Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 53
(1934)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |||||
De Nederlandsche Ferguut-uitgaven en de variantenlijst van MartinWanneer men de tekst van de beide laatste Ferguut-uitgaven (van Prof. Verdam in 1908 en van Prof. Overdiep in 1925) nauwkeurig vergelijkt met de tekst van het Fransche hs. A, in 1872 gepubliceerd door Ernst Martin, dan kan men niet ontkomen aan de indruk dat de Nederlandsche uitgevers te weinig aandacht geschonken hebben aan Martin's variantenlijst. Toch is die aandacht wel noodig, omdat Martin geen diplomatische afdruk van het hs. A. gegeven heeft, maar ook de P-versie heeft ‘berücksichtigt’ ‘wo A. offenbar schlechter ist’ (Inleiding, pag. VIII), en het interessante geval zich voordoet, dat verschillende kleine puzzle's in de middelnederlandsche vertaling kunnen worden opgelost, indien men zich aan het eenigszins tijdroovende werk waagt, de door Martin als ‘offenbar schlechter’ verworpen lezingen weer in zijn tekst te voegen. Want het is me gebleken dat men over de veranderingen die varianten in een tekst brengen heel moeilijk oordeelen kan, wanneer men ze geisoleerd in een lijstje ziet staan en ze niet kan meelezen met de omgevende tekst. De gevallen waar de A-varianten opheldering geven over afwijkingen in de mnl. tekst, afwijkingen die dikwijls aan onnadenkend vertalen zijn toegeschreven, omdat ze door hun gemis aan logische of psychologische waarde juist volkomen onverklaarbaar waren, zijn de volgende:
1. Ferguut vs 256-57 Men brochte hem dat water saen
In enen guldinen beckine (Uitg. Verdam)
Prof. Verdam teekent hier bij aan: ‘Hs. In II guldine beckine’. Maar hij verandert naar Fergus 8, 35: l'aporte en un bacin doré
| |||||
[pagina 250]
| |||||
Prof. Overdiep geeft in zijn uitgave ‘2 guldine beckine’ en merkt op dat hij geen reden vindt om dat te veranderen. Inderdaad is er geen reden voor, want hs. A. heeft: ‘bacins dorés, qu'en un cofre ot aportés’.
2. Ferguut vs. 285: Van hem (nl. Somilet) en willic niet vertrecken.
Opmerking van Verdam ‘Niet, d.i. “niets” schijnt vreemd. Moet men lezen: “niet vele”?’ (De onnauwkeurigheid schuilt nl. hierin: niettegenstaande het meegedeelde in vs. 285 volgen er tòch mededeelingen over Somilet). Overdiep, die Martin's tekst afdrukt: 9, 32 Del vilain mentir ne vos quier
verklaart: ‘vertrecken = in den breede uitweiden klaarblijkelijk’. Maar: A's lezing luidt: ‘Del vilain parler ne vos quier’, en dit is door de Dietsche auteur letterlijk vertaald. De moeilijkheid bevindt zich dus al op Fransch terrein, en ook de zoo aannemelijke lezing ‘verdecken’, voorgesteld door G.H. van Schaick Avelingh in ‘Dat Scaecspel’, stelling VI, is onnoodig.
3. Ferguut vs. 483: Doe vragedi omme sijn gavelot
Verschillende critici halen dit aan als een voorbeeld van slordig vertalen, omdat Martin's tekst heeft, 17, 17 Si demande sis gavellos.
Maar de A-tekst heeft: ‘si demande ses gavellos’ zoodat de slordigheid niet zoo ver gaat als men meende.
4. Ferguut vs. 550-51: Met beiden handen dat hi nam
Sinen schacht ende sloegen op thoeft
Dit is geen vertaling van Fergus 19, 20 A deus puins sa hache leva
maar van A: ‘A deus puins la lance leva’ | |||||
[pagina 251]
| |||||
5. Ferguut vs. 732-33: Tachterst hi sinen scacht gegreep
Ende stacken onder enen ouden boem
Oppervlakkig zou men meenen hier een vertaalfout ontdekt te hebben, want Martin's tekst heeft 25, 30-31: A la parfin sa lance fice
desous un solier .... (solier = een soort balcon)
Maar A's tekst luidt: ‘desous un lorier....’
