Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 56
(1937)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Vanden weert int schaecbertIn zijn commentaar op het Geuzenliedeken, dat dezen raadselachtigen titel draagt, moest E.T. Kuiper bekennen, niet te weten, waarom Alva daarin aldus wordt aangeduid. Het leek hem waarschijnlijk, dat de verklaring zou liggen in de omstandigheid, dat zijn wapen zeer sterk gekwartileerd wasGa naar voetnoot1). Indien deze verklaring juist ware, zou de naamsontleening den dichter van het liedeken toch niet als een bijstere geestigheid aangerekend mogen worden. Bovendien is slechts van twee andere personen in het gedicht de aanduiding aan hun wapen ontleend: Brederode, ‘den weert inde Roo Leeu’ (vs. 26), en den koning van Frankrijk, ‘den weert inde drye Lelien’ (vs. 32). De overigen heeten naar andere emblemen dan hun wapenschild: Oranje ‘den weert int gulden Vlies’ (vs. 11, 24, 31), de Duitsche keizer ‘den weert inde Werelt’ (vs. 57-58), waarin Kuiper wel met recht een zinspeling op den Rijksappel zag, terwijl koningin Elisabeth ‘inde Roose’ heet te wonen (vs. 63). De roos stond niet, zooals Kuiper meende, in het wapen der Engelsche koningen, maar was hun ‘badge’Ga naar voetnoot2). Het lijkt mij aannemelijker, dat ook het schaakbord een ander, Alva karakteriseerend, embleem dan zijn wapen bedoelt. De groote grief, die de dichter tegen den hertog toont te hebben, betreft zijn geldzucht; dat vindt hij zijn meest karakteristieke eigenschap. Ik vermoed daarom, dat met het schaak- of dambord, zooals het ook wel genoemd wordt, het rekenbord van de rekenkamers van den landvoogd bedoeld isGa naar voetnoot3). Misschien | |
[pagina 64]
| |
zit er nog een bijzonder satiriek kantje aan, dat, terwijl de benamingen van de ‘personnages sympathiques’ aan ridderlijke emblemen zijn ontleend, die voor Alva teruggaat op het ‘kramers’-instrument van zijn gehate belastingen.
d.th. enklaar |
|