Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 66
(1949)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
AToen J. Tideman in 1847-8 de vertaalde tekst van Maerlant's Sinte Franciscus Leven uitgaf ‘naar een perkamenten handschrift in folio van de XIVe eeuw, berustende op de boekerij der Leidsche Hoogeschool’, vergeleek hij vanzelfsprekend de tekst met de uitgave van de Acta Sanctorum (Octobris, Tom. II, 742-798, Antverpiae, 1768), die destijds als de beste editie gold. In 1894 onderwierp T.D. Detmers de vertaling van M. nog eens aan een nauwgezette vergelijking met het Lat. origineelGa naar voetnoot1). Ook hem stond dezelfde uitgave van de Acta ten dienste als de beste Lat. tekst. Deze tekst had echter veel fouten, vooral omdat de bewerker Const. Suyskens S.J. naast een goed hs. al te veel de edities van Surius, Sedulius en Wadding in zijn werk betrokken had, die zonder ernstige kritiek het leven hadden uitgegeven. Dientengevolge moesten T(ideman) en D(etmers) de tekst van M. op veel punten al te vrij vertaald of bedorven achten. In 1898 verscheen een nieuwe critische uitgave van de Lat. tekst in deel VIII van de Sancti Bonaventurae Opera Omnia, door het College van Minderbroeders te Quaracchi bij Florence. Deze uitgave, voortaan aangeduid als OO, bracht ruim 250 verbeteringen aan op de tekst van de Acta. Daaronder zijn er veel die in een vertaling, en bizonder in een vertaling op vers, niet of nauwelijks merkbaar kunnen zijn. Daartoe behoren nevenvormen als paupertas (Acta, no 6), pauperies (OO, I, 1); - clamosus (18, 143), clamorosus (II, 2; X, 4); - chirurgus (67), chirurgicus (V, 9); - bellum (133), guerra (IX, 7); - introire (136), intrare (IX, 8); - forsan (137), forsitan (IX, 8); - capitium (147), caputium (X, 6); - honorare (148), honorificare (X, 6); - siquidem (150), quidem (X, 7); - luctamen | |
[pagina 82]
| |
(227), lucta (§ 1, 3); - sauciatus (234), saucius (§ 1, 6); - velut (267), veluti (§ 5, 2); - redintegrare (277), reintegrare (§ 6, 4); - super (290), supra (§ 8, 5); - synoniemen als: Deus (18), Dominus (II, 3); - austeritas (58), asperitas (V, 2); - sed (194), verum (XIII, 4); - igitur (218), itaque (XV, 4); - ab (247), ex (§ 3, 1), - atque (249), et (§ 3, 3); - infirmitatibus, morbis (§ 8, opschrift); - simplicia en composita als: crescere (63), excrescere (V, 5); - evacuare (144), vacuare (X, 4); - demandare (174), mandare (XII, 2); - advocare (237), vocare (§ 2, 1); - exspirare (240), spirare (§ 2, 4); - osculari (248), deosculari (§ 3, 2); - existimare (250), aestimare (§ 3, 4); - admirare (267), mirare (§ 5, 2); - enarrare, (293), narrare (§ 8, 7); - bepalingen met en zonder voorzetsel: (in) hac hora (67; IV, 9); - (ab) hominibus (93; VII, 6); - (a)laude (224, § 1, 1); - (de) puteo (249; § 3, 3); - (a)lepra (299; § 8, 5); - (de) digitis (294; § 9, 1) - syndeton en asyndeton: 16; II, 1; - 53; IV, 10; - 90, VII, 3; - 158; XI, 5; - 179; XII, 8; - 205; XIV, 1; - 218; XV, 4; - 228; § 1, 4; - 262; § 4, 2; - 292; § 8, 6; - 308; 10, 6. - En zo zijn er nog een aantal meer. Maar dat de nieuwe uitgave voor menige plaats licht zou kunnen brengen lag voor de hand. P. Bonaventura Kruitwagen O.F.M. constateerde dat in De Katholiek, 1905 (128), 162-3 voor een drietal plaatsen (vs. 1339-46; 3316; 6521), die hij terloops had aangetekend. Een nauwkeurige vergelijking, vermoedde hij, zou nog veel andere ophelderingen geven. En inderdaad deed een vergelijking van de vertaling met de nieuwe critische tekst niet alleen een aantal moeilijkheden verdwijnen, maar toonde meteen dat, al leverde M. op verschillende plaatsen een vrije vertaling (vgl. infra B.), hij toch veel nauwkeuriger het origineel volgde, dan de tekst van de Acta toeliet aan te nemen, en dat een aantal namen door de afschrijver(s) niet verknoeid is, zoals men na vergelijking met de Acta meende te mogen vaststellen. Hierbij mag opgemerkt worden dat T. en D. meermalen een moeilijkheid zouden hebben opgelost en een zuiverder taxatie van | |
[pagina 83]
| |
