Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 34
(1915)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Tesselschade hervormd of doopsgezind?Op deze vraag van Mr. C. Bake, onder No. 39 van ‘Kleine Mededeelingen’, valt het antwoord niet moeilijk. Tesselschade was zonder twijfel niet doopsgezind, maar hervormd. Tot de meening, dat haar vader Roemer Visscher, en dus ook zij, doopsgezind was, werd ik aanvankelijk gebracht (Verslag v.h. Vondel-Museum, 13 Mei 1910, bl. 25-26) door (op gezag van Dr. P. Leendertz Jr., Leven v. Vondel, bl. 15, noot), als bewijs van doopsgezindheid aan te nemen de verklaring, o.a. ook door R. Visscher afgelegd: ‘bij ware christelijke woorden, oprechte geloove, eere ende vromicheyt in plaetse van eede.’ Later is mij overtuigend gebleken, dat een dergelijke verklaring in de notarieele akten een algemeen aangenomen formulier was, waaraan lieden van allerlei richting zich hielden. Ik heb deze uitdrukking gevonden zoowel waar het betreft de akten van Katholieken en Doopsgezinden, als Hervormden, en zelfs van Israëlieten. Voor het geloof van R. Visscher en zijn dochters is dit dus volstrekt geen bewijs, en bij een latere behandeling van dit onderwerp heb ik mij dan ook niet meer op het argument van de notarisformule beroepenGa naar voetnoot1). Het bewijs, dat ook de kinderen van Roemer Visscher niet katholiek (zooals steeds is beweerd), maar hervormd waren, evenals hun moeder Aefgen Jansdr. van Campen, is gemakkelijk te leveren. Behalve het door Mr. Bake aangehaalde vers van Huygens (al zijn verzen met omzichtigheid als historische bewijzen te gebruiken!), | |
[pagina 82]
| |
blijkt, dat Tesselschade hervormd was, uit het feit, dat zij 6 Juni 1614 in de Oude Kerk te Amsterdam als doopgetuige stond over het oudste kind van haar zuster Truitje. (Zie Unger, Oud-Holland, III, bl. 168). Vreemd is 't, dat dit Unger ontgaan is. Een roomsche vrouw kón en mócht dit niet doen in een Hervormde kerk. Roemer Visscher liet zijn kinderen Geertruy en Grietje opnemen in de Hervormde Kerk. (Zie De Roever, Oud-Holland, I, bl. 243, noot 4). Voor Geertruy blijkt het ook uit haar huwelijk in de Hervormde Kerk, bij Unger, Oud-Holland III, bl. 167. En bovendien nog uit het feit, dat zij alle vier hare kinderen in de Oude Kerk liet doopen. (Unger, t.a.p., bl. 168). Toen De Roever (Oud-Holland, I, bl. 241, v.o.) klaagde, dat de doopboeken der Roomsch-Katholieken na 1578 te Amsterdam niet meer aanwezig zijn, en dit betreurde in verband met de onzekerheid omtrent de geboortejaren der kinderen van R. Visscher, verkeerde hij nog in de meening, dat zij katholiek waren. Zouden die data, nu men beter is ingelicht, niet te vinden zijn in de doopboeken der Hervormde Gemeente? Ik weet niet, of die nog voorhanden zijn. Tesselschades huwelijk met den Protestant Crombalch, 29 October 1623, is ook een nader bewijs voor haar Hervormd geloof. Taddea, haar oudste dochtertje, wordt 19 Februari 1625 hervormd gedooptGa naar voetnoot1). Bij de aanteekening van het overlijden van Tesselschades tweede dochter Maria, op 4 September 1647 te Alkmaar, staat geen vermelding omtrent den doop. Het ligt voor de hand, dat zij, vóor of na haar moeder, in 1642, evenals deze katholiek is geworden. De bewijzen voor Tesselschades overgang tot de Katholieke Kerk in 1642 heb ik afdoende geleverd in bovenvermeld ‘Verslag van het Vondel-Museum’ en in het reeds genoemde artikel in de Annalen, 1912.
Heemstede. j.f.m. sterck. |
|