijn intentie... |
- | (fol. 259) Refrein van 4 strophen van 16 regels en Prince van 7 regels op den stok: Gemerct dat tsteruen die deure van tleuen is /
Begin: Godt heeft die ierste weth tot smenschen wil geset... |
- | (fol. 260) Refrein van 3 strophen van 13 regels en Prince van 9 regels op den stok: Loff Joseph Jesus voesterheere vercoren /
Begin: Loff deughdelyck Joseph Jesus vrient getrouwe... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 51). |
- | (fol. 260v) Minne regneert soe machtich... (4 verzen). |
- | (fol. 261) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Loff moeder die de moeder ons heeren droegh /
Begin: Loff weerdichste moeder Loff Anna vercoren... |
- | (fol. 262) Refrein van 4 strophen van 15 regels en Prince van 4 regels op den stok: Loff vrouwe der vrouwen hoochste naest maryen /
Begin: Loff Catharina alder hoochste sucade... |
- | (fol. 263) Refrein van 6 strophen van 13 regels op den stok: Noyt gheen
|
| |
| |
| soo groot van vrouwe geboren /
Begin: Loff alder heylichste vriendt Godts van weerden... |
| (fol. 264) Refrein van 3 strophen van 13 regels en Prince van 9 regels op den stok: O lieue heere Godt ontfermt v myns /
Begin: Al waeren alle eertsche menschen Goden... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 80). |
- | (fol. 265) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Loff heylich gebenedyde cruys ons heeren /
Begin: Loff hout des Cruijcen vruchtbarich plaisant... |
- | (fol. 265v) O Jesus ghy syt dat eeuwich goet... (8 verzen). |
- | (fol. 266) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Wee / wee / wee / die treden vuyter rechter banen /
Begin: Wee de herderen spreeckt die heere almachtich... |
- | (fol. 267) Refrein van 5 strophen van 13 regels op den stok: Ghy sijt den palster daert al aen cleefft /
Begin: O Jesu Christe diet al te bouen gaet... |
- | (fol. 267v) Spiegelt v alle ghy creaturen... (9 verzen). |
- | (fol. 268) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Die den wille Godts weet en recht beleuen /
Begin: O crancke vaten broosch van natueren... |
- | (fol. 269) J.J. Cassiere, Refrein van 4 strophen van 18 regels op den stok: Die dwoort hoort simpel in oytmoet recht vaten can /
Begin: Seght Abraham vader der geloouighen vroet... |
- | (fol. 270) opperste prijs / ao 1559 / finis / Waer s.d. waerheytGa naar voetnoot24). |
- | (fol. 270) J. van den Berghe, Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Die Godt simpel oytmoedich met herten soecken /
Begin: Die diepe oytmoedicheyt Godts goedertieren... |
- | (fol. 271)ij prys per vanden berghe / |
- | Goede leeringhen |
| Int huys van Bethleem gaet sonder beyden... (44 verzen). |
- | (fol. 272) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Om Christus wille die smenschen schult heeft betaelt /
Begin: Godt heeft den mensche naer syn beeldt gewrocht... |
- | (fol. 273) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: Om dat tvleesch cranckheyt en den geest sterckheyt aen cleefft /
Begin: Treurt nyet meer ghij bedructe wilt nyet wanhopen... |
- | (fol. 274) Refrein van 4 strophen van 15 regels (16 verzen) op den stok: De menschen daer hy de doot om heeft gesmaect /
Begin: Die daer slaept rasch maect v oppe sonder stooren... |
- | (fol. 275) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Om Christus wille die Godts thoren geblust heeft /
Begin: In ellende verdriet ende benautheyt groot. |
- | (fol. 276) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Den mensch gebroken inden gheest oytmoedich /
|
| |
| |
|
Begin: Soe den dauw nederdaelt op alle vruchten soet... |
- | (fol. 277) Refrein van 5 strophen van 13 regels op den stok: Loff salighe bloedighe wonden vijffue /
Begin: O minnelijcke Jesu O goddelijck aensien... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 251). |
- | (fol. 278) Ander dicht vanden leeraer ende jongelinck, Refrein van 13 strophen van 11 regels op den stok: Siet omme ghy roeckeloos gesel en Seght wat ghy wilt ick en sie nyet omme /
Begin: Alsmen die werelt wel besiet... |
- | (fol. 280) Refrein van 9 strophen van 20 regels op den stok: Godts cracht noyt gheen weerdiger en maecte /
Begin: Aue maria wyens loff wydt om gronden... |
- | (fol. 282v) O mensche die van Godt zyt geschapen... (8 verzen). |
- | (fol. 283) Refrein van 5 strophen van 18 regels op den stok: Loff maria sonder erffsonden ontfaen /
Begin: Octauianus sach claer bouen der sonnen... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 102). |
- | (fol. 284) Refrein van 7 strophen van 15 regels op den stok: Loff voetsel der zielen der ingelen spyse /
Begin: Sijt willecome broot alder speciaelste... |
- | (fol. 286) Refrein van 4 strophen van 16 regels en Prince van 4 regels op den stok: Als ick my versume al soe en dooght nyet /