de vertaling als zodanig zouden hebben gegeven, indien zij meer aandacht hadden geschonken aan de varianten die de Acta èn in margine èn in de Annotationes meedelen. Intussen verscheen een nieuwe critische uitgave van de Lat. tekst in de Analecta Franciscana, t. X, blz. 555-652, te Quaracchi bij Florence. Hadden de OO. de Vaticaanse editie van 1588-99 tot grondslag genomen en die gecollationneerd met 12 mss., de An. Fr. betrokken nog vier andere mss. in het onderzoek, waaronder een ms. uit de 13e eeuw dat van alle mss. het zuiverst het origineel van Bonaventura weergeeft. We komen op deze mss. in ander verband nog uitvoeriger terug. Ed. Emonds (P. Sergius O.F.M.), vergeleek in de Legende van Sinte Kunera in de Middeleeuwen (zonder uitgever, plaats en jaar van uitgave [1922]) op enige punten de Mnl. tekst met de uitgave van OO. Had de tekst van de An. Fr. hem ter beschikking gestaan, hij had een paar van zijn stellingen niet geponeerd. Er zijn een kleine 70 plaatsen waar de lezing van de OO. door de An. Fr. verbeterd is. De meeste gevallen betreffen, zoals dat ook bij de correcties van OO. het geval was, een verandering, die bij M. kwalijk een verschil kan opleveren, als b.v. sanctus voor beatus (§ V 5, 2; § 10, 1) daar beide woorden door M. door sint of heilige worden weergegeven, quid voor quod (X 6; IV, 1), supra voor super (XIV, 6), conaretur voor niteretur (XIV, 1) e.d., of die feitelijk geen verschil geven als confirmarunt voor confirmaverunt (IV, 1), amplexatus voor amplexus (VI, 8) nil voor nihil (XIII, 6), enarravit voor narravit (§ 8, 7), quamquam voor quamvis (I, 1). Het aantal verbeteringen door de An. Fr. op de OO. aangebracht, dat in de Mnl. tekst zijn weerspiegeling kan hebben, is gering. De meeste verbeteringen op de Acta kwamen reeds voor in de OO. Er zijn in het geheel een 55 plaatsen waar de Mnl. tekst overeenkomt met de tekst van de An. Fr. en afwijkt van die der Acta. Zesmaal heeft de Mnl. tekst met de An. Fr. een passus of een woord meer. Waaronder de volgende. De Acta spreken in no 90 van het wegschenken van goederen aan de armen: ‘pauperibus.’ In de An. Fr. evenwel wordt er gesproken van de armen der wereld: ‘mundi pauperibus’. M. heeft klaarblijkelijk deze laatste lezing voor zich | |
[pagina 84]
| |
gehad, gezien zijn vertaling in vs. 3529: der werelt armen. - Volgens de Acta no 237 verzocht een vrouw te biechten met de volgende woorden: ‘volo confiteri pater’. Volgens de An. Fr. § 2, 1 voegde zij daar nog aan toe: ‘audi peccatum meum’. Men treft de vertaling van beide zinnetjes in omgekeerde volgorde bij M. aan: Hore vader mine zonden, Die ic wille belien met monden (vs. 8425-6). Wanneer men de tekst van M. met die der Acta vergelijkt zou men vermoeden dat M. gedeelten onvertaald liet. Hier en daar is dat ook zo. Maar vergelijkt men de Mnl. tekst met de An. Fr., dan blijkt meermalen dat die gedeelten ook dáár niet voorkomen. Een paar voorbeelden. Franciscus biedt zijn regel ter goedkeuring aan de Paus aan. In de Acta ontbreekt dat, zoals P. Kruitwagen al opmerkte bij vs. 1939-46. En dan volgt in de Acta no 35: ‘Videns autem Christi Vicarius, dominus Innocentius tertius, vir utique sapientia clarus, admirandam in viro Dei simplicis animi puritatem, propositi constantiam ignitumque voluntatis sanctae fervorem, Christi Pauperem mentis amore complectens, inclinatus animo est, ut pium supplicanti praeberet assensum’. Het gecursiveerde ontbreekt in An. Fr. III 9, maar evenzeer bij M., waar men het verwachten zou tussen vs. 1353 en 1354. T. noch D. maakten van deze lacune naar de tekst van de Acta gewag. Evenmin van de volgende. Het verhaal van de stichting van de Orde van Boetvaardigheid of de Derde Orde begint in de Acta no 46 met deze woorden: ‘Nam praedicationis ipsius fervore succensi, quam plurimi utriusque sexus in conjugali pudicitia Domini famulantes secundum formam a Dei viro acceptam novis se paenitentiae legibus vinciebant’. Het gecursiveerde ontbreekt in de An. Fr. IV 6 en bij M. na vs. 1750. Meermalen hebben de An. Fr. een ander woord dan de Acta. Niet minder dan 25 maal blijkt M. vertaald te hebben naar dezelfde tekst als in de An. Fr. voorkomt. Wanneer b.v. Franciscus uit Foligno is teruggekeerd en het geld, waarvoor hij paard en laken verkocht, aan de priester van San Damiano aanbiedt en vraagt bij hem te mogen blijven, dan lezen de Acta no 16: ‘Acquisivit sacerdos de mora ipsius, sed ... pecuniam non recepit’. De An. Fr. II 1 hebben i.p.v. het gecursiveerde: recusavit, dat ook M. voor zich had (vs. 609): Des or- | |
[pagina 85]
| |
