een zeker geluid, niet ongelijk aan het murmelen en klokken van een enigszins snelstromende beek. Wanneer we dan ook onder de Woordenboek-voorbeelden van het z.g. onomatopeïsche lierelauwen dit zinnetje vinden: ‘de beek vloeide al lierelouwende over de steenen’, dan vragen wij ons af, of deze betekenis van lierelauwen niet af zou kunnen stammen van ‘een klokkend geluid maken met water, dat men in de mond neemt’. De andere betekenisschakeringen van het onomatopeïsche lierelauwen nl. balken van een ezel, wauwelend praten, doedelen van een doedelzak, laten zich ook zonder veel moeite hetzij uit de veronderstelde oorspronkelijke, hetzij uit de afgeleide betekenis van ‘murmelen’ verklaren.
De vraag is nu echter: betekent lierelauwen den dranck inderdaad wel ‘water een beetje lauw maken door het in de mond te nemen’? Ik meen, dat het woord zelf een aanwijzing geeft in die richting. Wat is de etymologie van lierelauwen? Mij dunkt deze van lauwen d.i. lauw maken met de lieren oftewel wangen. Het is te vergelijken met woorden als handtekenen e.d. Het lijkt mij helemaal niet vreemd, dat het oude woord lier met de betekenis ‘wang’ juist in deze samenstelling, waarvan men de oorsprong niet meer doorzag, het leven zou hebben gered, terwijl het als afzonderlijk woord misschien tengevolge van de homonymie met het muziekinstrument lier volledig is uitgestorven. Chronologische bezwaren tegen deze etymologie zijn er m.i. niet in te brengen. Kiliaan is de brug tussen liere, bij hem vetus flandricum, en lierelauwen, dat in zijn tijd blijkbaar ‘algemeen beschaafd Brabants’ was.
Ik wil tenslotte nog de uitdrukking op een lierlauwtje liggen vermelden met de betekenis ‘flauw branden van het vuur’. Ik heb deze uitdrukking in geen enkel woordenboek gevonden en ken hem alleen uit de mond van mijn (Noordhollandse) grootmoeder. De afleiding is duidelijk: het vuur ligt lierlauw wordt het vuur ligt op een lierlauwtje.
Leiden
k. heeroma