Begin: Oft ick als Porus waer machtich van goude... |
- | (fol. 287) Eene leere |
| Lyden is der geloouigher zielen troost... (12 verzen). |
- | Gheen meerder genuchte op eerden en es... (6 verzen). |
- | (fol. 287v) Eene leere per a.b.c. |
| Aensiet aenmerct en wilt beghinnen... (31 verzen). |
- | (fol. 288) Refrein van 4 strophen van 16 regels op den stok: Doet v dinghen altoos bedeckt /
Begin: O pompeuse hooueerdighe wat condy maecken... |
- | (fol. 289) Oratie voorden Eten |
| V benedictie heere geeft vuyt genaden... (11 verzen). |
- | Oratie naden Eten |
| Wy dancken v bermhertighe vadere... (15 verzen). |
- | Des morghens gebeth |
| Loff en dancksegginge moet ick verclaren... (19 verzen). |
- | (fol. 289v) Des auonts gebeth |
| Als v beliefft heeft o vader almachtich... (19 verzen). |
- | (fol. 290) Den benedicite |
| Laet ons Godt louen ende belyen... (9 verzen). |
- | Onsen Vader |
| Des heeren hant es nyet vercort voerwaer... (9 verzen). |
- | Die gratie |
| Danckt en loefft den vader almachtich... (9 verzen). |
- | Onsen Vader |
| |
| |
| Alle goede gauen edel princelyck greyn... (9 verzen). |
- | (fol. 291) Ander Benedictie |
| O Godt milde vader almachtich... (11 verzen). |
- | Gebeth |
| O wortel van Jesse en Dauids sleutel crachtich... (14 verzen). |
- | (fol. 291) Refrein van 4 strophen van 18 regels op den stok: Doer Christus wordt ons de salicheyt gegeuen /
Begin: Verblijdt u nv al die onder des leeuws macht sijt... |
- | (fol. 292) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Den wille is goet geefft my tvolbringen // heere.
Begin: Als ick mijn aengeborene natuere... |
- | (fol. 293) Refrein van 6 strophen van 8 regels op den stok: Verkeeren dat meughdij met eeren doen /
Begin: Adams kinderen broosch van natueren... |
- | (fol. 293v) Och waer ick gae / oft waer ick stae... (4 verzen). |
- | (fol. 294) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Loff bloyende mey opden Paeschdach verresen /
Begin: Inden mey sijn alle garsekens schoon groene... |
- | (fol. 294v) O edel siel soe schoon inden lichaem geschapen... (6 verzen). |
- | (fol. 295) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Moet ick my verblijden / heere in v lyen /
Begin: Vaert wech wanhope mistroostich clagen // saen... |
- | (fol. 296) Refrein van 5 strophen van 15 regels op den stok: Moet ick my verblyen heere in v lyen /
Begin: Elck christelijck mensch behoort en moet inden geest... |
- | (fol. 297) Refrein van 3 strophen van 14 regels op den stok: Broosch eerden spegle // peyst doch om steruen /
Begin: Den salighen tijt // wil v deuoot // maecken... |
- | (fol. 298) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Want ombedacht compt de doot affgrijsselijck /
Begin: O mensche aensiet der werelts staets... |
- | (fol. 298v) Vanitatem vite humanę |
| Omnia sunt risius / sunt puluis en omnia nil sunt |
| Res hominum cuncte nam ratione carent / |
- | Wat is dit broosch ongestadich leuen |
| Bedenckt dat oirdeel ghy moeght wel beuen / |
- | (fol. 299) Refrein van 4 strophen van 19 regels op den stok: Waerder gheen Godt en moestmen nyet steruen /
Begin: O godlijcke ooghen doorschynich van lichte... |
| (Refreinenbundel van Jan van Styevoort, Nr. 184). |
- | (fol. 300) Refrein van 3 strophen van 11 regels en Prince van 4 regels op den stok: Waert alzoo Godt en plaeghde ons nijet /
Begin: Waert dat elck met herten Godt minde... |
- | (fol. 300v) Wandelt altyt in alle voorsichticheyt... (4 verzen). |
- | (fol. 301) Refrein van 6 strophen van 12 regels op den stok: Wie sout dan voeghen nae elcx genoeghen /
|
| |
| |
|
Begin: O Godt almachtich licht onbegrepen... |
- | (fol. 302) Refrein van 4 strophen van 18 regels op den stok: Aensiet het eynde want d'eynde croont het werck claer /
Begin: Opent v ooren die in druck sijt geseten... |
- | (fol. 303) Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Dit sijn die verborghen oirdeelen des heeren /
Begin: Godt die alle dinghen met wysheyt regeert... |
- | (fol. 304) Refrein van 4 strophen van 8 regels op den stok: Loff vloyende fonteyne vol van genade /
Begin: Loff eeuwich almachtich Godt ende heere... |
- | (fol. 304v) Ich hebbe gesondicht o hemelsche vadere... (8 verzen). |
- | (fol. 305) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Ghy sijt den wech / de waerheyt / en dleuen /
Begin: O ombegrijpelyck Goddelijck woordt... |
- | (fol. 306) Refrein van 4 strophen van 8 regels op den stok: Loff vloyende fonteyne vol van genaden /
Begin: Loff eeuwich almachtich Godt ende heere... |
- | (fol. 306v) Diction |
| Nempt aen de wapenen des lichts claer blinckende... (8 verzen). |
- | Iudicabit iudices iudex generalis... (3 strophen van 4 verzen). |
