Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 41
(1922)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
De bronnen van den Gloriant.Het leitmotiv van het abele spel van Gloriant, het internationaal gegeven van den prins en de prinses, die, door van elkaar te hooren of te droomen, of door 't zien van elkaars beeltenis tot liefde neigend, niet rusten eer ze elkaar gevonden hebben, blijkt een van die onweerstaanbare vindingen te zijn, waar ieder volk en iedere tijd naar luistert. Azië, Rusland, West-Europa hebben het motief gekend en kennen het nog. Het is verteld, zoowel als te boek gesteld. In de eerste eeuwen na Chr. nam de Hindoe Kalidasa het als draad in het weefsel van zijn drama Malavikagnimitra en eind 19e eeuw dichtte Rostand zijn Princesse Lointaine op het thema der ‘verre geliefde’. Tusschen deze beide poëeten vinden we een overweldigende massa varianten van het gegeven. Maar in dien drom zijn wel vaste groepen te onderscheiden. De vier hoofdgroepen, die opvallen, zijn: 1. De verhalen, waaraan ‘de verre geliefde’ oorspronkelijk vreemd was, maar die voor het loszwevend motief een aanhechtingspunt geweest zijn. 2. De verhalen, waarin ‘de verre geliefde’, echter in tot een verhaal uitgewerkten vorm, is ingeschoven. Bij dit soort compositie raakt het motief soms in 't gedrang tusschen de vreemde en blijft daardoor niet onverminkt. 3. De verhalen, waarin ‘de verre geliefde’ inhaerent is. 4. De verhalen, die het uitgewerkte motief zijn, zonder eenige toevoeging. Tot de eerste groep behooren: het Perzische gedicht van Dschami over Joseph en SuleïchaGa naar voetnoot1), waarin de droomgeliefde | |
[pagina 32]
| |
verbonden is met het Jozef-motief der rampzalige kuischheid, alleen door Dschami verzacht en blijeindend gemaakt; het oude Turksche sprookje van de drie toovervoorwerpenGa naar voetnoot1), en de vertelling van de twee mannen, die beiden aanspraak maken op dezelfde vrouwGa naar voetnoot2); een Tunisisch sprookje, dat het Uria-motief als leidende gedachte heeftGa naar voetnoot3); het sprookje uit Stamboel van de valsche en de ware bruidGa naar voetnoot4); verschillende veelmotievige sprookjes der Duizend-en-één NachtGa naar voetnoot5); een Perzisch verhaal der Duizend-en-één Dag, waar 't motief is vastgehecht aan het sprookje van de prinses, die te winnen is, door het oplossen van drie raadselsGa naar voetnoot6); het Grieksche verhaal bij AthenaeusGa naar voetnoot7); sommige Amadissen en Palmerijnen, waarin het motief herhaaldelijk opduikt uit een zee van andere: Amadis de GreciaGa naar voetnoot8), Florisel de NiqueaGa naar voetnoot9), Agesilaus van ColchosGa naar voetnoot10) en Palmerin de OlivaGa naar voetnoot11); Cervantes' Persiles en Sigismunda, waar 't verhaal in hoofdzaak gaat over den edelmoedigen strijd tusschen Persiles en Maximinus over 't bezit van SigismundaGa naar voetnoot12); de Italiaansche roman Guerino MeschinoGa naar voetnoot13); de Inclusa, de vertelling uit de Westersche groep der Zeven Wijzen, waarin verteld wordt van een vrouw, die door haar man opgesloten, desalniettemin een minnaar heeft, waar ze in sommige versies ten slotte door geschaakt wordt. Geen van deze steunpunten voor het motief ‘de verre geliefde’ heeft eenige overeenkomst met den Gloriant en is dus voor een | |
[pagina 33]
| |