loofde hi metten monde, Maer tgelt ontseidi uptien dach. - Volgens de Acta no 58 was Franciscus met één kleed tevreden: ‘unica paupere contentus tunica’. Volgens de An. Fr. VI 1 evenwel was hij slechts met één arm kleed gedekt: ‘unica paupere contectus tunicula’. Evenzo bij M. (vs. 2257): Een armen roc ende niet el niet an. - In de Acta no 68 heet God Creator, in de An. Fr. V 9 Factor. M. vertaalt door makere (vs. 2663). - Toen Franciscus bij Greccio het Kerst-gebeuren zou ensceneren, vroeg hij daartoe aan de Paus verlof, opdat men dit niet, aldus de An. Fr. X 7, voor een nieuwigheid zou houden: ‘ne hoc novitati (Acta no 149: levitati) posset ascribi’. En bij M. (vs. 5640): Ende om dat hi niene woude Datmen over niewe dat houde, enz. - De namen Sinte Quirix (3658), Satrane (3850), Sente Gemin (6733), Carvio (9460), Scoplet (10295) treft men ook aan in de An. Fr. als Sanctum Quiricum (VII 6), Satrianum (VII 10), Sancti Gemini (XII 10), de Carvio (§ 6, 3), Scopletum (§ 10, 5), terwijl de Acta daar lezen Sanctum Quirinum (93), Sarthianum (98), Sancti Geminiani (183), de Narnio (275), Spoletum (304). Soms hebben de Acta en de An. Fr. wel hetzelfde woord maar in een andere vorm: mv. naast enk., ind. naast conj., posit. naast superl., e.d. Franciscus sloeg driemaal het Evangelieboek op en vroeg bevestiging van zijn levenswijze door getuigenissen van de drieëne God, zo verhalen de Acta, no 28: ‘Trino exposcens a Deo testimoniis’. Volgens de An. Fr. vroeg hij evenwel een drievoudig getuigenis van God: ‘trino exposcens a Deo testimonio’. M. vertaalde naar de laatste lezing: Driewaerf ondede hi den bouc Daer die ewangelien in stonden Om te ebbene drie orconden (vs. 1092). - Op een andere plaats zingt Franciscus, op weg naar de sultan, vers 4 van ps. 22: ‘Nam et si ambulem in medio umbrae mortis, non timebo mala, quoniam tu mecum es’. Aldus in de An. Fr. De Acta hebben ambularem. M's tekst wijst er op dat hij geen praeteritum maar een praesens voor zich had: Ga ic in de scade vander doot In ontsie tquade clene no groot Want du here best met mi (vs. 5109). De zuiverder tekst van de An. Fr. stelt M. niet alleen in het gelijk tegenover de Acta maar zelfs tegenover de tekst van de OO, en wel | |
[pagina 86]
| |
tienmaal. We vermelden daarvan één geval waarmee de critiek geen weg wist, omdat die uitging van een andere lezing als M. vertaalde. In het negende hoofdstuk wordt verhaald, dat Franciscus naar de Mohammedanen in Marokko trok om er de sultan en zijn volk het geloof te verkondigen in de hoop de marteldood voor Christus te sterven. De Lat. tekst volgens OO. luidt: ‘Verum quia martyrii fructus adeo cor ejus allexerat, ut pretiosam pro Christo mortem super omnia virtutum merita peroptaret, versus Marrochium iter arripuit, ut Miramolino et genti ejus Christi Evangelium praedicaret, si quo modo ad concupitam palmam valeret attingere’. De tekst bij M. is als volgt (vs. 5037 vlgg): Daer om dat der martelien smerte
So beghert was in sine herte,
Dat hi de edele doot so zere
Begherde om onsen here,
Heefti den wech bestaen al noch
Toten lande van maroch,
Om dat hi miracle mommeline,
Ende ooc mede den volke sine
Wilde predeken ende leren
Dewangelie gods ons heren,
Up aventure of hi mochte
Den seghe vinden dien hi sochte.
T. tekende bij vs. 5043 aan: ‘Mommeline, d.i. Miramolinus, de algemeene naam der koningen van Marocco. De bijzondere naam van den hier bedoelden vorst was Mahomed’Ga naar voetnoot2). J. Franck merkte in zijn Collation der handschrift von Sinte Franciscus Leven in Ts 1884 (4) 102 bij dit vers aan ‘das c von miracle ist getilgt. Man könnte an eine gekürzte form mirael für amirael, almirael, den bekannten titel heidnischer fürsten denken; doch in beiden wörtern mirale mommeline zusammen wird wol nur der name Miramolino, wie im texte der Acta Sanct. steht, stecken. Was der übersetzer gelesen und geschrieben hat (Miramommeline?) wird sich schwerlich entscheiden lassen’. Franck vermoedde dat de verknoeiing van de | |
[pagina 87]
| |
tekst eer zou teruggaan op Miramommeline dan op Miramoline. De lezing van de An. Fr. komt nu dit vermoeden zo niet geheel dan toch wat het essentiële betreft bevestigen, m.a.w. het vermoeden dat de verknoeiing mirale Mommeline eer kon geschieden uit Miramommeline dan uit Miramoline. Het gecursiveerde woord in de bovenaangehaalde Lat. tekst luidt in An. Fr.: Miramamoline. Een afschrijver heeft het woord niet begrepen en zal er mirale (bevelhebber) mommeline van gemaakt hebben. Of nu de vorm Mommeline op rekening van M. of een afschrijver te zetten is, kunnen we in het midden laten; zeker is dat M.'s origineel dezelfde lezing had als de An. Fr. en niet die van OO., daar mira(c)le mommeline geen vervorming is van Miramoline maar van Miramamoline. Bovendien hebben de twee Brusselse mss. waarover onder nog meer, die nauw verwant zijn aan M.'s Lat. tekst, ook Miramamoline. Komt de Mnl. tekst 54 maal zeer duidelijk overeen met die van de An. Fr., op nog een aantal plaatsen is het niet met volstrekte zekerheid maar toch wel met grote waarschijnlijkheid uit te maken welke der varianten in M.'s