Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 9
(1890)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Weeuwenaarspijn.Bekend is de scherpzinnige verklaring in het 2de Deel der Taalk. Bijdragen (blz. 64) van ‘weeuwenaarspijn’ gegeven. Het is, zoo wordt het daar voorgesteld, uit weeuwen-pijn verbasterd, en dit is weer niet anders dan eene in scherts gevormde volksetymologie van weedepijn, weeuwpijn of, mogelijk, weeuwtepijn. Weede, weeuwe en weeuwte zijn mnl. woorden, die, elk voor zich, beteekenen: pijn. Twee vragen, die de juistheid dezer verklaring aantasten, zijn bij mij gerezen. ‘Waarom mag men juist de pijn bij 't stooten van den elleboog (en nooit eene andere) als weepijn (d.i. letterlijk: pijn-pijn) hebben aangeduid?’: deze vraag is zoo men wil van geen gewicht; als het eenmaal zoo is, moet men er zich bij neerleggen. Maar de tweede bevat een ernstiger twijfeling. ‘Blijft het waarschijnlijk dat ons woord weeuwenaarspijn op eene woordspeling of op populaire etymologie berust, als er hier en elders uitdrukkingen bestaan, waarin òf het woord “weduwnaar” in zulk een vorm voorkomt, òf op den weduwnaarsstaat derwijze gedoeld wordt, dat er van woordspeling of volksetymologie geen sprake kan wezen?’ Het antwoord ligt voor de hand; maar ik dien dan ook zoodanige spreekwijzen en uitdrukkingen te vermelden. Ziehier, met een enkel toevoegsel van elders, eene keur uit hetgeen de Spreekwoordenboeken van HarreboméeGa naar voetnoot1), WanderGa naar voetnoot2) en Reinsberg-DüringsfeldGa naar voetnoot3) mij verschaften. Uit de Germaansche landen: Fáröer: Albogaslág og einkjumannasorg, táð verur mett javnt (ellebogenstoot en weeuwenaarsrouw die worden gelijk geteld): Reinsb.-Dür. | |
[pagina 139]
| |
Noorwegen (Söndmör): Olboge-stoyt og Enkjemanns Graat: dat varer 'kje lengje; d'er hardt, med' d'er aat (vrij: een ellebogenstoot en een weduwmans-traan, doen smart zoo lang ze duren, maar zijn gauw gedaan): Reinsb.-Dür. Denemarken: Naar Hustruen döer, da har Bonden stöd sin Albue (als de huisvrouw sterft, dan heeft de boer zijn elleboog gestooten): Reinsb.-Dür. Albuestöd er Enkemandssorg (elleboogsstoot is weduwnaarsrouw): Ald.; of: Albuestöd: Enkemandsnöd (ellebogenstoot: weduwnaarsnood): Rah, Novelletter, 1885, p. 96. At miste sin Kune det er Albustöd, men at miste sin Kaereste det er Helvedspine (zijn' vrouw te missen, dat is een elleboogstoot, maar zijn liefje te missen dat is hellepijn): Reinsb.-Dür., Nachtrag. Zweden: Enkemans sorg och armbågestöt gå snart öfver (weduwnaarsrouw en een elleboogstoot gaan spoedig over): Reinsb.-Dür. Oberharz: Fruens Dod und Ellbagens Stot deit lik weh: Reinsb.-Dür. Nederland: Eener vrouwe dood Is eens mans elleboogstoot: Harreb. en Reinsb.-Dür. Ook van Romaanschen bodem een paar, uit vele, voorbeelden: Spanje: Dolor de esposo, dolor de cobdoGa naar voetnoot1): duele mucho y dura poco (vrij: rouw van een echtgenoot en pijn aan den arm: smarten wel hevig maar duren niet lang): Reinsb.-Dür. Italië: (Napels) Doglia de guveto e de mogliere assai dole e poco tene (smart aan elleboog of om vrouw, doen pijn genoeg, maar slijten gauw): Ald.
Genoeg om te doen zien dat de meeste europeesche volken het er over eens zijn, dat: Wittwerleid währt kurze Zeit (Wander) | |
[pagina 140]
| |
en die kortstondige rouw zelfs durven vergelijken met eene zoo voorbijgaande, ofschoon hevige pijn, als het bezeeren van den elleboog veroorzaakt. Maar genoeg ook om in onze zegswijze: ‘dat is (maar) weeuwenaarspijn’ niet langer eene geestige verbastering uit wee- of weeuwpijn te zoeken, maar ‘een vorck een vorck te heeten’ en te erkennen dat het woord weeuwenaar daarin even oorspronkelijk is als b.v. het woord enkeman (of hoe het anders luiden magGa naar voetnoot1) in de scandinavische gezegdenGa naar voetnoot2). Nog een enkel toevoegsel. De romaansche talen kennen, in tal van varianten, eene andere zegswijze die dezelfde zaak uitdrukt. In haren franschen vorm luidt zij: Deuil de femme morte dure jusqu'à la porte (Reinsb.-Dür.). Bij ons bestaat daarvan de weêrga niet, tenzij men de vertaling (uit het Spaansch) van Huygens mederekene: Tot de Poort toe duert de rouw Van een' overleden Vrouw (Sp. Wijsh., no. 720).
Ten slotte, eerlijksheidshalve, nog de vermelding dat ook weeuwenpijn wel bestaat, maar niet in 't Germaansch. In de Romagna zegt men: E dulor dla vedva: dulor de gomt, en in Piemont heet het: dolor d'vidoa, dolor d'gomoGa naar voetnoot3). Januari 1890. a. beets. |
|