onderzoek naar de bronnen van dit abel spel van geen waarde. Alleen is het in 't verband belangrijk, dat het motief in den verhalenschat der Zeven Wijzen is opgenomen. Wat ik verderop hoop aan te toonen. De tweede groep omvat: Drie Indische drama's n.l. MalavikagnimitraGa naar voetnoot1); MadhuraniruddhaGa naar voetnoot2) en NágánandaGa naar voetnoot3); drie Indische romans n.l. De Avonturen van KamrupGa naar voetnoot4), Quissa-I-Khawir ShahGa naar voetnoot5) en Daçakumâra-CaritamGa naar voetnoot6); de Indische legende van Uscha uit Prem-SagârGa naar voetnoot7); de Perzische sage van Chosru en SchirinGa naar voetnoot8) en 't Perzische sprookje der twee geniën Ady en DahyGa naar voetnoot9); de Georgische roman MirianiGa naar voetnoot10); een verhaal uit BaloetsjistanGa naar voetnoot11), sprookjes uit de Duizend-en-één Nacht en de voortzetting er vanGa naar voetnoot12); het Spaansche verhaal van Prins Ahmed al KamelGa naar voetnoot13); de Fra. zeventiende-eeuwsche roman Polexandre de GombervilleGa naar voetnoot14). Ook van deze groep zijn de massa's bijgemengde motieven, of de uitwerking van het motief ‘de verre geliefde’, als b.v. in het bekoorlijk Boeddhistisch drama Nágánanda niet in 't minst parallel met den Gloriant. Alleen bewijzen de romans en drama's, hoe ‘de verre geliefde’ ingeworteld was in 't Oosten, hoe inspireerend het motief werkte, en wat een hoogen ouderdom het heeft: de Malavikagnimitra dateert n.l. uit de eerste eeuwen na Christus. | |
[pagina 34]
| |
De derde groep, waarin ‘de verre geliefde’ inhaerent is, wordt gevormd door het internationale sprookje, dat door Grimm genoemd is: ‘Der getreue Johannes’Ga naar voetnoot1). Het komt voor in Vlaanderen, Duitschland, Denemarken, Zweden, Frankrijk, Räto-Romaansch gebied, Italië, Spanje, Portugal, Griekenland, Roemenië, Servië, Bulgarije, Slowakije, Polen, Bohemen, Rusland, Letland, Finland, Hongarije, Turkije, Indië, bij de Tartaren en de ZigeunersGa naar voetnoot2). Deze groep teekent zich dus als algemeen Europeesch af tegenover de twee vorige Oostersche-Zuideuropeesche groepen. De hoofdtrekken der vele varianten van ‘Der getreue Johannes’ zijn: Een prins heeft een verre en moeilijk te verwerven prinses lief, waarvan hij het portret zag, of waarvan hij droomde. Hij ontvoert haar met behulp van zijn trouwen dienaar (soms is het zijn broer of pleegbroer). Als de prins met zijn bruid huiswaarts keert, bedreigen hem drie gevaren, waarvan het laatste is, dat een draak 's nachts in de kamer van het bruidspaar dringt. De trouwe dienaar doodt het ondier, maar wanneer de prins zijn knecht ziet met getrokken zwaard, denkt hij aan een aanslag. De trouwe Johannes, die het gevaar door een gesprek van vogels of geesten te weten is gekomen, versteent, als hij de ware toedracht der zaak vertelt. Alleen door het bloed van een kind der prinses kan de versteende verlost worden. Bolte en Polívka zien in ‘Der getreue Johannes’ een complex van Indische motieven, verfrischt door één Westersch: a) in de Vetâlapañcavimçati komt voor de geschiedenis van den slimmen vizierszoon, die door zijn gevatheid een prins (die wel wat erg als roi fainéant optreedt) de maar even geziene bruid helpt verkrijgenGa naar voetnoot3); b) een tweede Indisch verhaal | |
[pagina 35]
| |
vertelt van den trouwen dienaar, die de zijn heer dreigende gevaren ontdekt, en bij het afweren daarvan den toorn op zich laadt van zijn verkeerd begrijpenden meester, b.v. doordat hij per ongeluk de koningin aanraaktGa naar voetnoot1); c) de jongere varianten staan onder invloed van de vertelling over den trouwen Vïravara, die eerst zijn zoon en dan zich zelf opoffert voor zijn heerGa naar voetnoot2). Maar de trek, om door het bloed van het eigen kind den vriend uit zijn versteening te redden, komt pas laat in Indië voor. Dit wordt verklaard door inwerking van de Westersche sage van Amicus en Amelius, de twee trouwe vrienden, waarvan de een de bruid voor den ander verwerft en over de gelieven waakt, terwijl later de eene vriend zijn kind voor den tweede offert, om hem van melaatschheid te genezen. Deze sage is sedert de 11de eeuw verbreid geweest in Europa. ‘Der getreue Johannes’ ontstond dus door wat Köhler noemde ‘Erweiterung und Vertiefung der Indischen