leving weten te handhaven. De nederlandse samenstelling mengelmoes laat inmiddels zien hoe een zeer welgeordend woord niettemin de drager kan worden van een zeer ongeordend begrip. In het duits is de ongeordende betekenis van mengen oorzaak geworden van kruisingen met het gevoelswoord patschen, waaruit als mengproducten mantschen, pantschen en matschen te voorschijn zijn gekomen. Al deze woorden betekenen ‘morsen, plassen, knoeien’, terwijl in 't bijzonder pantschen gebruikt wordt in de zin van ‘bedriegelijk knoeien, (wijn) vervalsen’. Ten onrechte staan ze in de woordenboeken als klanknabootsingen genoteerd, want het zijn in oorsprong vervormingen van een geordend woord en pas secundair is de klank er als een zelfstandige waarde in naar voren gekomen. In het nederlands heeft, zoals Van Wijk al heeft gesignaleerd, mengen een kruising aangegaan met plassen (of eventueel een ander werkwoord dat met pl begint). Het resultaat was plengen, waarnaast een enkele keer ook plangen optreedt. Het oudste woordenboek dat plengen heeft opgetekend, de Teuthonista, geeft het als een synoniem van mengen. Waarschijnlijk zal het wel de nuance van ‘kliederig mengen’ hebben gehad, althans wanneer plengen in de 17de eeuw in de literatuur opduikt betekent het ‘morsen, plassen’. De bet. ‘liegen, bedriegen’ die het woord in het mnd. heeft, zal wel zijn voortgekomen uit die van ‘bedriegelijk knoeien, vervalsen’. In het ndl. komen dergelijke ontaarde betekenissen niet voor,
maar heeft het woord zich juist tot een verheven literaire uitdrukking ontwikkeld (‘tranen, bloed plengen’), waarmee het echter meteen zijn ondergang tegemoet ging, want op 't ogenblik is het in de levende taal niet meer bruikbaar door zijn boekige klank. Zo ziet men dat ook het opstijgen uit de chaos naar een al te verheven orde dodelijk kan zijn. Een nabootsing van een natuurgeluid, zoals het WNT wil, is plengen echter ook in de chaos nooit geweest, wel een gevoelswoord.
Blanden is een woord dat, anders dan in de andere germaanse talen, in het mnl. nog maar zeer zelden voorkomt. Verdam vermeldt alleen de verbinding mede blanden ‘voor iemand een drankje gereed maken, hem er in laten lopen’. Het ‘mengen’ toont zich hier dus in zijn onfatsoenlijke, ontaarde vorm: ‘Die heeren, die nu waren soo fier,