Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 53
(1934)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
Het Fransche woord pleutreMen heeft vroeger wel gemeend dat het Nederlandsche woord ploert zou zijn ontleend aan fr. pleutre, of althans dat beide woorden op de een of andere manier met elkaar in verband stonden (zie nog Vercoullie in zijn Beknopt etymol. Wdb.). Doch iemand die deze kwestie onderzoekt moet reeds spoedig bemerken, dat daartegen ernstige bezwaren van phonetischen aard bestaan. De Romanisten zijn van - de tegenovergestelde - meening dat pleutre uit het Germaansch is gekomen, maar het is hun nog niet volkomen gelukt den oorsprong er van aan te toonen. Diez (Etymol. Wtb.4 253) dacht aan het Italiaansche bnw. poltro, dat ontleend zou zijn aan ohd. polstar, bolstar, peluw, en Bugge heeft (Romania 4, 364) gewezen op een ohd. plodar (zie Graff 3, 251), dat de verbogen nom. sing. masc. van blôdi (opperd. plôdi) is. Beide pogingen moeten als mislukt worden beschouwd. Daar pleutre voornamelijk een Noordfransch woord is, ligt het voor de hand aan overneming uit het Vlaamsch te denken, en inderdaad zijn de geleerden het op dat punt thans vrijwel eens. De onderstelling dat het ontleend zou zijn aan vl.-belg. pleute, is het eerst door Behrens geuit in Zeitschr. f. rom. Phil. 26, 663 en is sedert opgenomen in de etymologische woordenboeken van Körting (derde druk), Meyer-Lübke en Gamillscheg; ook Valkhoff heeft haar vermeld in zijn proefschrift Étude sur les mots français d'origine néerlandaise (blz. 202). Een andere mogelijkheid, door Gamillscheg genoemd, dat het een vermenging is van ital. poltro en fr. pleurer, kan verder onbesproken blijven; ze is zeer onaannemelijk. Doch wanneer men in fr. pleutre het Vl.-Belgische woord pleute ziet, blijft een phonetische moeilijkheid bestaan, t.w. | |
[pagina 125]
| |
de r in het Fransch. Valkhoff denkt dat de vorm met r hypercorrect is, en inderdaad is het in het Fransch een niet onbekend verschijnsel, dat na een consonant in het midden van een woord en na het hoofdaccent een r wordt ingevoegd. Nyrop (Gramm. hist. I, § 504, 3o.) vermeldt een groot aantal voorbeelden, die niet alle op dezelfde manier verklaard kunnen worden, doch een der oorzaken is misschien de neiging tot hypercorrect spreken of schrijven, een andere de analogiewerkingGa naar voetnoot1). Door analogie zal ook de vorm pleutre, indien hij in het Fransch is gevormd, zijn te verklaren. In de Noordfransche dialecten komen nl. vormen voor zonder r: pleût' en plaut, en bovendien (in het Waalsch en in het dialect van Champagne) plautre, alle in nagenoeg dezelfde opvattingen (zie Behrens in zijn hierboven aangehaald artikel). Bij die drie vormen kan pleutre begrijpelijkerwijze als vierde ontstaan. Maar in pleût', plaut en plautre herkent men gemakkelijk de Vlaamsch-Belgische vormen pleute, plote en ploter, die alle zeer nauw verwant zijn en in het Ndl. Wdb. zijn opgenomen onder Pleut, Ploot (II) en Ploter (I). Het is daarom ook mogelijk dat een vl.-belg. *pleuter naast pleute bestaat, of althans heeft bestaan, zooals ploter naast plote, en dat pleutre dus in den meest eigenlijken zin aan het Nederlandsch is ontleend.
Leiden, April 1933. jacoba van lessen. |
|