Straatroepen.
In de door Prof. J.W. Muller bl. 30 vlgg. van dit deel uitgegeven liedjes zijn sommige straatroepen hem duister gebleven. Ofschoon ik ze niet alle kan verklaren, wil ik hier toch mededeelen, wat ik er van weet weet, en ook bij sommige goede verklaringen nog iets bijvoegen.
VI. 9. Teemsen. In West-Friesland is er verschil tusschen zeef en teems of teemis. De eerste is van perkament, kalfsvel of schapevel met gaatjes en dient om fijn zaad, b.v. mosterd of koolzaad, van steentjes, aardkluitjes en onkruidzaad te zuiveren. Eene zeef met grootere gaten voor het zuiveren van erwten en boonen heet rol. Eene teems is van dicht gevlochten paardenhaar of koperdraad en dient om de melk van haren enz. te zuiveren.
27. In Groningen heb ik stoof nog gehoord voor eene soort van alkoof.
Bladz. 40. Prof. Muller vergist zich, als hij zegt, dat tegenwoordig in Amsterdam alleen in de volksbuurten nog geschreeuwd wordt. Ik hoor nog geregeld o.a.: ‘bót, bŏt, bót’, ‘rámmenās, mooi rámmenās’, ‘haal Zeeuwsche moss'le, ze benn' zoo fijn’, ‘twaalf cente d'el’ (nl. kant), ‘panne kóó’, ‘poppekást’, ‘Pietje Puk’, (nl. een uitschuifbare pias), ‘lemoen en sinaasapp'lé’, ‘ŏblíe, dribbel drabbel’ [deze venter schijnt onlangs overleden te zijn], ‘schellevís’, ‘kabliáuw’, ‘déksels vŏor dékschalé’, ‘leest, burgers, leest’, ‘plúmoo’, ‘vijf cent te kop’ (nl. uien), ‘nou ken je stove’ (nl. sla), ‘de laaste mooie’ (van allerlei groenten en vruchten), ‘de laaste van et jaar’, ‘stoelé tĕ matté’, ‘kom nou, juffrou, kom nou’, ‘jacobikanne’, ‘goudvissché’, ‘vuurvaste potte en panne’, ‘bossies hóut’ enz. enz. Dat er steeds nieuwe bijkomen, ligt voor de hand, b.v. ‘trappé, trappó’ (houten trappen), ‘waschborde te make’ enz.
Rommelzoo (bl. 46). 1. Betiel, in West-Friesland petiel, vooral