Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 61
(1942)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Sacrum nemus BatavorumVollgraff heeft in een belangwekkende mededeling, gedaan in de Ned. Akademie van WetenschappenGa naar voetnoot1), de aandacht gevestigd op een onlangs gevonden Latijnse inscriptie, daterende van de eerste eeuw na Christus. Deze komt voor op een steen, welke is opgebaggerd in de nabijheid van Herwen (Overbetuwe); hij bevat de oudste naamvorm van deze plaats: Carvio, ablatief singularis van *Carvium; tot dusver kenden wij alleen sedert 897 als oudste vorm HarauuaGa naar voetnoot2). Op verzoek van Vollgraff heeft Van HamelGa naar voetnoot3) een nadere toelichting gegeven over de verhouding van de vormen Herwen: Carvio, en wij menen, dat deze afdoende is behalve ten opzichte van één punt, waaromtrent hij trouwens een minder stellig geluid laat horen: de etymologie. Hij houdt het voor mogelijk, dat de genoemde naam een io-afleiding is van germ. *harwa- ʿvlasʾ en dat dezelfde woordstam aanwezig is in Herwijnen en Herwaarden. Zeer bevredigend lijkt deze verklaring niet; men zou in dat geval veeleer een samenstelling in de trant van Vlasakker, vlaschaard verwachten; het is m.i. niet aannemelijk, dat het korte, weinig zeggende io-suffix hier het te verwachten substantief zou hebben vervangen. En de veronderstelling over de stam vindt geen steun in de namen Herwijnen en Herwaarden, die beide hetzij toponymische samenstellingen van Her- en -wijnen, -waarden zijn - zooals GalléeGa naar voetnoot4) ze beschouwde - hetzij afleidingen van aldus samengestelde persoonsnamen; de oudste vormen zijn: Heriwinna (a. 850) en Heri-warda (a. 997)Ga naar voetnoot5). Ik zou dan ook de verklaring in een geheel andere richting willen zoeken, in de mening dat wij hier met een bijzonder merkwaardig toponiem te doen hebben. In Noordholland ligt onder Schoorl een gehucht Hargen, waarvan | |
[pagina 242]
| |
als oudste vorm voorkomt Haragum (a. 960)Ga naar voetnoot1). Deze naam is een merkwaardige rest van heidense cultus; immers hij is identiekGa naar voetnoot2) met ohd. harug, dat voorkomt in de betekenissen van ʿlucus, nemus; fanum, delubrum, ara, capitoliumʾ; ags. hearg ʿ(heilig) bos, tempel, afgodsbeeldʾ; on. hǫrgr ʿheilige steen, altaarʾ. Er bestond dus een Oudgermaans woord *harguz, dat een heilige plaats bij de heidense Germanen aanduiddeGa naar voetnoot3). Men tast dus wel niet mis, wanneer men in het aloude Hargen ziet het heiligdom in het bos, dat eens genaamd was Scor-lo (ʿbos aan het strandʾ), thans voortlevend in de naam van het dorp Schoorl. Een bevestiging van deze opvatting vindt men in andere namen in dezelfde streek van Noordholland, welke insgelijks op heidense cultus schijnen te wijzen: Heilo, vroeger Heilich-lo ʿheilig bosʾ; en Vronen, oudtijds Vroon-lo ʿbos, gewijd aan de god FrôʾGa naar voetnoot4). Ook Oesdom (buurtschap onder Heilo) zou men hierbij kunnen rekenen; als Osdem wordt het in een oorkonde van 1083Ga naar voetnoot5) genoemd naast Heilgalo (= Heilo), Alcmere (= Alkmaar) en het bovengenoemde Haragon. Immers Os- is ontstaan uit ans-Ga naar voetnoot6), dat samenhangt met got. ansis ʿsemideiʾ (Iordanes) en noordgerm. Asen; wellicht behoort hierbij ook Fries Eswei, dat ʿgodenwegʾ zou kunnen betekenenGa naar voetnoot7). Mag men Raymond SchmittleinGa naar voetnoot8) geloven, dan zou men ook Alk-maar hierbij mogen brengen; immers hij brengt dit alk- in verband met de bij TacitusGa naar voetnoot9) overgeleverde naam van twee Germaanse goden Alci. Een gewichtig bezwaar hiertegen is echter, dat Alci allerwaarschijnlijkst een germ. ᵡ heeftGa naar voetnoot10); maar toch | |
[pagina 243]
| |
