Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 41
(1922)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
Kleine mededeelingen.113. Mr. Henric van Alckmaer.Een verzoek van den Redacteur van het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek om een artikeltje over Henric van Alcmaer, den vermoedelijken bewerker van den gedrukten. Reinaert II, verdeeld in (boeken en) hoofdstukken met opschriften en met eene korte glosse, geeft mij aanleiding enkele sedert mijn opstel in Tschr. VII 251-60 (zie ook Ned. Spectator 1888, 135) vroeger of later van Mr. S. Muller Fz. ontvangen nadere berichten over den Utrechtschen Mr. Henric van Alcmaer hier gemeen te maken. Zoolang 't wel waarschijnlijk, doch niet volstrekt zeker is dat deze beiden niet één en dezelfde persoon, maar slechts genannen en tijdgenooten waren, schijnt 't toch altoos de moeite waard alle berichten ook over den Utrechtschen advocaat bijeen te brengen. Vooreerst een stuk, waaruit blijkt dat hij inderdaad, gelijk Mr. M. zich herinnerde gelezen te hebbenGa naar voetnoot1), advocaat was. Op een stuk over een proces van Frederik Wttenham met het kapittel van Ste Marie, ao 1467, in de verzameling, destijds uit Cheltenham herwaarts teruggebracht, las Mr. M.: ‘Die Martis post festum S. Thome Ap. Magr Henricus de procurator assertus... Frederici.... obtulit has materias articulatas, dicens, petens, protestans et alias faciens prout in eisdem continetur (?) contra... capitulum eccl. B.M. Traject. Anno 67.’ Ten tweede de twee volgende stukken en aanhalingen, waaruit, behalve zijn vadersnaam, blijkt dat hij (immers dezelfde man?) reeds in 1471 en 1475 in's Bisschops dienst een aanzienlijken post bekleedde. Commissie van den bisschop voor meyster Henrick Wouterz. van Alcmair, licentiaat in het kerkelijk recht, als procureur-generaal van den bisschop. | |
[pagina 317]
| |
1471, (October 2) opten anderen dach in Octobri. (Lib. officiat. Dav. de Burg., fol. 176 vo, Bissch. arch., no. 373). Verklaring van den bisschop, dat hij aan meyster Henrick van Alcmair een jaarlijksche bezoldiging toegekend heeft van 25 Rijnsche guldens. 1475, (October 10) opten tiensten dach in Octobri. (Lib. officiat. Dav. de Burg., fol. 195 vo, Bissch. arch., no. 373). Ten derde een stuk, betrekking hebbende op H.v.A., den man van Alydt van Oestrum, die toch zeker wel dezelfde is als de Utrechtsche licentiaat, procureur-generaal enz. ‘Item meister Henrick van Alckmair geeygent op Henrick Dircks dochter van Oestrum, wedewe Zeger Claess., aen al alsulke pachten ende gelden als Henrick Ude ende Geryt Zwederss. schuldich sijn der voirs. Henrick Dircks dochter tot Werckhoeven van den jare verleden ende van den jare toecomende mit ene expandatie sprekende op die voirs. Henrick Dericks dochter alse van sess oude schilde des jairs. Presentibus Johan van Zulen van Natewisch dyncwerder, Tyman Herbert, Peter van Zulen, Geerloff van Meeux van Vosselair. Actum tot Duersteden opten 17en dach in Novembri Anno ut supra.’ [scil. 1472]. (Judic. dom. Davidis terre Traject. fol. 110 vo., Bissch. arch., no. 202.) Zie verder over hem: D.Th. Enklaar, Het landsheerlijk Bestuur in het Sticht aan deze zijde van den IJsel gedurende de regeering van Bisschop David van Bourgondië 1456-1496 (Utrecht 1922), 53, 62, 179. Eindelijk voeg ik hieraan de negatieve mededeeling toe, dat Dr. N.B. Tenhaeff, die voor zijne uitgave van: Bisschop David van Bourgondië en zijn stad (Utrecht 1920) vele Utrechtsche stukken en bescheiden uit dezen tijd onder de oogen heeft gehad, den man nergens heeft ontmoet. Moge nog eens een helder licht opgaan over de persoon of de personen van Henric van Alcmaer. Leiden, Januari 1923. j.w. muller. | |
[pagina 318]
| |
114. Arbeidsloon.Opmerkzaam geworden door de mededeelingen van Boekenoogen in Tdschr. 39, 160, waar het woord arbeidsloon voor het jaar 1493 wordt opgeteekend, vond ik een aanmerkelijk oudere bewijsplaats in het extract van een Dordsche stadsrekening van 1311 (Dozy, De oudste stadsrekeningen van Dordrecht, blz. 79): ‘van arbeytsloen ten statboemen’, ‘somme van hout ende arbeytsloen’.