Grundlage’Ga naar voetnoot3). Ik meen, dat tegen de opvatting der beide beroemde sprookjesvorschers niet veel is in te brengen, vooral niet wat betreft de parallel met Amicus en Amelius. Maar toch zou ik bij de Oostersche motieven-inslag, het gegeven willen voegen der ‘verre geliefde’. Bolte en Polívka hebben dit blijkbaar niet als een op zich zelf staand verhaal beschouwt, meer als een loszwervend motief. Toch komt dit voldoende uitgewerkt en alleenstaand voor, om het als aparte vertelling te beschouwen, al blijft die kort, en daarom uiterst geschikt om als inleiding te dienen. ‘De verre geliefde’ heeft het volgende motieven-geraamte: Een prins en een prinses vatten liefde voor elkaar op, door elkander in den droom te zien, of elkaars portret, of doordat | |
[pagina 36]
| |
de een van den ander hoort. Een van beiden, soms beiden zijn weinig tot het huwelijk in 't algemeen geneigd, omdat ze moeilijk een ‘ebenbürtige’ levenskameraad kunnen vinden, of omdat de prins de vrouwen weinig vertrouwt, en de prinses de mannen minderwaardig vindt. Zij komen bij elkaar door een trouwe bode, een enkelen maal door een vriend. De verhouding van beiden wordt ontdekt door een verrader en de gelieven worden gevangengenomen. Ze vluchten, wat meestal geluktGa naar voetnoot1). Het hoeft geen betoog, dat deze motievenbouw dezelfde is als die van den Gloriant. De met den Gloriant identieke verhalen vormen: De vierde en laatste groep, omvattend de volgende vertellingen: een episode uit den Sanskrit-roman VâsavadattâGa naar voetnoot2); een aantal verhalen bij SomadevaGa naar voetnoot3); het Perzische Tuti-NâmehGa naar voetnoot4); een sprookje der Perzische Duizend-en-één DagGa naar voetnoot5); het Turksche Tuti-NâmehGa naar voetnoot6); een Syrische vertellingGa naar voetnoot7); en een episode uit den Franschen DolopathosGa naar voetnoot8). Contact met het Westen verandert het motief vaak in dien zin, dat een Christen verliefd raakt op een verre heidensche vrouw. De aanraking tusschen Amis en Amiles en ‘de verre geliefde’ zooals die in 't sprookje van den trouwen Johannes geschied is, is ongetwijfeld die episode in de Amis en Amilessage, waarin één der vrienden in 't geheim de geliefde is van de prinses, wier vader hij dient, wat ontdekt aanleiding geeft tot een kamp met den verrader, die door den vriend gedood wordtGa naar voetnoot9). | |
[pagina 37]
| |
Het is deze combinatie, die zich tot op den huidigen dag heeft gehandhaafd in de volkssprookjes. Waar een verhaal de eeuwen door blijft leven, daar zal het telkens in andere gedachtenkringen inspireerend werken en zelf met andere gedachten vervuld worden. Zoo was de ‘amie que je n'ai jamais vue’ een geliefd thema der Provençaalsche troubadours. Jaufré Rudel (begin 12e eeuw) bezingt als een gebeurtenis uit zijn eigen leven zijn ‘amour lointain’ een Saraceensche vrouwGa naar voetnoot1). Deze voorliefde der Provençaalsche zangers is natuurlijk, daar de liefde op een verren afstand harmonieert met de eerbiedige hoofsche liefde, die nooit in vervulling ging. Maar daarmede wordt ook het motief ‘der verre geliefde’ omhoog gerukt in een andere gedachten- en kunstsfeer. Sober en anecdotisch in de oudere en jongere volksverhalen, komt het in vol ornaat, maar in zijn diepsten zin niet veranderd in de Indische romans en tooneelstukken te voorschijn en het krijgt een ideëele tint bij Jaufré Rudel. Jamais d'amour je ne jouirai si je ne jouis de cet amour lointain, car femme plus noble ni meilleure je ne connais, ni près ni loin. Sa valeur est si pure que je voudrais pour elle être captif là-bas, au pays des SarrasinsGa naar voetnoot2). Het was gemakkelijk voor een modern gemoedsleven als dat van Rostand hier ‘anklang’ te vinden voor zijn verheerlijking van Jaufré Rudel's ‘amour lointain’, van een liefde, die uitgaat naar den geliefde in 't vaste geloof van ongeschokt te zullen blijven van beide kanten, wat blijkt bovenmenschelijk te zijn. Leeg en dom is ‘de verre geliefde’ in de drukke Amadissen. Chaucer steekt er een beetje den gek mee; en de 18e eeuwer Wieland rationaliseert het: Don Silvio de Rosalva zoekt het | |