origineel voorkwamen. Wanneer b.v. de Acta no 74 verhalen dat de mensen door Franciscus' handelwijze zijn getroffen, dan spreken ze van ‘devotione compuncti’, terwijl de An. Fr. VI 2 variëren: ‘devoto corde compuncti’. Bij M. (vs. 2896) lezen we: Dat was dat hare herte beroerde. D. steunend op de tekst der Acta wilde emenderen: Devocie hare herte beroerde. De tekst van de An. Fr. maakt de corruptie nòg minder waarschijnlijk. Bij vergelijking van de Mnl. tekst met het Latijn blijkt dat M. lichtelijk verbindende partikels als autem, igitur, tandem, at, econtra, vero e.d. dikwijls verwaarloost. Het ontbreken van zulk een partikel zegt dan ook over het algemeen weinig of niets voor het Lat. origineel, wanneer in de Acta een partikel voorkomt in tegenstelling met de An. Fr. of omgekeerd. Iets anders is het met een geval als het volgende. In de Acta no 179 wordt over de kracht van Franciscus' preken gezegd, dat ze zelfs verstokten tot boetvaardigheid brachten: ‘sui sermonis efficacia et obstinatorum mentes ad paenitentiam molliebat’. In de An. Fr. ontbreekt deze versterking. Als we nu bedenken dat M. gaarne het gevoelsaccent aanzette of versterkte, en | |
[pagina 88]
| |
zien dat het partikel in zijn vertaling niet voorkomt, dan is het wel waarschijnlijk dat het ook in zijn Lat. origineel niet werd aangetroffen en hij deze nuance in de vertaling niet over het hoofd zag: Die cracht die an sijn spreken lach Dede te penitencien zochten Sinne die verhart al dochten (vs. 6654-6). Er zijn een paar plaatsen waar de tekst van de Acta, OO. en An. Fr. variëren in het gebruik van de naam van de Verlosser. De Acta no 66 spreken van Christus, het zoete Lam; in de An. Fr. V 8 blijft de naam Christus weg. Ook bij M. (vs. 2563) komt hij niet voor: Ende want dat soete gecruuste lam Daer noit smette noch an quam. - De OO. beginnen c. IX 3 aldus over Franciscus' liefde tot de Moedermaagd: ‘Matrem Domini Jesu Christi indicibili complectabatur amore’. Ook de Acta no 125 hebben Jesu Christi. In de An. Fr. blijft Christi weg. Eveneens bij M.: Marien die jhesum onsen here Drouch dien mindi so zere Dat tonge gene geseggen can (vs. 4799). Het zou kunnen schijnen dat dit wegblijven van Christus bij M. niets zegt voor zijn origineel en het preciese der vertaling, daar de naam van de Verlosser bij Bonaventura en M. heel dikwijls niet gelijkluidend is. Waar echter in het Latijn de dubbele naam Jesus Christus of Christus Jesus voorkomt, wijkt M. slechts eenmaal van het origineel af (vs. 10509 karst), overigens houdt hij zich daaraan: jhesus cristus of jhesus kerst (vs. 445, 1982, 3069, 4044, 4747). Het is dus wel zeer waarschijnlijk dat vs. 4799 op dit punt overeenkomt met de tekst van de An. Fr. De naam Christus, die Bonaventura het veelvuldigst gebruikt, vertaalt M. altijd: door kerst of jhesus cristus of jhesus karst of god of die here. In vs. 2563 is cristus dus wel niet overgeslagen, maar ontbrak in M.'s Lat. origineel evenals in de An. Fr. | |
BBlijkt uit bovenstaande gevallen dat M. een authentieke tekst zeer nauwkeurig volgde, waar een vergelijking van M.'s vertaling met de Acta het tegendeel suggereerde, van de andere kant vertoont de Mnl. tekst toch een aantal afwijkingen. Daaronder zijn ongetwijfeld enige gevallen, waarin een foutieve (vs. 5734-6), of minder geluk- | |
[pagina 89]
| |
kige vertaling (vs. 8457-8) gegeven is, of waar M. vrij vertaalde (vs. 596-7, 615-25, 2372-3, 3501-6, enz.). Dit laatste gebeurde nog al eens als vulling (vs. 3163, 3200, 3625, 4325, 7793, enz.), maar soms vond het daarin zijn verklaring, dat M. zich stelde tussen de Lat. tekst, het verhaal van Bonaventura, en zijn hoorders. Hij liet niet Bonaventura in het Mnl. het verhaal doen van Fr.'s leven, maar hij vertelde zelf zijn hoorders wat Bonaventura in het Lat. had geschreven. Daardoor kon de eerste persoon die Bonaventura gebruikte de enkele keren dat hij zich zelf in het verhaal betrok niet gehandhaafd blijven (vs. 1128-9, 7273-44, 8387, 10451-62). Bovendien omdat hij zich volks instelde, vertelde voor eenvoudige mensen, ‘der leken lieden’, werkte hij verfijnde beeldspraak weg (bv. vs. 769-72, 1195-6, 1912-3, 2520, 8005-6, 8112), liet hij, vereenvoudigend, een element uitvallen (vs. 741-4, 832, 1912-3, 2038-40, enz.), of voegde een en ander in hetzij ter verduidelijking (vs. 253, 258, 330, 594, 894, 1331-4, 3163, enz.), hetzij om verhoogde aandacht te vragen (vs. 1072, 3013, 7132, enz.), hetzij om het gevoelselement te versterken (vs. 7231, 7296-8, enz.), of om nog andere redenen. Een aantal afwijkingen van de tekst der An. Fr. blijken evenwel geen vrije of foutieve vertaling, of een verknoeide naam te zijn, maar terug te gaan op een tekst die dezelfde varianten vertoonde. Dit blijkt uit het (beperkte) varianten-materiaal dat de OO. en de An. Fr. noteren, uit de varianten die de Acta in margine en in de annotationes aangeven, ten slotte uit de enkele mss. van Brussel, Utrecht, Den Haag en Leiden die door ons zijn geconsulteerdGa naar voetnoot3). | |