- | Schout de sonde ende alle boose wercken |
| Volght de deught zy sal v ziele verstercken / |
- | Wie ghy syt groot cleyn joncker oft heere |
| Staet na deught soe cryghdy loff en eere / |
- | (fol. 307) Refrein van 3 strophen van 16 regels en Prince van 13 regels op den stok: Ghij sijt den troost mynder zielen alleene /
Begin: Loff woordt wiens woorden warachtich sijn... |
| (London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174, fol. 115V- en Refereynen ende Liedekens op losse Bladen, fol. 3, 4e kolom)Ga naar voetnoot25). |
- | (fol. 308) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Die den heere vreesen ende hem beminnen /
Begin: Wie sout volpeysen wie sout volspreken... |
- | (fol. 309) J. van den Dale, Refrein van 12 strophen van 14 regels op den stok: Lieue heere verleent my patientie /
Begin: O cranck lichaem hoe weeck soe es v macht... |
| (fol. 311v) finis per jan van dale. |
- | Vuyt ons moeders lichaem quamen wy sonder cleeren.... (13 verzen). |
- | Godt gruet v heylige weerdige moeder Anna... (11 verzen). |
- | (fol. 312) Refrein van 4 strophen van 15 regels op den stok: Hoe moest dat moederlijck herte doen ontstelt sijn /
Begin: Vuyt grooter compassien ben ick den druck beclaghende... |
- | (fol. 313) Refrein van 4 strophen van 13 regels op den stok: Aensiet my doch heere met bermhertige ooghen /
Begin: O almachtighe Godt saechtmoedighe adere... |
| |
| |
- | (fol. 313v) Rondeel |
| Die Godt den heere wilt gestadich aenhanghen... (8 verzen). |
- | (fol. 314) Refrein van 4 strophen van 19 regels op den stok: Die de werelt volght moet swerelts loon verwachten /
Begin: O werelt werelt ghy toont v soe schoone... |
- | (fol. 315) Een gebedt |
| O sone Godts deur v vyff wonden root... (7 verzen). |
- | Dit navolgende staet inde rechtcamere vander drapperyé opt stadhuijs van Bruessele |
| Iugeert altijt rechtveerdelyck... (8 verzen). |
- | (fol. 315v) Epitaphie van eenen pastoir |
| Och lieue schaepkens Godt wilt v behoeden... (6 verzen). |
- | Nv ick de werelt heb verlaten... (4 verzen). |
- | Adieu myn eertyts goede vrienden... (4 verzen). |
- | Leser ick ben v voor getreden.... (4 verzen). |
- | Leser leest eenen pater noster... (4 verzen). |
- | Een die gesorcht heeft soe veel als hy cust... (4 verzen). |
- | (fol. 316) Refrein van 8 strophen van 19 regels op den sok: Compt gebenedyde besit dat eeuwich leuen /
Begin: O hemels Jerusalem schoon verheuen stadt... |
- | (fol. 318v) Refrein van 8 strophen van 19 regels op den stok: Gaet van my ghij vermaledijde int eeuwich vier /
Begin: Hoe grouwelyck sal wesen den dach des heren siet... |
- | (fol. 32Ov) Refrein van 4 strophen van 19 regels op den stok: En ontfermt v mynder eer my ouervalt de doot /
Begin: O Godt des hemels en der eerden regent... |
- | (fol. 322) (Anna Bijns), Refrein van 5 strophen van 18 regels op den stok: Loff salich buycxken dat Christum gedragghen heeft /
Begin: Ick arme allendighe cranck eerdich stoff... |
| (Anna Bijns, Refreinen, 3e Boeck, Nr. 14). |
- | (fol. 323v) Een gebet tot Sint Anna |
| Godt gruet v heylige weerdige moeder Anna... (11 verzen). |
- | O Regina poli mater gratissima proli |
| Spernere me noli commendi me tibi soli / |
- | (fol. 324) Ph. Numan, Refrein van 4 strophen van 17 regels op den stok: Wie zal mij verlossen van dlichaem dezer doot /
Begin: O saet van Adam o generatie // cranck... |
| (fol. 324v) finis per Numan. |
- | (fol. 325) Ph. Numan, Refrein van 6 strophen van 19 regels op den stok: Daer sonde regneert en compt den vrede // nyet /
Begin: Och hadden wy peys elck een men wenschen // hoort... |
| (fol. 327v) finis per Numan. |
Elders en in een ander verband zullen we op den inhoud van dezen belangrijken bundel terugkomen. Hier mogen enkele losse opmerkingen volstaan.
| |
| |
De vlijtige verzamelaar Jan Michiels heeft gelukkig niet verzuimd aanduidingen te verstrekken over het auteurschap van sommige stukken door het opgeven onderaan van een naam of een spreuk. Bovendien werden ook enkele gedichten gedateerd. Weliswaar hadden we deze aantekeningen talrijker gewenst. Ook schijnt Jan Michiels hierbij weinig systematisch te werk te zijn gegaan, want waarom we wel de namen aantreffen van dichters als J.B. Houwaert, M. de Castelein, J. Vandenberghe, A. De Roovere, A. Van Molle, Jan van den Dale, Ph. Numan enz. en niet dien van Anna Bijns, van wie niet minder dan 26 Refreinen werden opgenomen, is ons niet duidelijk. Hetzelfde geldt voor de orde waarin de stukken in de verzameling voorkomen. Producten van eenzelfde(n) dichter(es) liggen soms ver uit elkander. Ten slotte zal wel nooit met zekerheid kunnen worden uitgemaakt van welke ‘diuersche scrifften’ Jan Michiels heeft gebruik gemaakt.
