die hij had en is doortastend genoeg geweest, zijn schriftelijke lijsten maar dadelijk de wereld in te zenden, waardoor de zaak alvast aan het rollen komt. Wel handig tracht hij de nadeelen der schriftelijke enquête tot een minimum te beperken. Als correctief op zijn onderzoek stelt hij zich voor om het ingekomen materiaal te controleeren met betrekking tot de juiste schriftelijke weergave der dialectklanken. Dit werk zal, onder toezicht van G., verricht worden door studenten in de philologie, die een voldoende kennis van de phonetica bezitten en zich bovendien practisch geoefend hebben in het nauwkeurig opteekenen van dialectteksten.
Kritiek op de keuze der woorden is voor een buitenstaander uiterst moeilijk. De beste kritiek - als het hem gaat als mij - zal G. zelf kunnen leveren, wanneer hij eenige lijsten heeft binnengekregen. Dan zullen wel aanvullingen en verbeteringen noodig blijken. Mijn indruk, bij het doorbladeren, is, dat hier en daar wat meerdere toelichting of verklarend zinsverband geen kwaad zou kunnen. En riekt de taal zoo nu en dan niet wat naar de boeken? Of komt dat wellicht doordat ik als Noorderling te vreemd sta tegenover dat Zuidelijk idioom? Een bepaald gebrek acht ik het, dat de diminutiva in deze lijst bijkans geheel ontbreken. Ik durf Dr. G. met te meer klem opname daarvan aan te bevelen, omdat in mijn gebied de diminutiefkaarten juist tot de meest interessante en instructieve behooren.
Ik twijfel niet, of Grootaers zal met zijn lijsten veel succes hebben. Van de spoed waarmede gewerkt wordt, krijgt men een aardig idee, wanneer men hoort, dat zich in totaal reeds 115 personen voor het invullen der lijsten hebben opgegeven (Limburg en Nederl. gedeelte van Luik 20, Brabant 19, Antwerpen 22, Oost-Vlaanderen 30, West-Vlaanderen 24). Voor Fransch-Vlaanderen is ook nog een geschoolde propagandist gevonden.
Boven werd reeds aangeduid, dat de studenten een zeer ruim aandeel in de werkzaamheden zullen hebben (een factor