Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 9
(1890)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIn de boonen.Het opstel van Dr. Kalff over ‘In de boonen zijn’ (hierboven, blz. 263-268) was reeds afgedrukt, toen ik toevallig eene plaats vond, die met genoemde spreekwijze wellicht in verband staat. In een omstreeks 1500 in Friesland berijmd verhaal van de overwinning der Schieringers op de Groningers, die door de Vetkoopers te hulp waren geroepen, leest men: Hessel Hoerna quam starck inryden;
Bocka Ennes ghinck in die bonen glyden.
Hessel Hoerna heft hem daer belopen;
Daer most hy dat Groningher verbont becopenGa naar voetnoot1).
Van een veld met boonen is in 't voorafgaande of volgende geen sprake (ofschoon daer, ik erken het, op eene reeds genoemde plaats schijnt terug te wijzen). Kan de bedoeling dus ook zijn: B.E. geraakte in de war, verloor (door den plotselingen aanval) het hoofd? In dit stuk, dat, hoe onbeholpen van uitdrukking soms ook, in sommige oude epische formules aan de Middeleeuwsche beschrijvingen van gevechten, en ook aan het Middeleeuwsche volkslied herinnert, zou zulk eene spreekwoordelijke zegswijze, waarin de overwonnen vijand bespot wordt, niet misplaatst zijn. Het zou nagenoeg het omgekeerde zijn van het boven, blz. 265, aangehaalde: gaet ut de boonenGa naar voetnoot2), d.i. kom tot u zelf(?). Hoewel de plaats niet overduidelijk is en misschien ook eene andere opvatting toelaat, meende ik toch, vooral ook om haren ouderdom, ze niet te moeten achterhouden.
Leiden, September 1890. j.w. muller. |
|