mag er op gewezen worden, dat het verband met ndl. alk ʿsoort van meeuwʾGa naar voetnoot1) niet vaststaat, daar - naar vriendelijke mededeling van. prof. Swaen - de alken in deze streken niet broeden. Wat de naam Hargen betreft, dient overigens nog opgemerkt, dat deze op twee andere plaatsen in ons land terugkeert. Ten eerste in Zuidholland als de oude naam voor (De) Ketel: Harga sive KetelGa naar voetnoot2). De naam is al vroeg overgegaan op een water aldaar, de Thurlede; vgl. inter fluvium Matlinge et rivulum Thurlede, qui vocatur HargaGa naar voetnoot3); later Oude HargGa naar voetnoot4). Nog leeft hij voort in Hargpolder en in de Harreweg of HargewegGa naar voetnoot5), die in de Rechten van De Ketel wordt vermeld als HerchwegGa naar voetnoot6). Ten tweede vindt men in Friesland dezelfde naam: Harich, Harig, dorp, gelegen in Gaasterland; a. 1290 Harich, a. 1326 HarchGa naar voetnoot7). De etymologie van germ. *harguz is geheel onzeker; alleen staat vast, dat naast de vormen met γ andere met ᵡ voorkomen; vgl. ags. hearh naast hearg, en in de Lex Ribuaria in haraho jurareGa naar voetnoot8). Er is dus niets tegen om te veronderstellen, dat het Germaanse woord oorspronkelijk een hv had, welke vereenvoudigd werd tot h, maar door grammatische wisseling ook kon overgaan in γu. Deze γu werd in 't Germaans vaak tot g, maar, vooral vóór palatale vokalen, tot w. Voorbeelden van aldus ontstane woordparen zijn bekend genoeg; b.v. g: w in got. magus: mawi; h(v): w in ags. horh: horwes; mhd. schëlch: schëlwer (on. skjalgr); got. saíhvan: siuns (uit *seγu ní-); got. ahva: ohd. ouwa, ndl. land-ouw. Op dezelfde wijze nu is m.i. Herwen ontstaan uit *harw-iaz (met w uit γu vóór de volgende i van het io-suffix), dat zich tot germ. *harguz ongeveer verhoudt als got. mawi tot magus. De uitgang -en van Herwen staat op één lijn | |
[pagina 244]
| |
met die van Hargen (Haragum). Men zou geneigd kunnen zijn, de w van Herwen te vergelijken met die van eng. Harrow, Harrowden e.a., welke namen hetzelfde Germaanse woord bevatten, maar hier is de w van jongere datum; in de oudst overgeleverde vormen vindt men hier een g: a. 767 hergae, a. 825 Hearge enz.Ga naar voetnoot1). Carvium-Herwen was dus een heilige plaats bij de heidense Germanen in de eerste eeuw na Christus; in elk geval reeds vóór het jaar 70/71, toen de in de inscriptie genoemde legio I ontbonden werdGa naar voetnoot2). Deze Germanen moeten natuurlijk de Bataven zijn geweest; immers Herwen ligt in het oude gebied van deze stam, links van de vroegere bedding van de Rijn, die thans een. dood, maar vrij diep water vormtGa naar voetnoot3); nog in 897 en later luidt het: Harauua villa in pago BatauuiGa naar voetnoot4). Nu weten wij uit Tacitus, dat de Bataven - als andere Germaanse volksstammenGa naar voetnoot5) - een sacrum nemus hadden: daarheen riep Claudius Civilis in 69 n. Chr. de stamhoofden specie epularum samen; daar wekte hij ze op tot de opstand tegen de gehate Romeinse onderdrukkers, barbaro ritu et patriis execrationibusGa naar voetnoot6). Met de uitdrukking sacrum nemus geeft Tacitus volkomen juist het oudgerm. *harguz weer; anders gezegd: in Carvium-Herwen is het heilige woud der Bataven teruggevonden; wat Hargen was in Scorlo, was Carvium in 't sacrum nemus. En nog in veel latere tijd was de plaats zodanig in aanzien, dat de Franken, toen zij in de 5de eeuw zuidwaarts rukten, aan een nieuwe vestiging van hen in Aubel (prov. Luik) dezelfde naam gavenGa naar voetnoot7). Géén bezwaar tegen deze opvatting is de veronderstelling van een nemus in de lage gedeelten van ons vaderland. Niet alleen kennen | |
[pagina 245]
| |
wij door Tacitus ook in Friesland een lucu(s) quem Baduhennae vocantGa naar voetnoot1); niet alleen zagen wij hierboven, hoe eens in Noordholland een uitgestrekt woud aanwezig was, maar bovendien kan men zich beroepen op de talrijke woud-namen in de lage gedeelten van Holland (Abkoude, Abtswoude, Berkenwoude, Hoogwoud, Schellingwoude e.a.), temeer daar opgravingen de vroegere aanwezigheid van bos bevestigd hebben. Men bedenke daarbij, dat zulk een nemus niet beantwoordde aan de voorstelling, die wij van het begrip woud hebben, te weten een uitgestrekt bos met hoog geboomte. Het waren bossen van elzen, abelen enz., die op drassige gronden veel voorkwamen en in klassieke bronnen dan ook veelal in één adem met moerassen genoemd worden (terra... silvis ac paludibus invia: Mela III 3, 29)Ga naar voetnoot2). Door de moeilijke toegankelijkheid konden de stamhoofden in oorlogstijd hier ongestoord bijeenkomen. Is het bovenstaande juist, dan is, dank zij een samentreffen van archaeologische, historische en toponymische gegevens, hiermede een der oudste geschiedkundige plekken van ons vaderland teruggevonden. Hilversum M. Schönfeld |
|