Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 51
(1932)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Naschrift bij de correctie.Dr. E.J. Haslinghuis is zoo vriendelijk geweest, bij brieve dd. 28 Maart 1931, nog de volgende nadere bewijsplaatsen voor de hierboven verdedigde opvatting ter beschikking te stellen. In Altfried's Vita S. Ludgeri wordt o.a. verteld, dat de H. Lebuinus zich te slapen legde in solario ecclesie S. Salvatoris. In dit verband is solarium synoniem met deambulatorium, d.i. de tribune boven in de zijbeuken der kerkGa naar voetnoot1). Dat mnl. solre hetzelfde beteekent, blijkt uit het volgende bericht uit de kroniek van het Begijnhof van St. Nicolaas te UtrechtGa naar voetnoot2): ‘Ende lange tijt gingen wi te kerken in Sinter Claeskercke op enen solre ende ontfengen dat heilige sacrament daer van onsen Cureyten’. Inderdaad, in de Sint-Nicolaaskerk is tusschen de torens een door gewelven gedragen tribune aanwezig geweestGa naar voetnoot3). In het archief van het klooster der Elfduizend Maagden te Warmond berust een akte, dd. 1429 op sinte Michielsdach (= Sept. 29), waarbij godshuismeesters van de Sint-Mathijskerk aldaar erkennen, dat de besloten zusters van genoemd convent, wonende aan de noordzijde van die kerk, in deze, op haar kosten, een solre hebben doen maken, om den dienst bij te wonenGa naar voetnoot4). Ook déze solre zal een galerij, een tribune geweest zijn. De heer Erdman Schmidt te Enschede zond bericht: ‘dat in Twentsch dialect een galerij in kerk of comedie-zaal nog steeds “hangzolder” heet’. Hetgeen, wat de galerij in een kerk betreft, ongevraagd door P. fr. Bonaventura Kruitwagen O.F.M. bevestigd werd. Zie ten overvloede J.H. Galleé's Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect (1895), blz. 16 b. |
|