Laten we nu de ondertekende en andere stukken, waarvan het auteurschap vaststaat, even nagaan. Wanneer we hierbij enigszins chronologisch willen te werk gaan komt in de eerste plaats A. De Roovere (c. 1420-1482) aan de beurt met 5 Refreinen, waarvan er 4 in de Rethoricale Wercken voorkomen, en één in den Refreinenbundel van Jan van Styevoort (onvolledig) en in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 270, fol. 64-. In deze laatste twee verzamelingen was het stuk echter niet ondertekend, zodat het eerst nu op het actief van den Brugsen Rederijker kan worden geplaatst, waarvan het oeuvre aldus met een Refrein van inkeer kan worden vermeerderd.
Een belangrijker aanwinst voor de kennis van onze Rederijkersliteratuur is ongetwijfeld het Refrein van Jan van den Dale, dat - het weze hier terloops aangestipt - in de door Dr. G. Degroote bezorgde uitgave van de gekende werken van den Brusselsen Rederijker niet voorkomt. Het is een ontroerend gebed waarin de door zware ziekte beproefde Rederijker God smeekt hem de kracht te willen verlenen om zijn lijden met ‘patientie’ te dragen. Wellicht werd het stuk kort vóór zijn dood geschreven en dagtekent het uit c. 1522.
De 3 Refreinen en de Dach Gebenedydinghe van M. De Castelein (1488-1550), de 26 Refreinen en de disticha van Anna Bijns (1493- | |
| |
1575) en het stuk van Fr. Fraet (1505-1558) daarentegen zijn ons reeds van elders bekend.
Van groter betekenis zijn de 4 Refreinen van Jan VandenbergheGa naar voetnoot26), vooral het eerste. Dit stemt namelijk bijna volledig overeen met het Refrein dat voorkomt in het Spel van den Wellustighen MenscheGa naar voetnoot27), waarvan het auteurschap nog niet met volledige zekerheid vaststond. Door de aanduiding onderaan het Refrein ‘per jan vanden berghe’ (fol 42v) bij Jan Michiels kan dit merkwaardige Rederijkersstuk nu wel voor vast als het werk van den Antwerpsen factor worden beschouwd.
Een andere boeiende figuur uit onze XVIe eeuwse letteren is A. Van MolleGa naar voetnoot28), factor van de Lierse Rederijkerskamer Dongeleerde, op 11 Augustus 1568 ‘wegens seditieuse acten en feyten’ onthoofd. Hij is in onze verzameling vertegenwoordigd met een uitgesproken hervormingsgezind Refrein dat aan Dr. L. van Boeckel onbekend is geblevenGa naar voetnoot29). We hebben het hier voor het eerst gepubliceerd, samen met een ander Refrein ondertekend met de spreuk ‘Waer (e)s d(e) Waerheyt’ (= J.J. Cassiere)Ga naar voetnoot30). Dit stuk werd uitgesproken op een Refreinfeest, den 16n Mei 1559 ingericht door de Brusselse Rede- | |
| |
rijkerskamer De Corenbloem, als antwoord op de ‘vrage’: ‘Wat mensche duytvercoren gaue des geloofs goet / om te verstaene hier werd gegeuen’ en behaalde er den ‘opperste prijs’, terwijl Jan Vandenberghe zich met den 2n prijs moest tevreden
stellen.
Nog vier andere Refreinen van denzelfden wedstrijd komen bij Jan Michiels voor. Ze brengen het antwoord op de tweede ‘vrage’: ‘Waerom godt de menschelycke natuere cranck / Bermhertiger es dan dingelsche natuere’Ga naar voetnoot31). Hier kaapte een Mechels Rederijker van De Peoene met als spreuk ‘Goet ront’ den ‘opperprijs’ weg. Andere producten van dichtwedstrijden zijn 3 Refreinen zonder nadere aanduidingen die we echter eveneens aantreffen in de Loterijbundeltjes van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen (1574-1575) en aldaar respectievelijk zijn ondertekend: ‘Niet sonder liefde’, F.T en Poortier. Van dezen Antwerpsen Rederijker komt in onzen bundel verder nog een ‘Schaakbord’ voor, gedateerd 1584. Het Refrein van W.I.Y selveer op den stok: Lydt deen des anders fauten soo kent ghy v selven is eveneens van een Refreinfeest herkomstig en werd ‘gepronuncieert’ te Heenvliet in 1580 en gedrukt in het bundeltje dat de producten van dezen wedstrijd bevatGa naar voetnoot32).
Stads- en tijdgenoten van Jan Michiels zijn J.B. Houwaert (1533-1599) en Ph. Numan (c. 1550-1617)Ga naar voetnoot33). Deze laatste is vertegenwoordigd met twee Refreinen waarvan het laatste c. 1594 moet vervaardigd zijnGa naar voetnoot34). Ruimer is het aandeel van J.B. Houwaert: 14 Refreinen en 4 andere stukken, alles heel ingekeerd en stichtelijkGa naar voetnoot35).
| |
| |
Niet veel meer dan namen zijn de aanduidingen: A. Van den Keere, J. Melyn, Oots en J. Lopes.