[pagina 38]
| |
origineel van een in een bosch gezien miniatuur, dat blijkt te zijn het portret van een grootmoeder op 16-jarigen leeftijd! Marie de France localiseert en historiseert het motief, door 't als werkelijk gebeurd voor te stellenGa naar voetnoot1). Dit primitieve proces om iets onwerkelijks tot werkelijkheid te maken heeft ook plaats gehad bij den Mnl. Gloriant, terwijl ‘de verre geliefde’ daarmee metteen in de sfeer kwam van een realisme ‘avant la lettre’. De Gloriant is niet enkel een dramatiseering van een verhaal met de motievenbouw der 4e groep. Het heeft zich gehecht aan personen en plaatsenGa naar voetnoot2). Wat duidelijk verraden wordt door de namen. Prof. te Winkel wees op de overeenkomst van de in den Gloriant voorkomende namen n.l. Gloriant, Roodelioen van Abelant en deze zelfde in den Baudouin de Sebourg, den ook bij ons vertaalden KruisvaartromanGa naar voetnoot3). Bovendien komt in de Fransche chanson de geste ook voor een Esmoré, die weer doet denken aan Esmoreit uit het abele spel van dien naam. Prof. te Winkel, heeft ongetwijfeld gelijk, als hij deze gelijkheid niet toevallig acht. Wel komen al deze namen afzonderlijk nog elders voor, maar niet als complexGa naar voetnoot4). Bovendien treffen we in den Baudouin een motief aan verwant aan het gegeven ‘amour lointain’. Er wordt n.l. verteld de volgende episode: Ernout de Beauvais, roi de Nimaie, ontmoet met zijn vloot een Saracenen-vloot, overblijfsel van de groote Perzische strijdmacht, die door G. van Bouillon op de vlucht was gedreven. De vloot staat onder bevel van Rouge-lion de Perse, die den dood van zijn vader wil wreken. Gaufroi, een der Christenen, pleegt verraad en Ernout wordt door Rouge-lion naar Abilant | |
[pagina 39]
| |
geleid, waar Elienor, zuster van den Pers, de gevangenschap verzacht, waardoor Ernout zijn zoon Esmeré belooft aan Elienor. Deze wordt door de beschrijving verliefd op Esmeré. Na den dood van diens vader steekt zij in zee om den zoon te vinden. Zij komt aan als Esmeré zal gaan trouwen met ‘la dame de Ponthieu’. Op goudlaken was door een schilder de geschiedenis van Ernout en Gaufroi in kleuren geschilderd, daarmee gaat Elienor naar Nimaie, waar het huwelijk zou plaats hebben van Esmeré. Als Elienor aan 't paleis de rol laat zien, waarop Ernout's geschiedenis staat, en hoe deze haar ten huwelijk beloofde aan Esmeré, vervult de zoon den wensch van zijn vader en zal Elienor trouwen. Gloriant, de broer van Esmeré speelt een zeer ondergeschikte rol in 't geheel. Maar de namenverwisseling van Gloriant en Esmeré heeft niets te beteekenen, 't is een gewoon verschijnsel in alle middeleeuwsche literatuur. Van veel grooter belang is, dat de geschiedenis van Esmerè en Elienor niet identiek is met die der ‘verre geliefde’, maar alleen een los motief, ‘verlieven door hooren zeggen’, er van bevat. In zijn geheel zijn de lotgevallen van Esmeré en Elienor gelijk aan die van Young Beichan en Shusy Pye in de Schotsche Volksballade: Young Beichan wordt gevangen genomen door een Moor. Des Mooren dochter Shusy Pye verzacht de gevangenschap, laat hem zelfs vrij, en vraagt, daar ze elkaar liefhebben, haar na zeven jaar te komen halen. Hij vergeet haar en komt niet. Zij gaat over zee en komt aan op den dag, dat Young Beichan zal trouwen met een ander. De bruidegom laat de bruid in den steek. ‘For I maun marry my first true love
That's done and suffored so much for me’Ga naar voetnoot1).
