Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 53
(1934)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
Liever Turksch dan PaapschHet is bekend, dat deze leusGa naar voetnoot1) uit het begin van den tachtigjarigen oorlog, bij de Watergeuzen zelf eenigszins anders heeft geluid. Fruin heeft hierop de aandacht gevestigd in Het beleg en ontzet der stad Leiden in 1574, waar hij ‘de wilde Geuzen’ beschrijft ‘met de halve maan en de leus van: “liever Turks dan Paus” op den hoed’Ga naar voetnoot2). In een noot wijst hij er dan op, hoe dit opschrift op de zilveren halve manen: ‘liver turcx dan paus’ eigenlijk geen juiste of althans onduidelijke vertaling is van het oorspronkelijke Fransch, dat men leest in de Correspondance de Philippe II, t. III, p. 190: ‘plustost le Turc que le Pape’, hetgeen zeggen wil: ‘liever onder den Sultan van Turkije dan onder den Paus’. En verder geeft Fruin in deze noot dan nog eenige plaatsen ‘tot opheldering... zonder zinspeling op deze leus’ uit Bor, uit de Correspondance de Granvelle en uit de Epistolae van Erasmus, waarin sprake is van de verkieslijkheid van het Turksche juk boven de Spaansche, of ook (bij ErasmusGa naar voetnoot3)) boven geestelijke tyrannie. Nu was het evenwel niet in de eerste plaats in West-Europa dat men inderdaad het meest van de Turken te duchten had. Veeleer was dit in Oost-Europa het geval. Kon onze zegswijze (of een of meer varianten daarvan) als afkomstig uit het eeuwenlang door de Turken bedreigde en geteisterde Oost-Europa worden aangewezen, dan zou de leuze, zoo mogelijk, aan kracht en beteekenis winnen. Wanneer men nu aan de Turken in Oost-Europa denkt, dan gaan de gedachten allicht het allereerst naar Byzantium en den val van Constantinopel in het jaar 1453. Men weet, dat de laatste Byzantijnsche | |
[pagina 118]
| |
keizers herhaaldelijk hebben getracht, ten einde hun positie tegenover den Turk te versterken, een verbond te sluiten met den paus, waarbij deze als conditio sine qua non stelde de unie van de Grieksche (Grieksch-Katholieke) met de Latijnsche (Roomsch-Katholieke) kerk, als 't ware een vereeniging der gansche Christenheid tegen het Turksche gevaar. Doch heftig was en bleef daartegen de oppositie van het volk en van het grootste deel der geestelijkheid van Byzantium. Naar aanleiding van een dezer pogingen leest men in de Histoire du moyen âgeGa naar voetnoot1) van den Franschen geschiedkundige Victor Duruy: ‘Cependant l'empereur grec, pour gagner l'Europe catholique, avait encore offert de signer l'union des deux Eglises. Mais, dit un historien byzantin, si au moment où les Turcs furent maîtres d'une moitié de Constantinople, un ange descendu du ciel avait dit au reste des habitants: Acceptez l'union et je chasserai les ennemis; plutôt Mahomet que le pape, auraient-ils répondu’. Met ‘l'empereur grec’ is hier gemeend de voorlaatste keizer Johannes VIII, wiens tegenstander was sultan Moerad II. In dit verband en in deze sfeer van godsdiensttwisten zal men bij een eerste oppervlakkige lezing misschien geneigd zijn in het gezegde plutôt Mahomet que le pape den naam Mahomet op te vatten als dien van Mohammed, den stichter van den Mohammedaanschen godsdienst. Bedenkt men echter, dat de uiting wordt gedacht te zijn gezegd op het oogenblik dat de Turken meester waren van de helft van Constantinopel, hetgeen inderdaad eerst is geschied bij de verovering van de stad in het jaar 1453 onder aanvoering van Moerad's opvolger Mohammed II, dan zal men de mogelijkheid niet uitgesloten achten, dat met Mahomet niet de profeet Mohammed, maar de Turksche sultan Mohammed, de tweede van dien naam, kan zijn bedoeld. En dan zou plutôt Mahomet que le pape dus precies hetzelfde beteekenen als plustost le Turc que le Pape t.w. ‘liever onder den Sultan van Turkije dan onder den Paus’, | |
[pagina 119]
| |
