komstig het Oudjavaansche klankstelsel, ontstaan uit een ouder limau, want de tweeklank
au heeft in genoemde taal plaats gemaakt voor de lange o. Eenmaal had natuurlijk ook het Javaansch limau, en daar de overgang van au tot o reeds in de 9de eeuw had plaats gehad, moet men nog eenigen tijd, misschien een paar eeuwen teruggaan. Derhalve moet limau - welke ouderwetsche vorm nog in het Dajaksch en Maleisch, overeenkomstig het klankstelsel dezer talen voortleeft - in den Indischen Archipel bekend geweest zijn in de eerste Middeleeuwen. Men mag gerust nog verder teruggaan, want men vindt limau tot op Formosa, onder den vorm van rima. De Sundaneezen zeggen lemo, de Baliërs gelijk in 't Oudjavaansch limo, de Niassers dima, de Makassaren lemo, limoen; lemo tene, oranje appel; lemo kaluku, pompelmoes. Ook het Bataksch heeft limo, doch in eene andere beteekenis, namelijk in limo gading, de benaming van eene kleine kokosnootsoort.
Gaat men verder Oostwaarts, dan vindt men in ettelijke Maleisch-Polynesische talen der Stille Zuidzee als benaming van een soort oranje-appel het woord moli. Zoo o.a. in het Samoaansch, het Fidji, het Mota, enz. Daar bij woorden die eene r of l bevatten, omzetting in de talen dezer familie niets zeldzaams is, houd ik moli voor hetzelfde woord als limo, waarbij op te merken valt dat een oudere au ook in het Samoaansch enz. regelmatig in o overgaat.
De slotsom is, dat limoen oorspronkelijk een Maleisch-Polynesisch woord is, dat over Hindustan, en van daar over Perzië en Arabië zijn weg naar Europa gevonden heeft.
h. kern.