Deze ballade heeft alweer een groot aantal verwantenGa naar voetnoot2), die | |
[pagina 40]
| |
in verband met den Baudouin en den Gloriant niet allen van belang zijn. Wel is van waarde, dat in sommige varianten van Young Beichan een droomgezicht voorkomt, dat Susy Pye waarschuwt, hoe in 't verre land de geliefde op het punt is ontrouw te worden. Dit droomgezicht is zeer waarschijnlik ook van Oosterschen oorsprong; LiebrechtGa naar voetnoot1) heeft terecht gewezen op het sprookje van AbulfaourisGa naar voetnoot2) als prototype van deze verschijning in Westersche vertellingen. In 't Perzisch sprookje geldt het echter de wettige vrouw, die door lange afwezigheid van haar man hem dood waant, en op 't punt is bruiloft te houden met een ander, als de echtgenoot, meest op wonderbaarlijke wijze, terugkeert. Liebrecht voegt er tevens bij, hoe dit motief, evenals het avontuurlijke in de reizen van Abulfaouris, identiek zijn met de reizen, de waarschuwing en de wonderrit om het huwelijk van zijn vrouw te verhinderen van Hendrik den Leeuw. Al wordt deze in geen der redacties van zijn sage door een droom, maar door den duivel of een geest gewaarschuwd, in het gedicht Der edle Möringer (± 1300), dat zeer na verwant is met de liederen over Heinrich der LöweGa naar voetnoot3) komt het droomgezicht voor, terwijl in de Deensche versie van Hendrik den Leeuw bij Hendrik's gevangenschap een herinnering valt aan te wijzen aan de verzachting van zijn lijden door een heidensche vrouw, zooals bij Young Beichan en Ernout; bovendien doet het zich ter ruste leggen onder een boom van den held, de aanspraak van een ‘hermiet’, en het weggedragen worden door engelen op gebed van dezen wonderbaarlijken hermiet naar de vrouw terugGa naar voetnoot4), onweerstaanbaar denken aan het tafereel in Der edle Möringer, als deze in een tuin slapend de engelenstem verneemt. | |
[pagina 41]
| |
Het is bekend, hoe deze Hendrik de Leeuw in de Duitsche liederen, die op hem betrekking hebben, vaak zelfs zonder voornaam genoemd wordt Von BraunschweigGa naar voetnoot1) Ook in de Dietsche variant heet hij Hertog van Bronswijk en in 't Deensch Henrik af Brunsvig. Nu wordt evenwel ook Gloriant Hertog van Bruyswyc genoemd. Dit is veelbeteekenend. We stuiten hier op een eigenaardig, maar niet ongewoon samengroeien van sagen: Er was een Brunswijksche geslachtssage, die, hoewel de getuigenissen er van niet ouder zijn dan de 14e eeuw, ongetwijfeld vroeger ontstondGa naar voetnoot2). In die geslachtssage komt voor het droombeeld, dat den in verre landen vertoevenden man aanleiding geeft tot een wonderbaarlijke terugreis naar zijn vrouw, bij wie hij juist op tijd komt om een tweede huwelijk te verhinderen. Ditzelfde motief vindt men in de sage van de door een heidensche prinses verzachte gevangenschap van een Christen in 't Moorenland en de tocht van deze Saraceensche over zee naar den geliefde (Young Beichan)Ga naar voetnoot3). Dit weer is de geschiedenis van Esmeré en Elienor in den Baudouin de Sebourg, welke roman de namen Gloriant, Rodelioen, Abelant uit de episode van Esmeré en Elienor gemeen heeft met die in het abele spel van Gloriant, terwijl Gloriant weer tevens genoemd wordt Hertog van Bruyswyk. Gloriant heeft geen waarschuwende droom als zijn genan uit het lied van Hendrik den Leeuw, wel waarschijnlijk Henrik af Brunsvig in het Deensche lied, dat op Nederduitsche verhalen moet teruggaanGa naar voetnoot4). Gloriant heeft wel een ‘verre geliefde’. Een verre geliefde is een droomgeliefde in sommige varianten. Droombeeld en portret kunnen zeker in het verhaal ‘de verre geliefde’ gemakkelijk verwisseld worden. Dit alles maakt het hoogst waarschijnlijk, dat de twee droomgezichten het contact tusschen twee sagen | |