[pagina 90]
| |
De Mnl. hss. van de Nederlandse bibliotheken, alle uit de 15e eeuw, zouden niets zeggen voor het Lat. origineel van M., indien ze van M.'s vertaling afhankelijk waren. Dit is echter niet het geval. Want 1o zijn ze vertaald naar een andere Lat. tekst; immers meestal komen ze niet met de afwijkende lezingen van M. overeen, terwijl ze elders weer varianten vertonen die niet bij M. voorkomen, en 2o is M.'s vertaling niet benut, blijkens woordkeus en zinsbouw. Er zijn niet minder dan 50 plaatsen waar de vertaling van M. zeer klaarblijkelijk teruggaat op varianten in M.'s Lat. tekst, die we ook ontmoeten in het critisch apparaat van de Acta, OO. en An. Fr., en de door ons geraadpleegde mss. We volstaan met enkele voorbeelden Het wonder van Susa, door M. vertaald in vs. 10347-10405, komt voor in de Acta no 306-7 en in de mss. I, S, Br 1 en Br 2. - Franciscus, pas bekeerd, liep door Assisi en werd nageroepen. De An. Fr. c. II 2 vervolgen: ‘Cumque clamorem hujusmodi pater audisset, statim accurrens, non ad liberandum eum sed potius ad perdendum’. Ms. S heeft. ‘statim illuc accurrens’. En M. vs. 654: Als de vader dit vernam Metter haest hi ghinder quam Niet dat hine verlossen zoude, Maer dat hine verderven woude. - Toen een jongen verongelukt was, bad de vader dat God hem door de verdiensten van Franciscus zou terugschenken. En dan vervolgen de An. Fr. § 2, 7: ‘Ingeminabat preces, vovebat officia pietatis, et sancti viri corpus se visitaturum cum filio, si suscitaretur a mortuis, promittebat. Mirum certe!’ Van het gecursiveerde is er geen vertaling bij M., waar ze zou moeten staan tussen vs. 8666 en 8667. Deze passus is niet overgeslagen door M. of zijn afschrijvers. Immers hij komt ook niet voor in Br 1 en Br 2. - In § 8, 2 worden enkele genezingen van een breuk meegedeeld. Onder ander de volgende: ‘Ab infirmitate quoque consimili Frater Bartholus de Eugubio, Frater Angelus de Tuderto, Nicolaus, sacerdos de Ciccano, Joannes de Sora, vir quidam de Pisis et alius de castro Cisternae, Petrus quoque de Sicilia et homo quidam de castro Spelli juxta Assisium et quam plures alii per Dei misericordiam et beati Francisci merita exstiterunt mirabiliter liberati’. De vertaling daarvan bij M. luidt (vs. 9827-36): | |
[pagina 91]
| |
Broeder bertelmeeus genas mede
Van al sulker siechede
Die was van eugubio
9830[regelnummer]
Ende broeder inghel van tuderto
Clais van sucran jhan van fore
Ende een van pisen alsict hore
Ende een ander van casteel spellen
Dats bi assisen horic tellen
9835[regelnummer]
Ende menigen andren dien god verhuegt
Heeft dor sinte fransoisen duegt, enz.
Voor Bartholus hebben de mss. L en Br 1 en Br 2 Bartholomeus evenals M. ‘Nicolaus sacerdos de Ciccano’ is door M. vertaald: Clais van sucran. Sacerdos is onvertaald gebleven; het komt ook niet voor in het ms. Acta. De mss. B en Br 1 en Br 2 hebben voor Ciccano: Succano. Waarschijnlijk gaat de lezing van M. daarop terug; cc is door een afschrijver dan gelezen als cr. Voor Sora heeft M. fore. Ook enige der door An Fr. geconsulteerde mss., alsmede fl, vt, Acta, OO, de mss. Br 1 en Br 2 hebben: Fora. ‘Cisternae... castro’ is bij M. niet vertaald. Het ontbreekt ook in ms Acta, ms Br en Br 2 en is blijkbaar uitgevallen door dittografie. - Evenals bertelmeeus, sucran, fore komen de namen villesios (10197), zancant (8722), mevane (6709), pomarke (8450), ragulia (8641), alisia (9298) mursia (9864), narvio (9890), acto (9902), pellei (10071) alle overeen met van de An. Fr. afwijkende lezingen, goeddeels met Br 1 en Br 2. - Franciscus zegt tot zijn broeders: (god) sal hier naer Jou in groter menichte doen dien (vs. 1208-9). De Acta, OO en An. Fr. lezen c. III, 6: nos. E. Emonds poneerde daarom in Stelling VI, dat jou geëmendeerd moet worden in ons. Evenwel ten onrechte. Want ms. Acta, Ut 1 en Ut 2 lezen ook vos. En ms Br 3, Haag 1 en 2 en Leid 1, 2 en 3 u. Gaat in de voorafgaande gevallen de Mnl. tekst zeker terug op varianten in het Lat. origineel, voor nog ruim 30 plaatsen is dat waarschijnlijk. Die waarschijnlijkheid is groter, wanneer de Mnl. tekst (ook nog) overeenkomt met de mss S of Br 1 en Br. 2. Het kan de schijn hebben dat in vs 2769: Alle gemene merket dan Hoe reine was deze helege man, het woordje dan een toevoegsel van M. is, ofwel uit rijmnood, ofwel omdat M. een conclusioneel verband met het voorafgaan- | |
