Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 40
(1921)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
Gedrukte Nederlandsche fragmenten in de universiteitsbibliotheek te Cambridge.Dr. Latimer Jackson, Lecturer in Mediaeval and Modern Dutch Literature aan de Universiteit van Cambridge zond mij een copie van eenige gedrukte Nederlandsche fragmenten, waar men aan de Universiteitsbibliotheek absoluut geen weg mee wist, met de vraag, of ik ze kon identificeeren. Een fotografische reproductie zou volgen. Het gelukte mij niet de verzen, waarschijnlijk in het West-Vlaamsch, geschreven en gedrukt om 1500, thuis te brengen. Ik heb mijn copie aan Dr. Beets gezonden, die ze aan het oordeel der Commissie voor Taal en Letterkunde der Maatschappij heeft onderworpen. De Heeren J.W. Muller en Knuttel hebben ook op grond van de inmiddels toegezonden fotografische reproductie, aan hun advies om de fragmenten in het Tijdschrift op te nemen de verklaring moeten toevoegen, dat ze niets aangaande den oorsprong der fragmenten kunnen meedeelen. Daar ook de Heer Jackson op de uitgave aandrong, heeft men mij de taak opgedragen voor die uitgave in het Tijdschrift te zorgen. De onbekende verzen vertoonen o.a. wel eenige overeenkomst met het onlangs door Lode Backelmans uitgegeven werk van Cornelis Crul, Heynken de Luyere, in maat en toon. Het rijmschema bij Heynken is ababbcc. In onze fragmenten ababbcbc. Ik laat hier thans den tekst volgen. Uit de fotografieën maak ik op, dat er vier stukjes papier aanwezig zijn, aan beide zijden bedrukt. Van de beginpagina van het dichtwerkje is slechts de linker helft aanwezig; van een volgend blaadje eveneens in de lengte doorgescheurd, is ook slechts één helft aanwezig. Het laatste blaadje is intact bewaard. Ik laat de vier frag- | |
[pagina 134]
| |
menten hier volgen in de orde, die ze vermoedelijk gehad hebben; vermoedelijk zijn er nog meer blaadjes geweest. De inhoud van het geheel is blijkbaar een aanprijzing van vroeg trouwen. Daartoe vertelt een oude baas, die in zijn jonge jaren het ‘vleeschelijk werck in sonden hantiert’ heeft, het ‘werck der naturen’ buiten het huwelijk heeft gedaan, zijn droeve ervaringen, nu hij op later leeftijd een jonge vrouw met temperament heeft getrouwd, aan wier eischen hij niet meer kan voldoen. Eenige opmerkingen, waartoe sommige woorden en uitdrukkingen mij aanleiding gaven, heb ik bij den tekst gevoegd. Letters, waarvan de lezing twijfelachtig is, zette ik tusschen haakjes.
Nijmegen. j. prinsen j. lzn.
Ga naar margenoot+Hier b
spad
[Onder deze beide regels, die blijkbaar als opschrift gediend hebben, volgt een niet onaardige houtsneê, voorstellende een vrouw. Het prentje is aan vier zijden omlijnd en vormt op zich zelf een geheel. Waarschijnlijk stond op de rechterzijde der pagina het pendant.] Dattuu
Hoort voort als d
Ende elck ghehoe
Ende die minste n
Hoort nu die hem
als in te laet huwe
Want hi bidt dat h
Dus salmen horen
Die so deerlic (cl)aecl
| |
[pagina 135]
| |
Ga naar margenoot+begint (aldaer)
(o)f cranc solaes
eren
-
-
n.
aren tijt
en
een lijt
(b)ereyt
der duecht
dies seker sijt.
(g)roote vruecht.
icx prisen
haer iuecht
wisen
(g)hentheyt alle spisen
schen verteeren
(o)eck oprijsen
begheren
e soudt beweren
eren
ie langhe ontberen
(t)ueren
(hte s)onderen
tsondich bevlecken.
(p)roberen.
Ga naar margenoot+Die (lijnf)
Of daern
die verliet
Also heb ick
Myn pine ve
Daer ick hantierd(e)
Versmadende thuwe
Want ic mijn ionch(e)
Met vroukens h(e)y
Voort sonder sca
| |
[pagina 136]
| |
Wildic ghemee
Doen haddic a
Dies vriend
en
straten
(h)te sijn comen
ds verwaten
omen
(u) beroemen
ijn ionge daghen
(m)ijnder onvromen
aghen.