[pagina 42]
| |
gebracht hebben, die oorspronkelijk niets met elkaar te maken hadden, en die samenstootend de namen vermengden: Bruyswyk met Gloriant, Rodelioen en Abelant. Één naam uit het abele spel blijft onverklaard n.l. die van de heidensche prinses Florentyn. Er valt echter een versie van ‘de verre geliefde’ aan te wijzen, waarin inderdaad de prinses Florentina heet: het is de verminkte, of liever gecontamineerde lezing in de Latijnsche, Duitsche en Dietsche Gesta RomanorumGa naar voetnoot1) Daarin wordt verteld, hoe een keizer door zijn raadslieden hoort vertellen van een zoo schoone vrouw, dat er allerlei onheilen in den lande door ontstonden. De keizer ontvlamt door deze mededeeling in liefde voor de nooit geziene schoone en zendt een bode met een brief, waarin zij verzocht wordt aan het hof te komen. Als de bode het doel van de reis heeft bereikt, is Florentina juist gestorven. De diep bedroefde keizer laat schilders komen en vraagt hun het portret van Florentina te schilderen. Maar één schilder, die in de bergen woont, kon het, en maakt een ideale vrouw door van vier schoonheden de schoonste eigenschappen te mengen. Als de keizer de schilderij ziet, getuigt hij, dat als Florentina nog leefde, zij den schilder boven allen behoorde lief te hebben. Door deze ‘verre geliefde’ is blijkbaar heengemengd de vertelling van den vorst die gehoord had van een schoonheid en er zijn raadsheeren heen zendt om te zien, of ze werkelijk zoo mooi is, als gezegd wordt. De raadsheeren, die bang zijn, dat hun heer om den wille van een vrouw de regeeringszaken zal verwaarloozen, vertellen hem, dat zij leelijk is. Als de koning later het bedrog ontdekt, sterft hij van hartzeer. Merkwaardig is bovendien, dat ook in de Septem SapientumGa naar voetnoot2) | |
[pagina 43]
| |
herhaaldelijk de naam Florentina voorkomt en wel in de vertelling de Amici, die geen andere is dan die van Amis en Amiles, alleen anecdotischer van vormGa naar voetnoot1) en met andere namen, daar de vrienden heeten Lodewijk en Alexander en de keizersdochter, geliefde van Amiles, Florentina in plaats van BelissentGa naar voetnoot2). De Amici komt in een betrekkelijk gering aantal bundels der Zeven Wijzen voorGa naar voetnoot3). Bovendien bestaat de vertelling los van de rahmenerzählung op zich zelf als Engelsche ballade en Deensch volksliedGa naar voetnoot4), en als Boheemsch verhaal, misschien uit het Duitsch vertaald in de 15e of 16e eeuwGa naar voetnoot5). In Bachner's uitgave der Latijnsche Historia Septem Sapientum van 1342, gelicht uit het Innsbrucker handschrift, is de Amici te vinden, terwijl in het resteerende deel, door Dick uitgegeven, de Florentina voorkomt. Zuiver, in tegenstelling met de verminkte Florentina, komt ‘de verre geliefde’ voor in den Franschen Dolopathos van 1224, dus in een zeer vroege redactie