[pagina 92]
| |
de wilde leggen, een verband dat in de An. Fr., c. V, 20 niet is uitgedrukt. Maar wanneer we zien dat ms S hetzelfde verband legt door het partikel igitur, dan is het wel waarschijnlijk dat dan daarvan de vertaling is. Een dergelijk geval maant tot voorzichtigheid met de taxatie van zogenaamde stoplappen. - Ook in vs. 4154 is dan waarschijnlijk een vertaling naar een variant. Toen een broeder eens geërgerd was door het gedrag van zijn medebroeders en hij Franciscus vroeg voor zijn zonen te bidden, antwoordde deze: ‘An ego te super Religionem meam sic pastorem institui, ut me principalem nescias esse patronum?’ Aldus in An. Fr. In ms B staat ergo voor ego; en bij M.: Hebbic di upti ordine mine Dan geset so herde te sine Dattu niet ne kens bedi Dat ic meester bescermer si. - In § 10, 6 begint een ongelukkig man aldus zijn gebed tot Franciscus: Help mij en gedenk hoe ik u diende en eerde. Want ik heb u op mijn ezel gereden, ik heb uw heilige handen en heilig voeten gekust, ‘sanctos pedes tuos et sanctas manus tuas osculatus fui.’ Tuas komt niet voor in An. Fr., wel in fl, vt, Acta, OO en de mss B, I, L, O. Ook M. repeteert het possess.: Dine helege hande ende dine voete Cusdic die waren soete. Van de plaatsen waar in de Mnl. tekst geen vertaling wordt aangetroffen van substantiva, adjectiva, participia, pronomina, adverbia, zou men kunnen vermoeden, dat M. het woord, vrij vertalend, oversloeg; vooral wanneer het verbindingspartikels geldt, daar M. die inderdaad meermalen onvertaald liet. Wanneer we evenwel dergelijke woorden ook in bepaalde mss. zien ontbreken, vooral in de mss. S, Br 1 en Br 2, dan mag het ontbreken daarvan ook in M.'s origineel gepresumeerd worden. In de Lat. uitgaven is in c. II, 2 sprake van de stad Assisi: civitatem Assisii. Bij M. (vs. 640) staat er slechts Tassisen. Dit kan een vrije vertaling zijn, te eer daar heel dit nummer vrij vertaald is; maar aan de andere kant wijst het ms S, waar civitatem niet voorkomt, op het ontbreken in M.'s origineel. Deze waarschijnlijkheid wordt vergroot door het feit, dat M. elders waar in alle teksten ditzelfde woord voorkomt, het ook vertaald heeft, zoals in vs. 139 tassise inde port, in civitate Assisii (An. Fr. I, 1, Acta no 6). - In c. V, 12 is Franciscus in de buurt van de Po ‘cum fratre socio’. In vs. 2736 vertaalt M.: ende met hem de geselle sine. Fratre is daar | |
[pagina 93]
| |
niet weergegeven, maar het komt ook niet voor in ms S, dat heeft ‘cum socio’. Een en ander mag van weinig betekenis lijken, het verheldert onze blik op de nauwgezetheid van M. | |
C.Er zijn nog enige plaatsen in de Mnl. tekst, die afwijken van de Acta, OO, An. Fr. en het ons ten dienste staande varianten-materiaal. Het is niet steeds duidelijk te onderscheiden of M. vrij vertaalde, invoegde of wegliet, of dat een afschrijver een lezing wijzigde, en anderzijds of M. met min of meer waarschijnlijkheid een andere lezing voor zich had dan ons bekend is. Wanneer de OO. en de An. Fr. alle varianten van de door hen gecollationneerde, resp. 12 en 16 mss., hadden meegedeeld, zouden we M.'s origineel wellicht nog op enige punten kunnen bepalen. Niettemin doen de gevallen, menen we, toch wel allereerst denken aan een afwijkende lezing, die we soms nader kunnen preciseren. Bonaventura verhaalt in c. X, 6: Franciscus had eens tijdens een veertigdaagse vasten een nap gemaakt om elk ogenblik bezig te zijn en geen tijd te laten verloren gaan. ‘Fecerat in Quadragesima quadam vasculum unum, ut minutias temporis, ne omnino exciderent, occuparet.’ M. vertaalde vs. 5589-92: In ene vastene hem geval dat Dat hi adde gemaect een vat Om cruumkine wildire in houden Dat si verderven niet ne souden. Het voorlaatste vers is een contaminatie uit: Om cruumkine daer in houden en om(dat?) hire cruumkine wilde in houden. Het is duidelijk dat temporis is uitgevallen. Minutias werd alzo door cruumkine vertaald, en exciderent en occuparet werden in de vertaling daarbij aangepast. - In § 8, 6 is sprake van een edelvrouw die 23 jaar aan bloedvloeiing leed: ‘per viginti tres annos’. Maar de Mnl. tekst heeft: ene edele vrouwe adde .XX. jaer Met bloet gevloeit harde zwaer. M.'s Lat. tekst moet hier 20 voor 23 gelezen hebben. Immers indien M.'s origineel viginti tres had gelezen en M. dat vertaald had door drie en twintich (.xxiij.), dan had het vers 14 lettergrepen geteld, hetgeen indruist tegen de structuur der verzen van dit dichtwerk, die nooit meer dan 12 lettergrepen hebben. Gezien M.'s accuratesse is het niet aan te nemen dat hij opzettelijk of bij vergissing het getal veranderde. - Nog een geval. Met | |