Nog een woord over de verhouding van den Refreinenbundel van Jan Michiels tot andere verzamelingen uit de XVIe eeuw. Uit onze inhoudsopgave blijkt dat ongeveer een derde van de Refreinen ook in andere bundels voorkomen, namelijk:
22 |
in den Refreinenbundel van Jan van Styevoort; |
5 |
in den Refreinerbundel van Jan van Doesborch; |
5 |
in den Refreinenbundel van Jan de Bruyne; |
4 |
in Gent, Universiteitbibliotheek, hs. Nr. 2166, waarvan 3 gepubliceerd in de Nieuwe Refreinen van Anna Bijns; |
7 |
in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547, waarvan 5 van Anna Bijns en 2 gepubliceerd door E. Soens; |
4 |
in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 270; |
1 |
in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 119; |
5 |
in Brussel Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 129; |
1 |
in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 16553; |
1 |
in Antwerpen, Plantijn Museum, hs. Nr. 53; |
10 |
in London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174; |
1 |
in het 1e Boek Refreinen van Anna Bijns; |
3 |
in het 2e Boek Refreinen van Anna Bijns; |
19 |
in het 3e Boek Refreinen van Anna Bijns; |
3 |
in de Const van Rethoriken van M. De Castelein; |
1 |
in Vanden, X, Esels; |
4 |
in de Rethoricale Wercken van A. De Roovere; |
3 |
in de Loterijbundeltjes van de Sint-Jacobskerk te Antwerpen (1574-1575); |
1 |
in de Diuersche Refreynen ende Liedekens..., Mechelen, Gielis van Cranenbroeck, 1582; |
1 |
in Die Remedie der Liefden van J.B. Houwaert; |
8 |
in Veel schoone Christelijcke en Schriftuerlijcke Refereynen; |
| |
| |
5 |
in Een nieu Deuoot Geestelijck Lietboeck van N. Janssens; |
3 |
op losse bladenGa naar voetnoot36); |
samen 117 Refreinen. Hierbij dient er echter rekening mee gehouden dat één enkel Refrein soms in verscheidene bundels voorkomt, zodat het eigenlijk aantal Refreinen uit de verzameling van Jan Michiels die elders voorkomen niet 117 maar 87 bedraagt. Er blijven dus nog bijna 160 ‘nieuwe’ Refreinen over, onder dewelke we als belangrijke aanwinsten die van Jan van den Dale, A. Van Molle en J.J. Cassiere kunnen aanstippen. Deze en alle overige stukken zullen door ons in het kader van heel de Refreinenliteratuur worden besproken. Hier volge nog den tekst van de Refreinen van A. van Molle en J.J. Cassiere. Het stuk van Jan van den Dale hebben we reeds elders gepubliceerdGa naar voetnoot37).
Ambrosius van Molle, Refrein.
Ghy Christen schaer die hier lydt tribulatie
Hy sal v verheffen hem laudeert // nv
Want den oytmoedigen gheefft hy gratie
En dopgeblasen hooveerdighe natie /
Sal hy verworpen int eeuwich beuen
Sy eeren hem met een gemaecte gratie
Maer haer herte is verre van hem gedreuen
Haer offerhande is een walgelyck sneuen
Voer den alderhoochsten Godt eerbaer
Tbleeck wel aenden phariseus / die verheuen
Hem heeft en gerekent van sonden claer /
Maer doytmoedich gebet vanden sondaer
Heeft Godt verhoort den anderen tot schande
Den houeerdigen geest veracht hy / maer
Een oytmoedich herte is Godts offerhande /
| |
| |
Een reyn oytmoedich herte is met Godt // eene
Besegelt met den heyligen geest
Tstaet vast op Christum en zyn gebot // reene
Dies salt rust vinden vry sonder tempeest
Tbrant in lieffden tot Godt met grooter feest
Tgebet climt crachtich deur de wolcken hooghe
Sulcken offerhande pryst Godt hier meest
Bespraeyt met tranen schoon verciert ten thooge
Gheen oore en heuet gehoort / nocht oyt ooghe
En heuet gesien / datter is bereyt
Den oytmoedighen /dus elck dan booghe
Voor de crachtige hant Goidts maiesteyt
Offert hem v herte met danckbaerheyt /
Want hy en heeft gheenen lust tot den brande
Des offers / maer soe den Psalmist vuyt leyt /
Een oytmoedich herte is Godts offerhande /
Sal tryck Godts ontfangen naer scriffts belydinge
Dus dan latet dou' caff en tnyeuw suyuer greyn // wint
Want in Christo en gelt weth noch besnydinge
Dan een nyeuw creatuere is syn verblydinghe
Dats eenen gebroken gheest oytmoedich
Die Godt hier proeft met veel verdriets en strydinge
Gelyckmen tgout proeft inden ouen gloedich
Maer een schalck herte tot hoocheyt spoedich
Sal pyne lyden swaer bouen maten
Maer een recht herte is mette wonden bloedich
Van Christo gesuyuert reyn als granaten
Soodanigen volck en zal Godt nyet laten
Maer leydense vuyten babelschen lande
Caluers en bocken mogen ons nyet baten
Een oytmoedich herte is Godts offerhande /
| |
| |
Prince
Des wets offerhanden syn voldaen al
Deur tstorten des bloets van Christo vercoren
En heeft hem verneert dies elck oyck gaen sal
Hem zeluen vuijte / gansch nyeuw herboren
Deur syn bloet heeft hy versoent des vaders thoren
Oytmoedich ons eenen toeganck gemaect
Tot den vader / soe laet ons dan daertoe sporen
Met warachtiger herten ongelaeckt
Volgende minnelyck syn voetstappen naect
Met sulcken offerhande triumphant
Behaeght men Gode / dus o broeders waect
Syt simpel als duyuen / lieffde in v plant
Houdt v nyet voer wys want aen elcken cant
Scientie verheft / met onverstande
Daerom weest oytmoedich / slecht / simpel / want
Een oytmoedich hert is Godts offerhande /
finis per ambrosius van molle /
J.J. Cassiere, Refrein uitgesproken op een wedstrijd, den 16n Mei 1559 ingericht door de Brusselse Rederijkerskamer ‘De Corenbloem’ als antwoord op de ‘vrage’: ‘Wat mensche duytvercoren gaue des geloofs goet / om te verstaene hier werdt gegeven’.