der Zeven Vroeden, terwijl weer de Amici ontbreekt. In de redacties, waarin de Amici niet ontbreken, en in nog zeer vele andere der Zeven Wijzen, treft men wel de Inclusa aan, die als inleiding het droommotief der ‘verre geliefde’ heeft. Is het voorkomen van ‘de verre geliefde’ en de Amici binnen dezelfde verhalenbundels de oorzaak geweest van hun zóó nauw contact, dat zij beiden één sprookje vormden, dat de wereld doorging n.l. dat van Der getreue JohannesGa naar voetnoot6)? Er pleit zeer veel voor. Doch voor den Gloriant is in de eerste plaats van belang, dat er ‘een verre geliefde’ bestond, die den naam Florentina droeg. | |
[pagina 44]
| |
Na aldus de constitueerende elementen van den Gloriant ontleed te hebben, rijst de vraag: hoe werkte degeen, die het abele spel schreef? Bestond er eerst een sage, waarvan de Gloriant enkel de dramatiseering is? Was het de dramaturg, die al de verschillende sagenelementen kende, samenvoegde en dramatiseerde? Waarschijnlijk is én het een én het ander waar: de dichter zal wel eerst de Brunswijksche sage gekend hebben, maar in welke periode van haar groei, daar valt niets van te zeggen. Wel lijkt me, dat we de hypothese kunnen wagen, dat mondelinge overlevering een groote rol speelde in de vorming van den Gloriant: ten 1e hebben zoowel De Zeven Wijzen als de Gesta Romanorum veel aan de ongeschreven literatuur te danken, naar algemeen wordt aangenomen; ten 2e is de eigenaardige samengroeiing der sagen eerder door mondelinge dan door schriftelijke traditie te verklaren. Echter kunnen we dichter benaderen het antwoord op de vraag, of het abele spel al of niet vertaald is uit het Fransch, een vraag, waartoe de invloed van Baudouin de Sebourg aanleiding gaf. Het contact tusschen het abele spel en de Fransche literatuur is tweeërlei: ten 1ste de namengelijkheid in den Baudouin, en ten 2de de Florentina in Amis en Amiles. Wat het eerste punt betreft de episode van Elienor en Esmeré is niet specifiek Fransch, komt elders en zelfstandig voor; maar het hoort toch allesbehalve tot de onmogelijkheden, dat bekendheid met den roman de namen Gloriant en Rodelioen van Abelant leverde. Echter deze zouden toch nog aan de Dietsche vertaling ontleend kunnen zijn. In ieder geval bewijzen ze niets voor de vertaling van den Gloriant in zijn geheel, omdat het hoofdmotief en de hoofdpersoon als hertog van Brunswijk buiten de Fransche literatuur staan. Nog zou de meening te verdedigen zijn, dat ‘de verre geliefde’ uit den Franschen Dolopathos, de Florentina uit de Amici en Gloriant en Rodelioen uit den Baudouin zich vereenigden. Maar hier staat tegenover de | |
[pagina 45]
| |
Florentina uit de Gesta Romanorum, die als motief veel dichter bij den Gloriant staat, doch vooral de aan de Franschen vreemde Brunswijksche sage. Is de Gloriant niet oorspronkelijk, dan kunnen we even goed een Duitsch als een Fransch voorbeeld verwachten. Of de dichter van den Gloriant een Dietscher was al of niet, zeker is, dat hij putte uit de sage, de mondelinge, of de op mondelinge overlevering berustende schriftelijke opteekening. Een onderzoek naar de bronnen van den Gloriant heeft dus een strekking, die verder draagt dan het doel, n.l. deze: één der wortels van het middeleeuwsche drama is de volkssage.
Giessen. marie ramondt. |
|