kloeke. | |
115. Huygens en de ‘Old London Bridge’.Mag ik naar aanleiding van het stukje van den heer L.A.J. Burgersdijk (Tijdschrift blz. 229) er de aandacht op vestigen, dat Huygens zich tweemaal ten aanzien van de ‘Old London Bridge’ heeft vergist? Die brug telde negentien pijlers en - zooals ook de Tegenwoordige Staat van Groot-Brittannie (I, 539) vermeldt - twintig bogen. Wat lezen wij echter bij Huygens? In Voor-hout spreekt hij van: 't lange rack
Van de vier en veertien bogen,
en in een gedicht van veel later dagteekening, getiteld Engelsche Wandeling, van ‘een en achtien sluysen’, waarmede de gemetselde brugbogen moeten bedoeld zijn, zoodat hier het getal der pijlers genomen wordt in plaats van dat der bogen. Het laatstgenoemd gedicht, bij Worp VIII 52, moge, om het aardig beeld van de wandeling naar en door Londen en de korte karakteristiek van ‘Old London Bridge’, hier gedeeltelijk een plaats vinden. 'k Was vijf en zeventich, en trad vermakelijck
Van Canterberghs hoog Hof langs heen den droogen Dijck
Die Londens schoone Teems sluijt en verciert in 'tZuijen,
| |
[pagina 319]
| |
In 'tZuijen dicht besett met Bogaerten en Kruijen
Ten Noorden enz...............
In die bedenkingen vond ick mij achter rugg
Den, anders langen, wegh tot groote Londen-brugg.
Daer over; of daer door (het is een' Straet vol Huijsen,
Vol winckels, sterck gevest op een en achtien sluijsen)
Wend' ick ter slincker hand, en wandelde West aen,
Tot dat ick, met gemack en sonder overgaen,
Door lange Londens Bosch aen Charing Cross geraeckte,
Daer ick mijn' Huijsing vond enz.
c. bake. | |
116. Broen en zus.In tal van gezinnen is het gebruikelijk, een der kinderen niet te noemen bij zijn voornaam, maar, naar gelang het een jongen of een meisje is, aan te duiden met broer of zus. Vrienden en kennissen van de ouders of kinderen volgen dan dat voorbeeld na en spreken niet van (b.v.) Jan Bakker of Marie de Vries, maar van Broer Bakker of Zus de Vries. Dat dit gebruik reeds in de zeventiende eeuw bestond, blijkt uit Worps uitgaaf van de Briefwisseling van Constantijn Huygens. Toen deze reeds lang de kinderschoenen ontwassen was en den vijfentwintigjarigen leeftijd al achter den rug had, werd hij in de brieven van zijn ouders nooit anders aangesproken dan als Bruer of Lief(f) BruerGa naar voetnoot1), hetgeen zijn zusters echter niet deden. Of deze gewoonte ook bestond in het gezin, waarvan onze dichter later zelf het hoofd was, weet ik niet. Uit de Briefwisseling is mij daarvan niets gebleken. Maar de regels in Hofwijck (1037-1043): Vier Sonen heeft my God, en 't Vaderland geschoncken;
......... God, Vader van de Weesen
Beveel ick haer bestier, met eene Suss daer toe...
| |
[pagina 320]
| |
doen mij vermoeden (meer dan een vermoeden is het niet), dat Huygens eenige dochter in de wandeling Zus genoemd werdGa naar voetnoot1). In verband met het bovenstaande komt het mij niet onwaarschijnlijk voor, dat als Wendela Bicker in een brief aan Johan de Witt van 1 Juli 1655 melding maakt van ‘yuffrou Tulp, onder de yonge luyde Susyen Tulp genamt’, daarmede eene jonge dame bedoeld wordt, die, hoewel zij Margaretha heette, door hare kennissen - vermoedelijk in navolging van wat in den huiselijken kring gewoonte was - Zusje Tulp placht genoemd te wordenGa naar voetnoot2).
c. bake. | |
117. Ontnuchteren.Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft dl. X, kol. 1919 ontnuchteren op in verschillende beteekenissen; ook (II B) in die van nuchter worden; zijne bedwelming verliezen. Van de twee aanhalingen die tot toelichting van de laatste beteekenis strekken, luidt de eerste: 't Is half vier; de dag begint aan te breken.... De goede Frits, die ook op was, bragt ons Theewater, wy, Burg. 544. De vier stippeltjes strekken ter vervanging van deze woorden: Nog in geen uur worden de poorten geopent; daar komt imand naar beneden.... men tikt aan de kamerdeur.... ik ga zien, wie het is. Het waren beide de dames; zij hadden geen oog geloken. Zou in verband met de benedenkomst der beide dames en het binnenbrengen van theewater (wat ook thee kan beteekenen, in drinkbaren toestand) ontnuchteren hier niet beteekenen ontbijten (Fransch: déjeuner)?
c. bake. |
|