Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 16
(1897)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |
Brandewijnsteeg en Clarensteeg.Als aanhangsel op het bovenstaande mogen hier eenige opmerkingen volgen over deze twee Leidsche straatnamen, waarbij toevallig eveneens een heilige betrokken is, al is deze niet geheel verzonnen maar alleen als patrones gesteld over iets waarmede zij niets te maken had. De leerlingen van De Vries en de lezers zijner Verspreide taalkundige Opstellen herinneren zich zijne verklaring van het ontstaan van den naam Brandewijnsteeg. ‘Aan de andere zijde der Mare, vlak tegenover, loopt eene steeg, waarin oudtijds eene kapel der H. Clara stond, en die daarom den naam van Clarensteeg droeg. Onze Leidenaars, die in latere tijden meer aan klare (jenever) dan aan de H. Clara dachten, vatten het als Klaresteeg op; en wat was nu natuurlijker dan het verlengstuk der steeg, aan de overzijde, de Brandewijnsteeg te noemen? Zoo etymologiseert en speelt de spraakmakende gemeente!’Ga naar voetnoot1) Bij de behandeling van het art. Brandewijn in het Woordenboek onwillekeurig hieraan herinnerd, kon ik niet nalaten deze terloops gegeven naamsverklaringen eens nader te onderzoeken. Door vriendelijke hulp van den archivaris dezer gemeente, Mr. Ch.M. Dozy, ben ik thans in staat hierover het volgende mede te deelen. De Brandewijnsteeg heette oorspronkelijk, naar het koor der Vrouwenkerk, waarheen en waarlangs zij liep, Vrouwen(kerk)-choorsteeg; onder dien naam is zij in 1667-1668 verbreed, en was zij nog in 1831, althans officieel (in een belastingregister) bekend. Na het afbreken der Vrouwenkerk in 1820 is deze naam echter gaandeweg geheel in onbruik geraakt; niet alleen gaf hij licht verwarring met de aan de andere zijde der kerk loopende Vrouwenkerksteeg (en ook met de Pieters- en de Hooglandsche-kerkchoorsteeg), maar vooral was hij blijkbaar in | |
[pagina 284]
| |
den mond des volks reeds lang verdrongen door den nieuwen naam Brandewijnsteeg, die reeds in 1725 en 1737 in twee overdrachten van in de steeg gelegen huizen gevonden wordt: ‘Brandewijn- of Vrouwechoorsteeg’ (terwijl vroegere overdrachten derzelfde huizen alleen van ‘Vrouwechoorsteeg’ spreken). In denzelfden tijd nu (het begin der achttiende eeuw) dat de naam Brandewijnsteeg in zwang gekomen schijnt, was de benaming klare voor jenever inderdaad reeds bekend. In Alewijn's Puiterv. Helleveeg (in 1719 te Batavia geschreven) leest men op blz. 16:
H.
Kom, paey, ga jy met ons, wy zullen eens gaan klossen,
Een klokje kortvoer zal wel smaaken op dat rossen ....
C.
Zoo zal ik mee gaen om een klokje van den klaaren
Te smullen, 't zal misschien mijn vrees wat doen bedaarenGa naar voetnoot1).