Wat mensch duytvercoren gaue des gelooffs goet
Om te verstaene hier werdt gegeuen
Eest hy nyet die hier simpel in oytmoet
Dwoordt Godts hoorende neempt ter herten soet
En tselue deur Godts hant oyck in hem gescreuen
Jaet / soe van v tuyght de schriftuere euen
Dus van Paulo geexponeert en verclaert
| |
| |
Want nyemant en mach tgelooue aencleuen
Noch verstaen / dan die / die alleen dwoort verheuen
Deur dwerck der lieffden getrouwlyck bewaert
Op welck fondament rust na des gheests aert
De heylige kercke thaerder baten dan
Dus de gaue des gelooffs smenschen welvaert
Haer in tverstant vry met de zulcke paert
Die dwoort hoort simpel in oytmoet recht vaten can /
Deur tgehoor des woordts die in oytmoet geseten
Waren / heeft Godt soe wy lesen en weten
Van dbeghin sgelooffs secreten open gedaen /
Dit bewysen alle vrome propheten
Apostelen martelaren deur duijtmeten
Haers leuens / leere / en geloouich vermaen
De simpele alleen nempt Godts gaue aen
Als maria vast inden gelooue belyt
Daermen de hoochmoedighe voorby siet gaen
Metten pharizeeus / die den publicaen
Tsa hier dan ghy cleynmoedighe nv ter tyt
Verdoolt / deur des onuerstandts verwaten // ban
De gaue des gelooffs te verstaen subyt
Wordt de mensch gegeuen van Godt gebenedyt /
Die dwoort hoort simpel in oytmoet recht vaten // can /
Ja in oytmoet vaten ende nade waerheyt jent
Als Christus voer synen vader bekent
Dat hy en de zyne wys en voordachtich
Dwelck naden geestelycken sin heel excellent
Recht doen zonder smetten ingaen pertinent
| |
| |
Heet en op synen heyligen berch crachtich
Waervoer Christus synen vader almachtich
Danckt / dat hy dit (te weten sgelooffs gaue groot)
Den wysen dezer werelt int vernufft jachtich
Verborghen heeft en den simpelen sachtich
Te kennen gegeuen deur zyn lieffde bloot
Tsa broeders herwaerts siet / hier leyt den cloot
Hoort de scrifft / staet elck vry als een gelaten man /
Voer Godt die de zulcke syn genade boot
Sgelooffs gaue verstaet hy soe den geest ontsloot
Die dwoordt hoort simpel in oytmoet recht vaten can /
Prince
Hierom ghy alle die sgelooffs gaue soecken
Te verstaene / betrout nyet te veel den boecken
Dan d'boeck uwer herten deur doytmoedich wesen
Tot tgehoor des woordts wilt v altyt verdoecken
Reyn predicatie nyet in doncker hoecken
Siet door sgelooffs gaue seer hooge geresen
Thoont ons Godt in Christo de salicheyt vast
Op dat wy syn genade altyt deur desen
Hoe fel wy vanden vijant worden begresen
Liefflyck zouden aensien als ons leuens mast
Nae dees peerle goet metten verstande tast
Tot dat ghyse vindt / soete honichraten // van
Haer zult ghy smaecken als een weert bruyloffts gast
Dus tverstant des gelooffs gaue in hem wast
Die dwoordt hoort / simpel in oytmoet recht vaten can /
finis
oppersten prys
Waer. s.d. waerheyt
1559
Gent
A. van Elslander
|
-
voetnoot1)
- Dit handschrift, door Edw. De Dene op 14 Mei 1561 begonnen en den 24n December van hetzelfde jaar voltooid, bevat niet minder dan 170 Refreinen. Het berust te Brugge in privaatbezit.
-
voetnoot2)
- Volledig gepubliceerd door Dr Fr. Lyna en Dr. W. Van Eeghem, Jan van Styevoorts Refereinenbundel Anno MDXXIV, 2 d., Antwerpen, z.j. (247 Refreinen, waaronder 2 onvolledig).
