Van negen poenten van goeder oefeningen.
Dezen titel geef ik aan de schoone, goed gedachte en diep gevoelde prozabladzijde, door Franck, Tijdschr. 17, 281, medegedeeld uit het Comburgsche handschrift. Intusschen - wij zijn de opmerking verschuldigd aan Prof. Kalff - het stukje was reeds gedrukt, en wel in Van Iterson's Stemmen uit den Voortijd, bl. 43, naar een Haagsch hs. (ald. bl. 179 vlgg.). Doch aangezien het hier eene bladzijde geldt, die als model van mnl. stichtelijk proza kan worden beschouwd, meent de Redactie, dat haar dit verzuim licht zal worden vergeven. De beide teksten kunnen hier en daar dienen om elkander aan te vullen. Over het geheel is de Comburgsche tekst vollediger, keuriger van uitdrukking en iets archaïstischer. Voor de twee laatste punten vergelijke men bv. C: ‘ghef eenen penninc in dien tijt dattune selve orboren moghes’, met H: dattuut; C: eenen berch gouds van der aerden tote an den hemel’, met H: ‘enen hoep roets gouts’; C: ‘dat men telken voetspore zijn bloet mochte sien’, met H: ‘dat men dine voetstappen mit bloede mochte sien’; C: ‘also vele roeden als up een breet velt mochte gheligghen’ met H: ‘mochten liggen’; C: eene gheheele (H: heel) see’. - Ook het dialect verschilt; C is door een Vlaming, H door een Hollander geschreven. Vgl. C weenes, zendes, begheers; H weneste, sendeste, begheerste. C ‘van den heleghen gheest’, H heiligen; C tote, H tot; C up, H op; C twelef, H twaelf; C scheers, H scaer; C versloughes, H ontween sloeghes; C allendich, H ellendich; C vasten te watre ende te brode’, H
‘in water ende in brode’; C ‘door gods wille’, H ‘om gods wille’. Verschillend is ook nog de uitdrukking op de volgende plaats: C ‘dan oftu eene columbe ghinghes van der aerden tote in den hemel, ... ende du daghelijcs daer up ghinghes op ende neder’, H ‘dan of een calumme ginge van der eerden tot an den hemel, ... ende du die dagelics op ghinges ende neder.’ Hier is de lezing van H. het verkieslijkst. Eene doorloopende vergelijking der beide teksten schijnt mij overbodig.
j. verdam.