Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 57
(1938)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
Gm. eu in het NederlandsIn mijn Hollandse Dialektstudies 30 en 92-95 heb ik in afwijking van de gebruikelijke opvatting de stelling verdedigd, dat gm. eu in iedere positie, met of zonder volgende umlautsfactor, normaal in het Westen van ons taalgebied (Holland, Zeeland, Vlaanderen, West-Brabant) een ie heeft opgeleverd. Daar deze stelling aanleiding heeft gegeven tot misverstand (zie V. Haeringen in zijn bespr. in Museum, Weijnen in zijn diss. blz. 30) wil ik er hier nog even op terug komen. Men heeft begrepen, dat ik de owgm.splitsing van eu in iu en io voor het Westen zou willen ontkennen. Dit is geenszins mijn bedoeling geweest, ik had alleen het oog op de i-umlaut. De oude splitsing in iu en io heeft m.i. niets met i-umlaut te maken. Zoals iedere gm. u voor een volgende syllabe met o of a tot o werd, zo werd ook de u van eu voor o of a van de volgende syllabe tot o. Het eerste deel van de tweeklank ontwikkelde zich steeds tot i en zoo krijgen we het resultaat dat uit gm. eu voor o of a van de volgende syllabe io ontstaat en in alle andere gevallen iu. Later kwam de i-umlaut. Uiteraard kon deze de io nooit wijzigen, omdat op io nooit een syllabe met i volgde. De iu, in zekere zin de normale representant van gm. eu, kwam echter wel voor i-wijziging in aanmerking. Wij kunnen ons voorstellen hoe dat gegaan is: [iu] werd [iy] en dit werd, doordat het tweede element van de tweeklank het eerste aan zich assimileerde, [y.]. De io daarentegen werd tot [iə] en dit weer tot [i.]. Zo schijnt het dat het owgm. onderscheid tussen iu en io zich zuiver weerspiegelt in de moderne tegenstelling tussen uu en ie. Inderdaad is dit niet het geval, want de i-umlaut ligt tussen het owgm. en de moderne taal in en deze i-umlaut maakte de owgm. tegenstelling pas praktisch van belang. | |
[pagina 239]
| |
De proef op de som. Het hele Westen van ons taalgebied, Holland, Zeeland en Vlaanderen, kent geen umlaut van lange vokalen en tweeklanken. Apriori kan men dus verwachten dat ook de umlaut van gm. eu, oftewel owgm. iu, hier niet optreedt. Inderdaad vinden we nog heden ten dage in het Vlaams, Zeeuws en Westbrabants owgm. iu regelmatig door ie vertegenwoordigd, eenzelfde klank als ook uit owgm. io is ontstaan. Uit oude Hollandse teksten blijkt dat het Hollands, althans voor r (vier, dier, stieren), ook ie uit iu had ontwikkeld (voor andere konsonanten zijn er misschien enkele aanwijzingen van oude ie, maar die zijn schaars, zie mijn boek t.a.p.). Het ligt dus voor de hand om te zeggen: in het westelijk deel van ons taalgebied, waar umlaut van lange vokalen en tweeklanken ontbreekt, is de regelmatige representant van gm. eu, onverschillig of dit in het owgm. iu of io was geworden, een ie. We kunnen aannemen dat in dit gebied het tweede element in de tweeklanken iu en io zo verzwakte, dat uit beide dezelfde klank [iə] of [i.] ontstond. Het onderscheid tussen iu en io werd voor de latere taalontwikkeling pas van belang doordat de i-umlaut iu op een bizondere manier wijzigde. Waar de i-umlaut uitbleef vielen iu en io samen. MeertensGa naar voetnoot1) heeft de gedachte geopperd, dat ie uit iu een speciaal Vlaams verschijnsel zou zijn, dat zich door de Vlaamse expansie ook over Zeeland en Holland zou hebben verspreid. Dit is zeer goed mogelijk. De geografische verspreiding van deze ie klopt immers vrijwel met het Vlaamse expansiegebied zoals men dat reconstrueren kanGa naar voetnoot2). Bovendien heeft deze gedachte nog het voordeel dat het beperkte optreden van ie uit iu in de Hollandse teksten (bijna alleen ie voor r) er gemakkelijk door verklaard kan worden. Men hoeft dan enkel aan te nemen dat de Vlaamse ie zich maar ten dele in Holland heeft kunnen vastzetten. Meertens' theorie brengt ons in zekere | |
[pagina 240]
| |
zin weer terug bij de oude opvatting, dat vier, dier, stieren enz. ‘Vlaamse’ vormen zouden zijn. Maar er is toch een groot verschil. Vroeger hield men deze ‘Vlaamse’ vormen voor literair. Het dialektonderzoek heeft sedert aan het licht gebracht dat het in Holland zonder enige twijfel sedert de oudste schriftelijke overleving volksvormen zijn geweest. Wil men deze oude Hollandse volksvormen niet door autochtone ontwikkeling verklaren, maar door Vlaamse invloed, dan moet dit de invloed geweest zijn van een zeer vroege Vlaamse expansie, zoals die inderdaad aannemelijk is te maken. Ook wanneer men echter met Meertens de Holl. ie uit Vlaanderen ingedrongen acht, dient men de Vlaamse ie toch te blijven verklaren op de wijze zoals ik heb voorgesteld. Dan zou de owgm. iu niet in het hele Westen, maar alleen in het Z. Westen van ons taalgebied buiten de umlaut gebleven zijn. k. heeroma |
|