6. Ferguut vs. 975 vlg.: Ferguut en voerde te hove wert
van sinen harnasche meer dan een pert
Deze verzen zijn een vertaling van vier regels van hs. A die Martin tusschen 35, 2 en 35, 3 weg liet: ‘Mais n'estoit mie aparillie(r)
de tot le harnas qu'aporta
n'aporta rien: tot li laissa
fors solement son bon destrier.’
7. Ferguut vs. 1480 vlg.: Ferguut sprac: ‘Houdi u spel,
joncfrouwe? In sach u herte nie.
Sine quam hier niet; in segt bedie:
haddicse, ic en gavese u niet enz.
Hier heeft Martin 53, 21-22: Je nel retenroie a nul fuer
se je l'avoie en ma baillie
maar A heeft: ‘Je nel renderoie a nul fuer’, en dat is het, wat de Nederlander vertaalt. 8. Ferguut vs. 1606 vlg.: Ne maer ane die bramen wreet
sloech hi sijn hant....
Hoe komt de Nederlandsche vertaler hier aan de bijzonderheid dat het bramen zijn waaraan Ferguut zich bij het naar boven klimmen vastgrijpt, terwijl de tekst van Martin alleen van ‘buissons’ (= struiken) spreekt? (57, 35). De oplossing is te vinden in de ‘brancillons’ en de ‘ronsces’ van de A-tekst. | |||||
[pagina 252]
| |||||
9. Ferguut vs. 2149-50: Sine bliscap, die hi hadde gister morgen
sal hem gewisselt sijn al in sorgen
De tijdsbepaling staat in een regel van A die Martin weglaat (75, 4): ‘Quil avoit ier matin au jor.’
10. Ferguut vs. 2223: Vier voete lanc; ....
(gezegd van de naen voor de tent)
Verdam en Overdiep geven daarbij op Martin's tekst 77, 17: Si n'avoit de lonc que troi pies.
Uit de varianten echter blijkt dat A luidt: ‘Et n'avoit de lonc iiij pies.’
11. Ferguut vs. 2230-31: Swart alse pec, baeshudich stijf
Hi was ru alse een camore.
(weer gezegd van de naen)
Prof. Verdam heeft altijd gemeend dat deze regels de vertaling waren van Martin 77, 22-23: Hirecies est, s'ot noir le poil
Et s'ert bochus comme chamoil
Vandaar dan ook dat hij in het glossarium op zijn Ferguutuitgave en in het Middelnederlandsche Woordenboek de verklaring geeft: ‘camore: Het woord dient ter vertaling van ofra. chamoil, “kameel, kemel”. Misschien heeft evenwel de vertaler het ofra. woord verward met ofra. fra. chamois, gems, mnl. camoos.’ Nu staat er echter in de A-tekst: ‘Hirecies est, le poil ot noir
Et s'ert bochus comme chamoir.’
De vorm ‘chamoir’ staat in dit hs. vast door het rijm en hiermee is ook de verklaring van het Nederlandsche ‘camore’ gevonden. Maar wat beteekent: ‘et s'ert bochus comme chamoir’? | |||||
[pagina 253]
| |||||
Zich er afmaken met de bewering ‘foutieve lezing’ zonder meer gaat niet aan, want tenzij men zou willen verdedigen dat onze vertaler juist hetzelfde exemplaar, dat we kennen als Hs. A onder oogen gehad zou hebben, kan men zich ter verklaring van de Nederlandsche tekst niet beroepen op zinstorende fouten in de Fransche. ‘Bochus comme chamoir’ moet dus verklaard kunnen worden, ofschoon de Oudfransche woordenboeken ‘chamoir’ niet opgeven. Wat deze echter wèl opgeven is: chamoire, een paardenziekte die in het Nederlandsch ‘kwade droes’ wordt genoemd, met een adjectief dat de vormen kan hebben: ‘chamorge’, ‘camorgne’, ‘carmorgne’, ‘camore’. (Zie ook het artikel van M. Antoine Thomas in Romania, 38, p. 369 vlg.). ‘Chamoire’ wordt afgeleid uit Lat. *camoria. ‘Chamoir’ zou dus verklaard kunnen worden uit een vorm *camorius: *een dier dat lijdt aan kwade droes. En daar ‘bochus’ zoowel ‘gebocheld’ als ‘met zweren overdekt’ (zie het woordenboek van Tobler-Lommatzsch) kan beteekenen, zou ik hier willen vertalen: ‘met zweren overdekt als een dier dat lijdt aan kwade droes’. Een dergelijke vergelijking past in ieder geval goed in het kader van zulke ‘liefelijke’ beschrijvingen als hier van deze naenGa naar voetnoot1). 12. Ferguut vs. 2263: Van haesten en wapende hi hem niet
Dit is een vertaling van A: ‘Ainc ne li tint de lui armer’
en niet van Martin 78, 22: Ne li souvint de lui armer
13. Ferguut vs. 2381-82: Maer hi hilt vore hem al stille
Tes hi gerust was te sinen wille
| |||||
[pagina 254]
| |||||
Hier heeft de tekst van Martin 82, 9-10 Ains est en bone pais remés
Tant que cil fu sus remontés
Maar de Nederlander vertaalt de tekst van A: ‘Tant que cil fu bien reposés’
14. Ferguut vs. 2559 vlg.: Ferguut so sere na hem rijdt
Dat hi hem achter ontwee snijt
Aertsoen ende ors met sinen swerde
Prof. Verdam noemde deze vertaling ‘geheel afwijkend’ van Martin 87, 8 vlg.: Et tant le suit et a chacié
Que li cevals clopa d'un pié (= kreupel werd)
Sor coi li leres se seoit.