zooals Fruin de laatste zegswijze vertaalt. Die Sultan van Turkije zou hier dan met name worden genoemd. Ik weet niet welken ‘historien byzantin’ Duruy hier bedoelt. Voor de gebeurtenissen tijdens het beleg en de verovering van Constantinopel denkt men allicht aan Doekas. En mocht deze zijn bron zijn geweest, dan moet hij hier twee verschillende berichten in diens geschiedverhaal, die echter op dezelfde gebeurtenis betrekking hebben, hebben samengesmolten. Ik wil beginnen met deze twee berichten (slechts voorzoover zij voor onze zegswijze van belang kunnen zijn) hier te vermelden uit de bekende Fransche vertaling van Doekas door Cousin, in 1685 te Parijs verschenenGa naar voetnoot1). Na te hebben verhaald, dat de laatste Byzantijnsche keizer Constantijn XI de unie had gesloten, waartegen zijn onderdanen heftig gekant waren, zegt de vertaler onder meer: ‘Gennadius enseignoit & écrivoit. continuellement contre l'union... Il avoit pour compagnon & pour approbateur le grand Duc premier MezasonteGa naar voetnoot2), dont l'impudence se porta à un tel excès contres les RomainsGa naar voetnoot3), ou plûtôt contre la ville, lors que cette armée si nombreuse & si formidable de Turcs parût, que de dire qu'il aimeroit mieux y voir le turban de Mahomet que le bonnet du Pape’. Het tweede bericht komt voor in een ontboezeming van Doekas zelf op het oogenblik dat de voor de Turken vluchtende inwoners in de Hagia Sophia hun toevlucht hebben gezocht, waarvan een vertaald fragment aldus luidt bij Cousin: ‘Misérables RomainsGa naar voetnoot4),... si au milieu de tant de malheurs qui vous | |
[pagina 120]
| |
environnent un Ange descendoit du Ciel, & vous disoit consentez à l'union de l'Eglise, & j'exterminerai vos ennemies, vous rejetteriez ses offres... Ceux qui disoient il y a peu de jours, qu'il valoit mieux tomber entre les mains des Turcs, qu'entre les mains des Latins, savent bien que ce que je dis est très-véritable’. De beide door mij gecursiveerde zinnen kunnen van belang zijn voor het ontstaan van de zegswijze. In den eersten is niet zonder meer sprake van: Mohammed en den Paus, maar van: den tulband van Mohammed en de muts van den Paus. Waaruit overtuigend blijkt, dat hier niemand anders dan de sultan van Turkije kan zijn bedoeld. In het tweede bericht, waarin op het eerste wordt gezinspeeld, vindt men eenvoudig de tegenstelling tusschen Turken en Latijnen d.i. Roomsch-Katholieken. Een onbekende tijdgenoot van Doekas heeft zijn geschiedverhaal in een eenigszins andere (uitvoeriger) redactie dan den ons bewaarden oorspronkelijk Griekschen tekst in het Italiaansch (Venetiaansch) vertaald (door Ranke te Venetië gevonden). De beide regels, waar het hier voor ons op aankomt, luiden daarGa naar voetnoot1): ‘Meglio è vedere in mezo la cità el fazolo de Turchi imperare che berretta Latinica’ en ‘Meglio è cagiere in le man de Turchi che de Franchi’. Het woord Franchi staat hier op één lijn met Latins bij Cousin; er worden mede bedoeld: de Roomsch-Katholieken of Roomsch-Katholieke Westerlingen. En men constateert verder, dat deze tegenstelling: Turken: Latijnen van het tweede bericht hier ook aangetroffen wordt in het eerste. In plaats van: den tulband van Mohammed en de muts van den Paus bij Cousin, leest men hier: den tulband der Turken en de Latijnsche muts. Fazolo beteekent hetzelfde als turbante, een groote fazzoletto di capo d.i. hoofddoek; en berretta is eigenlijk het kleine roode mutsje der kardinalen of van den doge van Venetië. Ten slotte het Grieksche origineel, dat hier met den tekst | |
[pagina 121]
| |