-
voetnoot3)
- De eerste verzamelbundel (hs. A = Gent, Universiteitsbibliotheek, hs. Nr. 2166) bevat 109 Refreinen, waarvan er 16 in de gedrukte Refreinenbundels van Anna Bijns voorkomen. De overige 93 werden onder den titel Nieuwe Refereinen van Anna Bijns... uitgegeven door Dr. W.J.A. Jonckbloet en Dr. W.L. Van Helten (Gent, 1886). De tweede verzamelbundel (hs. B = Brussel, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr. 19547) bevat 100 Refreinen, waarvan er 21 in de gedrukte Refreinenbundels van Anna Bijns voorkomen, 39 in de Nieuwe Refreinen en 40 die gepubliceerd werden door E. Soens, Onuitgegeven Gedichten van Anna Bijns, in: Leuvensche Bijdragen, 4e jg (1900), bladz. 216-.
-
voetnoot4)
-
Brussel; Koninklijke Bibliotheek, hs. II Nr. 1695 (137 Refreinen, waarvan er één tweemaal voorkomt). Weinig bruikbare uitgave door K. Ruelens, Refereinen en andere Gedichten uit de XVIe eeuw..., 3d., Antwerpen, 1879-1881, die de volgorde van de stukken wijzigde.
-
voetnoot5)
- 's Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, hs. Nr 71 E 57.
-
voetnoot6)
- Volgens W. De Vreese, die het handschrift in 1925 met het oog op zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscripta heeft beschreven, vertoont het papier volgende watermerken: een engel, een lelie in een cirkel, een leeuw in een cirkel en een roos met een lint er onder, waarop BRAVET; zie: Briquet, Nr. 6632 en 6633 (1579-1595).
-
voetnoot7)
- Fol. 138 komt namelijk een Carmen Chronicum voor op den dood van Aartshertog Ernestus (20 Februari 1595), broeder van Keizer Rodolphus II en gouverneur van de Nederlanden na den dood van Farnese.
-
voetnoot8)
- Volgens een aantekening van W. De Vreese in zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscripta.
-
voetnoot9)
- Zie: E. Varenbergh, Gérard (Georges-Joseph) in: Biographie Nationale, d. 7 (1880-1883), kol. 651.
-
voetnoot10)
- Hiermee bedoelen we, in overeenstemming met het voorschrift van M. De Castelein, Const van Rethoriken, Gent, Jan Cauweel, 1555, bladz. 124:
Hier moet ghy weten Ionghers ghemeene
Groot ende cleene om des aerbeidts verslinden,
Dat twee alfue reghels vulmaken eene,
dat een volle versregel gelijk is aan twee halve regels (2 verzen). Een strophe van een Refrein kan dus minder ‘regels’ dan verzen tellen, aangezien zich onder de verzen ook ‘halve regels’ kunnen bevinden. Dit onderscheid tussen ‘regels’ en ‘verzen’ werd enkel voor wat de Refreinen betreft in acht genomen. Bij de andere gedichten werd enkel het aantal ‘verzen’ opgegeven.
-
voetnoot11)
- In dit laatste geval werd de naam van den auteur tussen haakjes geplaatst.
-
voetnoot12)
- Zie: Fr. Kossmann, Refereynen en Liedekens op losse Bladen, in: Het Boek, 15e jg (1926), bladz. 63-.
-
voetnoot13)
- Zie: F. Kossmann, Rederijkersgedichten voor de Loterij der Sint Jacobskerk te Antwerpen 1574, in: De Gulden Passer, 4e jg (1925), bladz. 1-.
-
voetnoot14)
-
London, British Museum, hs. Sloane, Nr. 1174 bestaat uit 145 bladen papier, 100 mm. hoog bij 145 mm. breed. Het dagtekent uit de tweede helft van de XVIe eeuw en bevat 39 Refreinen en verscheidene andere Rederijkersgedichten, waaronder enkele van C. Crul. Deze laatste omstandigheid heeft Dr. J.A. Goris er toe aangezet, in zijn bijdrage in ‘De Gulden Passer’, 4e jg. (1926), bladz. 120- aan deze verzameling gewijd, aan te nemen dat bijna alle stukken door C. Crul zouden vervaardigd zijn. Het schijnt Dr. J.A. Goris echter ontgaan te zijn dat, afgezien van de 2 Refreinen van N. Knibbe, nog andere Refreinen zeker niet van de hand van C. Crul kunnen zijn: onder meer een Refrein van A. de Roovere (fol. 43), één van Anna Bijns (fol. 119v) en één van den Antwerpsen Rederijker Fr. Fraet, die in 1558 wegens het drukken en verspreiden van verboden boeken werd onthoofd (fol. 122v). Dit laatste stuk is aldaar niet enkel ondertekend: f fraet, maar bovendien gedateerd: 1549 10 novembris. Het komt ook voor bij Jan Michiels, fol. 140-.
-
voetnoot15)
- Zie over dezen bundel: Dr. C.G.N. de Vooys, Een onbekende Verzameling Refereinen uit de eerste Helft van de zestiende Eeuw, in: Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie, d. 21 (1928), bladz. 191-.
-
voetnoot16)
-
Veel schoone Christelijcke ende Schriftuerlijcke Refereynen, Dordrecht, Jasper Troyen, 1592, besproken door Dr. C.G.N. de Vooys, De Dordtse Bundel met ‘Christelycke en Schriftuerlycke Refereynen’ in: Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie, d. 21 (1928), bladz. 273-.