Ook hier stelt het Hs. A ons in staat om tenminste de gedachtengang van de Nederlandsche vertaler te kunnen nagaan. A heeft namelijk: ‘Que li cevals copa d'un pié’
hetgeen Martin in zijn uitgave volgens hs. P. veranderde, eigenlijk zonder reden. Want er bestaat in het ofra. een werkwoord ‘coper’ (met ç) dat ‘struikelen’ beteekent. Alleen schijnt het minder voor te komen. (Zie Tobler-Lommatzsch). De Fransche auteur heeft dus çoper = struikelen bedoeld, maar de vertaler heeft coper = snijden gelezen en dienovereenkomstig zich het tooneel heel anders voorgesteld. Ten slotte een eenigszins ander geval: 15. In de voorrede van zijn Fergus-uitgave noemde Martin o.a. als voorbeeld van ‘fouten’ die de mnl. vertaler herhaalde naar hs. A: Ferguut vs. 2417: Van den wolve eist die maniere
Dit in verband met Fergus 83, 16 waar
| |||||
[pagina 255]
| |||||
Martin zegt dat hier ‘P das allein richtige bietet’ (voorrede p. VI). Nog in 1908 herhaalt Prof. Verdam: ‘Ook hier weder is een onzinnig woord (wolve) een gevolg van de bedorven lezing in hs. A’ enz. Martin vergist zich echter, want de lezing van A is niet bedorven. ‘Tels est la costume del leu’ beteekent volkomen logisch ‘Zoo is de gewoonte van de plaats’ (nl. de plek waar geduelleerd wordt) ((Leu is een Picardische vorm)). Hier kan men werkelijk zeggen dat de vertaler de Fransche tekst verkeerd begrepen heeftGa naar voetnoot1). Al deze gevallen zijn op zich zelf beschouwd niet zeer belangrijk. Maar bij elkaar genomen bewijzen ze de noodzakelijkheid van het raadplegen der A-varianten voor een rechtvaardige appreciatie van de middelnederlandsche vertaling als zoodanig. Hoe gevaarlijk het is de Martin-tekst te citeeren zonder gebruik te maken van de ‘Lesarten’ en ‘Anmerkungen’, kan men zien uit een haast grappig voorbeeld in de Ferguut-uitgave van 1908. Ook als de teksten na vs. 2593 zoo ver uit elkaar gaan, dat een vergelijking onmogelijk wordt, geeft Prof. Verdam hier en daar nog plaatsen op, die eenigszins op elkaar lijken. Zoo citeert hij bij vs. 2619 vlg.: Aldus hilt doen Ferguut
Soe dat hi hoerde een groot geluut
Ende sach roec ende claerheit van viere
Ferguut maecte hem daer wart sciere.
de Fransche regels Fergus 88, 33 vlg.: Les une roche en un pendant
Vit une fumee molt grant.
Lors pense et croit en son quidier
Qu'i soient venu carbonnier,
Qui ouvraissent en la forest.
| |||||
[pagina 256]
| |||||
Het eenige nu wat in deze tekst-fragmenten overeenkomt is de rook. De Fransche varianten echter geven ‘fontainne’ voor beide hss., zoowel A als P. Over deze kwestie zegt Martin in zijn Anmerkungen: ‘Meine Aenderung stützt sich auf die Niederländische Bearbeitung’.
Amsterdam. Nov. 1933 a.m.e. draak |
|