van den ongenoemden Italiaanschen (Venetiaanschen) tijdgenootvertaler overeenkomtGa naar voetnoot1): ‘Κρειττότερόν ἐστιν εἰδέναι ἐν μέσῃ τῇ πόλει Φακιόλιον βασιλεῦον Τούρϰων ἢ ϰαλύπτραν Λατινιϰήν’ en ‘Κρεῖττον ἐμπεσεῖν εἰς χεῖρας τῶν Τούρϰων ἢ Φράγϰων’. De woorden ἐν μέσῃ τῇ πόλει of volgens de Italiaansche vertaling ‘in mezo la cità’ staan in beteekenis niet zoo ver af van de voorstelling bij Duruy: ‘au moment où les Turcs furent maîtres d'une moitié de Constantinople’. De Fransche vertaling van Cousin geeft als plaatsbepaling eenvoudig ‘y’, dat allicht slaat op het eerder genoemde ‘la ville’. Maar men zou hier misschien ook mogen denken aan de kerk, aan de Hagia Sophia, want aan het hierboven afgeschreven eerste fragment gaan de woorden vooraf: ‘Depuis que l'union s'étoit faite dans la grande Eglise, les habitans la fuioient comme une Sinagogue de Juifs... Ils regardoient cette Eglise comme un Temple de Paiens....’ en in het tweede bericht richt Doekas zich juist tot de desondanks toch in den uitersten nood in die kerk samengevluchte geloovigen. Ook bij Lavisse en RambaudGa naar voetnoot2), waar nog weer een andere Byzantijnsche variant van het verhaal wordt weergegeven, is sprake van deze kerk, ja staat zij in dit verband zelfs op den voorgrond en wordt zij daarom ook in ons gezegde met name genoemd (in plaats van ἐν μέσῃ τῇ πόλει: dans Sainte-Sophie): ‘L'Henotikon (union des deux Eglises) fut de nouveau proclamé: un légat du pape Nicolas V, le cardinal Isidore, ancien métropolite de Kiev (Russie), célébra l'office uniate à Sainte-Sophie en présence du clergé du cour. Tout le reste du clergé persista dans son hostilité .... Le grand-amiral Lucas Notaras déclarait qu'il aimait mieux voir dans Sainte-Sophie le turban de Mohammed que le chapeau d'un légat’. De hoed van een legaat, van een pauselijk gezant, en het roode mutsje van een kardinaal (die hier identisch zijn, want | |
[pagina 122]
| |
de door paus Nicolaas V gezonden legaat was een kardinaal), ten slotte geworden tot de muts van den paus zelf, dat zijn typeerende kleedingstukken (hoofddeksels) van geestelijken, die als zoodanig ook inzonderheid in de kerk thuishooren. En zoo wordt het, dunkt mij, begrijpelijk, waarom hier bepaaldelijk sprake is van de hoofdbedekking ‘Latinica’ tegenover den tulband, dat niet minder typische kleedingstuk (hoofddeksel) der Turken. Denkt men niet aan de kerk, dan kan men desnoods ook de daar eigenlijk thuishoorende geestelijke kleedij, in casu de hoofdbedekking vergeten. (Dat zij ἐν μέσῃ τῇ πόλει nog gereleveerd wordt (behalve bij Duruy) kan omgekeerd aan den tulband te danken zijn). En dan blijft eenvoudig de tegenstelling tusschen een Latijnsch d.i. Roomsch-Katholiek hooggeplaatst geestelijke, in 't bijzonder den hoogsten (als equivalent van den Sultan), den voor het Roomsch-Katholicisme meest typischen (en als zoodanig hier door de Grieksch-Katholieken meest gehatenGa naar voetnoot1)): den Paus, en den Turk, hetzij den Turkschen Sultan, met name Mohammed (II), hetzij den Turk of de Turken in 't algemeen, waartegenover men dan weer de Latijnen of Franken d.z. de Roomsch-Katholieken in 't algemeen (zooals inderdaad reeds in het tweede bericht bij Doekas) kan stellen. Plutôt Mahomet que le Pape of plutôt le Turc que le Pape en in het Nederlandsch (met een successievelijke verandering der beide substantiva in adiectiva): liever Turksch dan Paus, liever Turksch dan Paapsch. Op deze wijze zou een eigenaardig bijzonder gezegde geworden kunnen zijn tot een min of meer algemeene vaste zegswijze, ja tot een korte en kernachtige, pittige leus. Het is niet noodig hier verder in bijzonderheden te treden over de onderlinge verhouding en de waarde der genoemde en wellicht nog andere historische varianten. Voldoende is het, | |
[pagina 123]
| |
aannemelijk te hebben gemaakt, dat de uit een veelbewogen periode van onze vaderlandsche geschiedenis zoo bekend geworden leus hoogstwaarschijnlijk haar oorsprong vindt in een historisch gezegde uit de niet minder bewogen dagen, die voorafgingen aan den val van Constantinopel.
Leiden. r. van der meulen. |
|