Bouc van Seden
vs. 656-658.
Die wile dat spise es in dinen mont,
So drinc, no suup, want in den coppen
Ne machstu niet dijn eten soppen.
Deze laatste regel, die in het Comburger handschrift ontbreekt, is aldus aangevuld door Dr. W.H.D. Suringar, die in dezen is voorgelicht door Prof. Verdam, welke voorgesteld heeft aldus te lezen met het oog op Lekenspiegel III, 4, 313, waarnaar in de aanteekeningen verwezen wordt:
In den nap oec, des bedinct,
Daer een ander met u uut drinct,
En sopt niet; want sijds ghewes
Het komt me voor, dat de geleerde uitgever hier bij deze vergelijking niet genoeg gelet heeft op de woorden ‘daer een ander met u uut drinct’. Natuurlijk is het ‘onhoefscheit’ brood te soppen in een beker, waaruit ook een ander drinkt, doch juist deze toevoeging wijst er op, dat men anders gewoon was dit wel te doen.
Dit blijkt uit eene overeenkomstige plaats uit het gedicht Van Zeden, ‘waarin hetzelfde onderwerp nagenoeg op denzelfden trant behandeld wordt’ als in 't Bouc van Seden, ik bedoel, strophe 57:
Hebstu spijse in dinen mont,
Van drinkene wachti in dier stont.