[pagina 94]
| |
een zinspeling op de Vespers van Kerkwijding die het beeld ontleenden aan Judith 1:2 en 1 Mach. 10:11 begint c. XIV, 3 aldus: Toen hij alzo twee jaren na het indrukken der wonden in het twintigste jaar van zijn bekering door de vele rake slagen van zijn kwellende ziekten als een steen was gehakt voor het gebouw van het hemels Jerusalem, enz., ‘multis fuisset angustiantium infirmitatum probativis tunsionibus conquadratus tanquam lapis in supernae Jerusalem aedificio collocandus, etc.’ M.'s vertaling luidt: Met meniger ziecheit starc ende zwaer Gehouwen was hi in der maniere Als een steen die men deelt in vieren Ende liggen sal in de muur mede Van jherusalem der stede (vs. 7518-22). Het is moeilijk aan te nemen, dat M. die steeds blijk geeft het Lat. goed te kennen, conquadratus zou verstaan hebben als in vieren gedeeld. Trouwens hij vertaalde in Sp. Hist. IV7, 38, 21 quadratus door geviercant. Vgl. MnlW 2, 1807. We vragen ons af of zijn Lat. tekst niet verschreven was in conquartatus. Dan zijn er nog enige afwijkende namen, waarvan we geen Lat. variant hebben gevonden. Omdat van veel namen meer varianten in het Lat. voorkomen en een aantal namen bij M. met de ons bekende varianten overeenkomt (vgl. blz. 90-91), daarom kan men met grond vermoeden dat althans sommige van die afwijkende namen in de Mnl. tekst teruggaan op een variant in M.'s Lat. origineel. We hebben in het voorgaande slechts een globaal overzicht willen geven van de verhouding van M.'s vertaling tot de critische tekst en de varianten. Voor verdere bizonderheden verwijzen we naar de commentaar in de nieuwe uitgave van het Sint Franciscus' Leven die in voorbereiding is. Over de verwantschap van M.'s origineel en de door ons benutte mss. kunnen we slechts enkele opmerkingen maken. Er is op grond van het feit dat het wonder van Susa (Segusia), door M. vertaald in vs. 10347-10408, ook in ms. I voorkomt en dat ‘enkele tekst-varianten die in verschillende groepen van kodeksen, waartoe ook I behoort, voorkomen, en die ook bij Maerlant worden aangetroffen’, de gevolgtrekking gemaakt, dat de Lat. tekst van M. geparenteerd is aan ms. I en dus corrupt is (T T L 1934 [22] 118). Ongetwijfeld wijst dat op verwantschap. Maar daar volgt niet | |
[pagina 95]
| |
uit dat M.'s Lat. origineel corrupt was. M.'s tekst toch dateert van omstreeks 1280 en ms. I is uit de 14e eeuw. M.'s tekst was dus genetisch veel ouder. In die tussentijd kunnen de copiisten nog veel verschrijvingen hebben begaan, die in ms. I aan de dag treden. We zien dan ook dat de tekst van M. op veel punten afwijkt van ms. I. En het wonder van Susa treffen we ook aan in mss S, Br 1 en Br 2. De verwantschap met mss S en Br 1 blijkt aanmerkelijk groter. Vooral met Br 1. Wij hebben slechts de gevallen gecollationneerd, waar M. mèt de An. Fr. van de Acta en van de OO afwijkt, om de waarde van de nieuwste critische uitgave voor de taxatie van M.'s Sint Franciscus te adstrueren (vgl. A), en vervolgens slechts die gevallen met andere uitgaven en mss vergeleken, waar de Mnl tekst afwijkt van de critische uitgave van An. Fr. (vgl. B), om daardoor een zuiverder oordeel te kunnen vellen over de getrouwheid van M.'s vertaling, en daarmee voor een totale beoordeling van de vertaling als zodanig een objectieve basis te geven. Daarvoor was het niet nodig, wanneer we eenmaal een overeenkomstige variant in een der oudere uitgaven en mss aantroffen, ons onderzoek nog tot andere teksten uit te breiden. We deden dat dan ook dikwijls niet. Uit dit betrekkelijk gering aantal vergelijkingen bleek echter al, dat de Mnl. tekst heel nauw verwant is met ms Br 1. Immers voor de 70 gevallen, waarvan we onder A slechts enkele voorbeelden gaven, komt hij daarmee op een paar uitzonderingen na steeds overeen, dikwijls in afwijking met andere teksten en mss. Wat de van de An. Fr. afwijkende lezingen betreft (vgl. B) komt hij het meest overeen met ms Br 1, n.l. 24 maal; met ms S echter 23 maal, terwijl met ms I maar 13 maal. Het zou kunnen schijnen dat deze verhoudingen niet juist zijn, omdat van ms S en I niet alle varianten door OO en An. Fr. werden meegedeeld, terwijl die van Br 1 alle werden geraadpleegd. Maar men bedenke dat M. dikwijls met ms Br I de authentieke tekst heeft, d.i. overeenkomt met de An. Fr., in tegenstelling met S en I, terwijl de tegenstelling zeker nog groter zou blijken indien OO en An. Fr. alle varianten van I en S hadden meegedeeld. Het ms Br 1 gaat evenwel zeker niet rechtstreeks terug op het Lat. origineel dat M. gebruikte, omdat M.'s origineel al woorden mist | |