-
voetnoot17)
- Behalve een vertaling in verzen van de Remedia Amoris van Ovidius bevat dit bundeltje verder nog: Die clachte van ombehoirlycker Minnen (fol. 26v-), Den Aert der lichter Vrouwen (fol. 39v-), Die Clachte Vulcani ouer Venus zijn wijff (fol. 49-), 2 Dialogen van donghestadicheyt der Vrouwen (fol. 51v-) en Diuersche Lamentatien vande ghehoonde Minnaers (fol. 57-), een verzameling van 30 Refreinen en enkele andere korte stukken ‘int amoureuze’, die niet alle van de hand van J.B. Houwaert zijn. Dit blijkt namelijk uit het feit dat 7 Refreinen eveneens voorkomen in de Refreinenbundels van Jan van Styevoort en van Jan van Doesborch en dus onmogelijk door J.B. Houwaert kunnen vervaardigd zijn. Dit is echter niet het geval met het Refrein dat hier opgenomen is, dat dus wel van J.B. Houwaert zou kunnen zijn. Een bibliographische beschrijving van Die Remedie der Liefde in: Bibliotheca Belgica, 1e Reeks, H 25.
-
voetnoot18)
- Zie over deze verzameling: Dr. Fr. Lyna, Een teruggevonden Handschrift, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, d. 43 (1924), bladz. 289-.
-
voetnoot19)
- We verwijzen hierbij naar de uitgave van A. Bogaers en Dr. W.L. van Helten, Refereinen van Anna Bijns, Rotterdam, 1875.
-
voetnoot20)
- Gepubliceerd door Dr. C.G.N. de Vooys, t.a.p., bladz. 206-.
-
voetnoot21)
- We citeren naar de uitgave van Dr. C. Kruyskamp, De Refreinenbundel van Jan van Doesborch, 2 d., Leiden, 1940.
-
voetnoot21)
- We citeren naar de uitgave van Dr. C. Kruyskamp, De Refreinenbundel van Jan van Doesborch, 2 d., Leiden, 1940.
-
voetnoot22)
- Dit is de spreuk van Jan Vandenberghe, die naar alle waarschijnlijkheid de dichter is van deze 4 korte stukken.
-
voetnoot24)
-
Waer (e)s d(e) waerheyt: dit is de spreuk van J.J. Cassiere.
-
voetnoot26)
- Zie over Jan Vandenberghe alias Van Diest: Dr. W. van Eeghem, Rhetores Bruxellenses (16e eeuw) in: Revue Belge de Philologie et d'Histoire, d. 25 (1936), bladz. 57-. Zijn spreuk ‘Menght vreught met sorghen’ komt in onzen bundel voor (fol. 176) onderaan een reeks van 4 korte stukken die waarschijnlijk ook van zijn hand zijn.
-
voetnoot27)
- Dit volgens een vriendelijke mededeling van Dr. C. Kruyskamp, die een uitgave heeft bezorgd van het rhetoricaal oeuvre van Jan Vandenberghe, welke binnenkort zal verschijnen.
-
voetnoot28)
- Zie de voortreffelijke bijdrage van Dr. L. van Boeckel, Een Zestiendeeuwsche Liersche Rederijker, Ambrosius Van Molle, in: Tijdschrift voor Geschiedenis en Folklore 1941, bladz. 83-.
-
voetnoot29)
- Eveneens van A. van Molle en bij Dr. L. van Boeckel niet vermeld is het Refrein op den stok: Syt simpel als duyven en wys als serpenten. (Refreinenbundel van Jan de Bruyne, Nr 3). De vermelding van ‘dongeleerde’ en van de spreuk van A. van Molle ‘Sciencie verheft’ in de Prince zijn een duidelijke aanwijzing van het auteurschap van den Liersen Rederijker.
-
voetnoot30)
- Zie over dezen Rederijker de merkwaardige studie van Dr. W. van Eeghem, Het Raadsel der vier Cassieres (ca. 1555-ca. 1585), in: Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie, 1938, bladz. 91-.
-
voetnoot31)
- Zie over dezen wedstrijd: Dr. W. van Eeghem, Het Brusselsche Rederijkersfeest (1565), in: Jaarboek van ‘De Fonteine’, 1944, bladz. 63-.
-
voetnoot32)
- Zie over dezen wedstrijd onze bijdrage in: De Gulden Passer, 21ste jg. (1943), bladz. 89-.
-
voetnoot33)
- Zie over Ph. Numan in hoofdzaak: W. de Vreese, Numan (Philippe), in: Biographie Nationale, d. 16 (1900), kol. 1-.
-
voetnoot34)
- Dit Refrein is een klacht over de vele ongelukken die de oorlog met zich meebrengt. Wanneer de dichter opmerkt: ‘achtentwintich jaeren... hebben wij dit verdriet moeten besueren’ doet hij ons een gegeven aan de hand dat ons toelaat het stuk te dateren. Wanneer we namelijk aannemen dat Ph. Numan de periode van onlusten en oorlogen laat beginnen met den Beeldenstorm (1566), moet het gedicht c. 1594 geschreven zijn.
-
voetnoot35)
- Het auteurschap van het Refrein fol. 66-, dat eveneens voorkomt achteraan Die Remedie der Liefden van J.B. Houwaert, staat niet vast.
-
voetnoot36)
- Deze lijst werpt wel een duidelijk licht op den aard van de opgenomen stukken: nog heel wat werk uit de XVe en het begin van de XVIe eeuw, en zowel uitgesproken katholieke als hervormingsgezinde Refreinen.
-
voetnoot37)
- In: Jaarboek van ‘De Fonteine’ 1946-1947, bladz. 7-.
|