ghen
Ga naar margenoot+Sulck dinck wel by ghebreke gheschiet
Meer meest by rade van ouden commeren
Die de ionghe sinnen doen bughen als riet
Ende boosheyt wt venus boeken studeeren
5[regelnummer]
Soe ick wel mach experimenteren
Van daghe te daghen ende werden gheware
Want si mijn wijf soe abuseren
Dat nauwe enen dach es binnen den iare
Dat wij met payse nu sijn te gare
10[regelnummer]
Soe heyft si verandert nu lacen haer leven
Nochtans soe wast een die beste care
Eer si dus gheloefden haer nichten ende neven
Ga naar margenoot+Och wien wil ict el claghen dan my selven
Want ick huude te spade dus moet ick verdraghen
15[regelnummer]
Sien hooren ende swijghen mijn breyele bytenGa naar voetnoot1)
(Na)er troost negheenen en darf ick vraghen
Maer haddick ghehuut in myn ionghe daghen.
(Sy) ware serteyn vry anders gheleert
Maer want ick haer cave niet wel en mach vagenGa naar voetnoot2).
| |
[pagina 137]
| |
20[regelnummer]
Soe blive ick in schanden ontgoet ende onteert
§ Dus biddic ghi ionghers in tijts bekeert.
Want dye te langhe de ioncheyt ayeren
Haer goet mindert haer schult vermeert
Kaytyvicheit naect hem in allen manieren
25[regelnummer]
Ja diet vleeschelick werck in sonden hantieren
(men) macht aenschouwen.
Ga naar margenoot+Doen was ic donweerste soe ick besief
Doen dacht ic te schuwene sulck meskief
Als tpeert verloren was sloet ick den stal.
Maer doen quam ick noch laes in een meerder grief
5[regelnummer]
Want ditte doch eewelick dueren sal
Dats ic nam een ionck wyf seer gent ende smal
Van herte seer groot ende cleen van ghoede
Staende recht onder venus getal
Sangwyn wellustich ende heet van bloede.
10[regelnummer]
God weet nu hoe dat my mach sijn te moede
Wat wil ick veel segghen dit es tverstant
Cleene wacheitGa naar voetnoot1) es sober in sulcken gloede.
Myn blusschen helpt luttel in sulcken brant
Want als ick haer meene te keeren den tantGa naar voetnoot2)
15[regelnummer]
Faylgeren mijn saken wat batet versweghen
Dus moet ick bliven een arm trauwant.
Kaytijvich versteken vol alder onsegen
Och haddic toch dus thuyshouden ghepleghen.
Eer my mijn crachten aldus besweken
20[regelnummer]
Ick hadde messchien veel kinderen vercreghen
Die my mochten troosten ende schoon toe spreken
| |
[pagina 138]
| |
Ende my versecoersenGa naar voetnoot1) in mijn ghebreken
Maer laes niet wachten en darf ic nae sulc vroyenGa naar voetnoot2).
Die huut te spade tes wel ghebleken
25[regelnummer]
En mach syn kinder niet sien tornoyenGa naar voetnoot3).
Dus segghe ick al seydent al die van troyen
Die thuwelic misprijsen en sijn niet vroet
Want waerlicx hi moet syn siele verstroyen
Ga naar margenoot+Die dwerck der natueren daer buyten doet
30[regelnummer]
Want god ons heere thoochste goet
Hiet adame so noch sijnde in vreden
Ende als noe verlost was wter vloet
God hieten oec groyen naer tschuwelicx seden
Voort Jhesus met ons hier sijnde beneden
35[regelnummer]
Heeft selve ter brulocht ghewerdicht te syne
Approberende thuwelic daer ter stede
Verkeerde dwater in goeden wijne.
Miraculoselic sonder pijne
Siet doch hoe weerdich es desen staet.
40[regelnummer]
Wie soude soe droncken sijn van fenijne.
dien soude blameren of rekenen quaet
Nochtans soe vintmen menighen blaetGa naar voetnoot4)
Soe ruut so plomp soe onbesneden
Die daer luttel op past mer vreest hoet gaet
45[regelnummer]
Meer vanden vrouwen te sijne bestreden
Dan de sonde vander onreynicheden
Maer sulcke sullen swaerlick ghepunieert sijn
Ende pine beseffen in sulcken leden
Als daer die sonden mede ghehantiert sijn
50[regelnummer]
§ Dus biddic elcken wilt ghescholiert sijn
Voer dees keytijvicheyt wilt u wachten
Denct op die redenen die ghealigeert sijn.
Van mi makende ben (ick) dees clachten
| |
[pagina 139]
| |
Als te spade gehuut dies moet ic verpachtenGa naar voetnoot1)
58[regelnummer]
Myns levens sytGa naar voetnoot2) druc pijn ende ellende.
Of god en wilde mijn lijden versachten
Hiermet so sluyt ick mijn drove legende
Hier eyndt dit boecxken.
|
|