[pagina 96]
| |
die in Br 1 voorkomen (o.a. temporis (vgl. blz. 93)), en varianten vertoont waar Br 1 de zuivere lezing geeft (Vgl. vos voor nos, blz. 91, Mevanii voor Bevanīi en Pomarco voor Pomarico, blz. 91). Er is bij ons onderzoek naar M.'s origineel gebleken, dat de Lat. en Mnl mss van Brussel, Utrecht, Den Haag en Leiden vrij sterk verwant zijn, en dus ook met M.'s tekst. Sporen daarvan zijn te zien in vos voor nos, blz. 91, Mursia voor Nursia, blz. 91. Een algehele collatie van deze mss. zou de onderlinge verwantschap nader kunnen vaststellen. Voor ons onderzoek naar M.'s origineel was dat evenwel niet nodig. Voor de onderlinge verhouding der Mnl hss. zie verder P. Kruitwagen in De Katholiek 1905 (128) 157-161. Uit de vergelijking van onze Mnl tekst met de vele uitgaven en mss is weer eens gebleken dat we een schrijver uit zich zelf moeten verklaren, ook waar het zo'n nuchtere zakelijkheid betreft als de varianten van een tekst. Er zijn een aantal gevallen waar zonder de contekst is uit te maken welk woord of welke vorm de vertaler weergaf. Als M.b.v. het woord landekijn gebruikt (vs. 1427), en de teksten hebben ter corresponderender plaatse religio en regio, dan kan het niet twijfelachtig zijn wat de lezing was in M.'s Lat. origineel. Maar daarnaast staan er veel andere, die geen gefundeerde uitspraak toelaten tenzij in verband met de hele vertaling, met analoge gevallen, met de werkwijze van de vertaler, e.a. Of en in hoeverre M. woorden onvertaald liet, andere er bij voegde, of en in hoeverre hij bepaalde vormen verwaarloosde, welke vrijheid hij zich veroorloofde tegenover zinnen en namen, welke zijn nauwgezetheid was in de weergave van nuances, dat zijn aangelegenheden die meestal niet te constateren zijn aan de afzonderlijke gevallen, maar slechts zijn af te lezen aan het gehele complex der gedragingen van de vertaler en de graad van verwantschap met de oude uitgaven en mss. We hebben dan ook meermalen de afzonderlijke gevallen gezien in verband met de gesignaleerde omstandigheden om de overeenkomst van onze Mnl. tekst met bepaalde teksten overtuigend te maken, zoals overeenkomsten met de mss. S, Br 1 en Br 2 (blz. 86-87; 91-92), vertaling van partikels en de naam van de Verlosser (blz. 87-88), normale verslengte (blz. 93), e.a. Overzien we onze vergelijking van M.'s tekst met de verschillende lezingen dan blijkt: | |
[pagina 97]
| |
1o uit A, hoe nauw M. in afwijking met andere teksten bij de authentieke lezing aansluit; 2o uit B, dat voor de meeste plaatsen, waar hij van de An. Fr. verschilt, nu zelfs bij het beperkte varianten-materiaal dat ons ter beschikking stond, het Lat. origineel kon worden opgegeven. Dat legt de voorzichtigheid op om de plaatsen, waar de Mnl. tekst verschilt van de ons bekende teksten, en dat zijn vooral namen van personen en plaatsen, vooralsnog te handhaven en niet te emenderen naar de An. Fr. Trouwens bij elke nieuwe critische Lat. uitgave kreeg, zoals bleek uit A, de Mnl. tekst meer gelijk; 3o uit B en C, dat de verschillen van M.'s Lat. tekst met de An. Fr. voor een goed deel (plaats)namen betreft. Alles samen zijn het er niet minder dan veertig. Vgl. blz. 91 en 94. Veel varianten, zoals: met of zonder ghinder (blz. 90), dan, dine, port (blz. 91-92) geven weinig verschil. Afwijkingen van meer betekenis zijn gelegen in het wonder van Susa (blz. 90), het ontbreken van tekstgedeelten (blz. 90-91, 93), en de plaatsen die een andere voorstelling of een andere zin bevatten, als b.v. blz. 93-94. Van deze laatste zijn er in het geheel een twintigtal. De vergelijking van de Mnl. tekst met de Lat. lezingen heeft duidelijk gemaakt, hoe gevoelig M.'s vertaling meestal is. De voorbeelden onder A en B kunnen daar reeds enig denkbeeld van geven. Tevens is daaruit gebleken dat, al mogen de copiisten zich nog al eens verschreven hebben (vs. 320, 913, 1724, 2072, 2173, enz.), of zelfs hier en daar de zin onverstaanbaar hebben bedorven (vs. 840-1, 5043, 5479-80, 6918, 7998, 10208-12), ze toch de meeste afwijkende lezingen niet op hun rekening hebben, daar die door M. zelf zo vertaald bleken (B), of ondersteld mogen worden door M. uit zijn Lat. origineel vertaald te zijn (C).
Voorschoten. P. Maximilianus O.F.M. Cap. |
|