En daar de Clare(n)steeg nu in dezen zelfden tijd aldus heette, is er tegen de verklaring van den naam Brandewijnsteeg, als eene spelenderwijs gevormde tegenstelling tot den eerstgenoemden, inderdaad geen bezwaar; deze gissing van De Vries wordt door de feiten bevestigd. Het is dan ook niet zoozeer hierover als wel, naar aanleiding hiervan, over den naam Clarensteeg, dat ik iets in 't midden wensch te brengen. Tegen de afleiding van dezen naam van eene kapel der H. Clara, die daarin oudtijds zou gestaan hebben, bestaat namelijk dit gewichtige bezwaar dat zoodanige kapel bij Orlers noch Van Mieris te vinden en aan den tegenwoordigen archivaris volslagen onbekend is. Zonder nader bewijs mogen wij deze gissing dus niet aannemen. Evenmin kan de steeg zoo geheeten hebben naar het klooster der Clarezusteren. Niet alleen omdat dit klooster veel verderop gelegen was en met de steeg in geen verbinding stond, maar ook omdat deze naam Clarensteeg zelf eerst uit de 17de eeuw | |
[pagina 285]
| |
schijnt te dagteekenen, toen op den grond van het in 1574 als zoodanig opgeheven en in 1576 tot Leprozenhuis ingerichte Clarissenklooster reeds lang de (in 1590 gebouwde) Baaihal stond en de Leidenaars althans aan de Clar ezusteren zeker niet meer dachten. Ook de naam Clarensteeg is namelijk, naar 't schijnt, niet de oudste, oorspronkelijke. De steeg heette oudtijds, en nog in 1608 en tot in 't midden der 17de eeuw, zelfs nog in 1675, in overdrachten van huizen, op kaarten enz. Claesstege, en tusschen 1550 en 1650 ook veelal St.-Nicolaesstege. Daar de gebuurte aldaar Claas-Coddenbuurt heette, zou men kunnen meenen dat Sint-Nicolaas hier, evenals Sint-Brandarius op Terschelling, een indringer was, of liever de plaats van zijn petekind Claas Codde had ingenomen. Maar ‘de goede Sint’ schijnt hier toch werkelijk thuis te hooren. Orlers zegt op blz. 49 der eerste uitgave van zijne Beschr. d. Stadt Leyden: (De gebuurte) ‘St. Niclaesstege, begint aen de Maren, streckende tot de huysinghe daer St. Niclaes plach uyt te hanghen’ (d.i. vermoedelijk aan het hoekhuis van de Clarensteeg en de Mirakelsteeg); doch even te voren: ‘Ian Vossenstege ... begrijpende de Claessteech aen beyde syden tot de Mirakelsteech toe’; en op de kaart bij blz. 34 staat evenzoo: ‘Claessteech’. De steeg zal dus, evenals zoovele andere, naar het uithangbord aan het hoekhuis genoemd zijn. En die oude naam leeft nog voort: de brug over de Mare tusschen de Claren- en Brandewijnstegen heet tot op den huidigen dag St.-Nicolaasbrug. Dezelfde steeg wordt nu echter in een stuk van 1644 genoemd: ‘Claresteegh’, in 1653: ‘Claerrensteech’, en in 1656: ‘St.-Nicolaes- anders genaemt Claresteeg’Ga naar voetnoot1); en ook Orlers spreekt in dienzelfden eersten druk (ao. 1614) op blz. 57 reeds van ‘Clarenstege’. Terwijl zij dus vanouds, en nog in 1675, St.-Nicolaes- of Claessteeg heette, werd zij ook, reeds in 1614 en, naar 't schijnt, sedert de 18de eeuw bij uitsluiting, Clare(n)steeg genoemd. En | |
[pagina 286]
| |
deze laatste onoorspronkelijke naam gaf dan later weer aanleiding tot de herdooping eener andere, nabijgelegen steeg; beide de tegenwoordige namen zijn van jongeren datum: de eene is uit eene aardigheid, de andere uit een onopzettelijk misverstand ontstaan. Immers, is de laatstbedoelde naamsverandering door geene aanleiding van buitenaf veroorzaakt, mag men dan niet aannemen dat in Claessteech eene dergelijke ‘onechte’ r tusschen eene vocaal en st is ingedrongen als in een anderen Leidschen plaatsnaam, de Borstelbrug, die vanouds de Bostelbrug heette en eerst in onzen tijd officiëel, doch zeker in navolging van de spraakmakende gemeente haren tegenwoordigen naam gekregen heeftGa naar voetnoot1)? Uit een dergelijken onderstelden (hoewel, ik erken het, nog niet in geschrifte gevonden) tusschenvorm Claerssteeg kon dan het hedendaagsche Clare(n)steegGa naar voetnoot2), hetzij al of niet door de gedachte aan de klare jenever, licht ontstaan. Ofschoon de geschiedenis dezer twee Leidsche straatnamen met de ‘Nederlandsche taal- en letterkunde’ zeker slechts in een zeer verwijderd en los verband staat, scheen ze mij toch ook voor de niet-Leidsche lezers van dit tijdschrift niet geheel zonder belang en derhalve hier niet misplaatst, omdat er uit blijkt dat ook in deze ‘Nomina geographica Neerlandica’ voor taalkundigen raadsels en - voetangels verborgen liggen.
Leiden, Augustus 1897. j.w. muller. |
|