Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 16
(1897)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
W. van Harens Friso.Zooals bekend is, liet Willem van Haren zijn Friso, voor hij hem in 1741 uitgaf, door Burman en Huydecoper nazien. Wat Burman er aan gedaan heeft is moeilijk te bepalen, Huydecoper gaf taalkundige aanmerkingen, die grootendeels door v. Haren gevolgd werdenGa naar voetnoot1). De eerste druk werd zeer slecht beoordeeld en van Haren was daarom dadelijk gereed om ook personen, die geen Nederlandsch lazen, over zijn werk te laten oordeelen. In 1742 had hij de eerste drie boeken in 't Latijn vertaald om te vernemen hoe Hemsterhuis er over dacht en het geheel vertaalde hij letterlijk in 't Fransch om de opmerkingen van Voltaire te vernemen. Of deze er gaf, is niet bekend, wèl dat Clement en een paar anderen zeer veel veranderingen voorsloegen, die in de 2e uitgaaf werden gevolgd. Het omwerken begon in 1754 en in 1758 verscheen de 2e druk. De 12 boeken waren samengetrokken tot 10, en bijna geen bladzijde of er waren grootere of kleinere veranderingen in gemaakt, stukken weggelaten en hier en daar vergelijkingen en mooie beelden ingevoegd. Bij deze uitgave is het gebleven, maar het schijnt, dat v. Haren gedacht heeft over een derde verbeterde uitgaaf. Althans er is op de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam een exemplaar van de Friso van 1758, dat verscheiden geschreven veranderingen bevat. Ze schijnen tot nog toe niet opgemerkt te zijn. Halbertsma spreekt er niet over in zijn Fragmenten of in zijn Naoogst, evenmin v. Vloten in zijn Uitgaaf der v. Harens, terwijl hij wel de varianten van 1741 en '58 opgeeft. Dat ze van den dichter zelf zijn, denkt men het allereerst - 't zou eenigszins vreemd zijn, dat een later eigenaar van het exemplaar ze gemaakt had - en voorzoover | |
[pagina 22]
| |
het voor bewijs vatbaar is, is het ook wel te bewijzen, dat ze van W.v. Haren zelf zijn. De inkt is al oud en het schrift komt volkomen overeen met het handschrift van W.v. Haren in Halbertma's Fragmenten; er is geen enkele letter, die anders geschreven is en de typische letters (f, p, s, t) hebben in beide dezelfde eigenaardigheid. Het exemplaar is afkomstig uit de Bibliotheek van Felix Meritis. In een Katalogus van de Maatschappij van 1830 komt het al voor, maar verder heb ik het niet kunnen nagaan. Willems boeken en schilderijen werden in 1769 te Brussel verkochtGa naar voetnoot1) en Felix Meritis werd in 1777 opgericht, het moet dus eerst nog een anderen eigenaar gehad hebben. Het zou kunnen dat Feith of Bilderdijk, die de Geuzen van Onno Zwier omwerkten, ook gedacht hebben over een omgewerkte Friso, maar Feiths of Bilderdijks schrift komt in 't geheel niet met dat van de veranderingen overeen. Ik geef hier een paar proeven, waaruit men ziet, dat het veranderingen zijn, geheel in de manier der 18e eeuw. Uitgaaf 1758.
I 669. En vol van yver buigt zich nad'rend voor zyn voeten
En spreekt: ‘O grote Vorst! gelukkig U te ontmoeten
Zou 't altyd zyn voor my, vercierend myne jeugd
Door 't aanzien van uw' roem, en zo verheven deugd:
Maar nog gelukkiger, verschyn ik in uw Ryken,
Met U van mynen plicht te geven deze blyken!
Ik, van myn's Vaders Troon verdreven naar dit strand,
Gebannen, Vlugteling, verblyd my dat de hand
Des hoogsten GODS, die my, vertoornd, myn Ryk deed derven,
Door my, ten minsten iets aan U wou doen verwerven!
En in 't regtvaardig leed, dat mynen boezem kweld,
Voel ik een dierbre vreugd, die my voor u verzeld.
veranderd in: En naadrend spreekt hij dus: Doorlugtigste der Vorsten
Die van alle Eeuwen af des waerelds (doorgehaald) der volken scepters torsten;
In 't midden mijner wrede en onherstelb're smart
| |
[pagina 23]
| |
Verkwikt een dierbre straal van vreugde 't bloedend hart.
Want God, die mij, vertoornd, met ramp wilde overstelpen,
Schikt mijne komst alhier om U te mogen helpen.
Hij gunt mij dat ik U behouden groeten mag
Na 't dreigende gevaar van deez' zo zwaren dag!
IV 201 Uitgaaf 1758.
Geen onheil, geen geweld, vermag ons te doen bukken;
Niets kan, hoe woedende ook, onz hoofd een hair ontrukken:
veranderd in: 't Zal ons Bescherrem-Geest niet zwaar zijn af te keeren
al wat ons dreigt. ons hoofd zal niet een haar ontbeeren.
VI 417 Uitgaaf 1758.
Straks opent men het Graf des deugdzaamsten der Vorsten,
Die, zegepraalende, verheven Scepters torsten.
veranderd in: Straks opent men het Graf des grootsten aller Vorsten
Die voor den loop dier Eeuw de gouden Scepters torstten.
VII 679. Uitgaaf 1758.
‘Wat geval
Daar mag ontstaan, en hoe men 't Leger tarten zal
Van 's Vyands kant, gy zult gevegt noch aanval waagen,
Of een gewisse straf voor de overtreeding draagen.
veranderd in: Al verscheen
De God des krijgs hier zelv, gij zult niet voorwaarts treên.
Wie tegen (doorgehaald) Wie 't zij die mijn bevel een aanval (doorgehaald)
zich onderwind te strijden (id.) onheeren.
Die zal de strengste (doorgehaald) een wisse straf met mij terug zien keeren.
X 437. Middaglyn veranderd in Middel-Lijn, welk woord ook voorkomt in het Menschelijk Leven. En vele kleinigheden als nooit voor niet (I 115); die voor deez (I 143); wapens voor waap'nen (V 708) enz.Ga naar voetnoot1). De meeste veranderingen zijn om de caesuur, anderen om | |
[pagina 24]
| |
een beteren zin te geven. Zoo werkte hij ook verschillende lierdichten om als ‘Weeklacht in Oct. 1733’Ga naar voetnoot1) en vooral het Menschelijk LevenGa naar voetnoot2). We hebben dus niet het recht bij Willem v. Haren zijn vrienden en kunstrechters de schuld te geven van het veranderen van zijn werken, wanneer we bij zijn tijdgenooten het aan hun eigen omzichtigheid toeschrijven. Deze verbeteringen, 20 jaar na het eerste ontwerp van het gedicht gemaakt, kunnen hen, die Willem v. Haren niet tegenover maar naast zijne tijdgenooten willen plaatsen, in die meening versterken. Evenwel staat hij er toch zeker ver boven.
Weesp, Mei 1896. f.c. wieder. |
|