Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 8
(1888)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFresiskaGa naar voetnoot1).Sunna ewende.Hoezeer ook von Richthofen's Altfries. Wrtb. een onmisbaar werk is voor beoefenaars dier taal, niet altijd is het evenzeer te vertrouwen. Reeds vroeger is hierop gewezen. Kern toonde in eenige opstellen (Taalk. Bijdr. II, 171) aan, dat in dit Woordenboek artikels waren opgenomen, die als zoodanig niet bestonden, waaraan beteekenissen waren toegekend, die niet in den zin pasten, waar het woord voorkwam. Merkwaardig was het artikel ‘ronne’, toen behandeld, dat von Richthofen poogde te illustreeren met: ‘vgl. das ags. vraenne (lascivus) und vraenesse (lascivia), das mnd. wrensch Grimm 3. 325, und Homeyer, reg. zum Ssp.’, en dat toch niemendal anders is dan de 3. s. conj. prt. van renna, ran (ronnon); ronnen. Een zelfde stukje is de ‘sunna ewende’, in den Broekmannenbrief te vinden. | |
[pagina 69]
| |
De bewerker van het woordenboek verklaart het met: ‘mhd. sunnewende, die sunna ewende (der sonne gesetzliche wende) findet am kürzten und längsten tage statt’. Als men een gerechtelijken tweekamp zal strijden - aldus heet het in dien Broekmannenbrief - ‘sa skelma tuiia kempa anda iera, a sunna ewende bifara sente Maria letera dei, and a sunna ewende bifara sente Liudgeris dei’. (Rq. 169, 18) Nu valt dies Ludgeri volgens l'Art de vérifier les dates op den 26sten Maart. Von Richthofen zelf bevreemdde het, hoe in rechtsstukken zulk eene onbeholpene tijdsaanduiding kon geplaatst zijn. Daar de zomer ‘sunna ewende’ op den 22sten Juni, en de winter ‘sunna ewende’ eind December valt, ‘so verstehe ich daher nicht, wie die eine sonnenwende von der andern als vor s. Liudgeri liegend, unterschieden werden kann’. Hadden de oude Friezen dit te onderscheiden bedoeld, zeer zeker zouden zij dat niet aldus aangeduid hebben; maar om twee halfjaarlijksche tijdstippen aan te geven, het op meer karakteristieke wijze hebben uitgedrukt. Zij hadden ook niet met ‘sunna ewende’ den zomer- en winter-zonnekeer op het oog. 't Woord is slechts een meer oorspronkelijke vorm van wat in het Westerlauwersch sneuwende voor ‘*sun- e(u)wende’ in 't Ohd. nog sunnûn âband, Nhd. sonnabend luidt; en wel den dat. sing. Passim komt de gewijzigde vorm bewesten den Lauwers voor. Ik zou kunnen volstaan met naar von Richthofen's Wrtb. (p. 1038) te verwijzen, ware het niet dat twee woorden, die de een den Zaterdag, de andere den Zondag aanduiden, door hem verward warenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 70]
| |
Ook saterdei hoort men nog in enkele streken van het tegenwoordige Friesland. De algemeene naam is sneaun, snjoen - zelden sneun geschreven - en veelal als snōen uitgesproken. ‘Sunna ewende’ en zijn verdere vormen komt, voor zoover mij bekend, alleen in de provincie Friesland, en dan ook bij de Broekmannen voor.
De Liudgerisdey valt - zooals boven is opgemerkt - op den 26sten Maart. Welke datum echter met Maria letera dey is bedoeld, blijkt niet te duidelijk. De uitgever der Friesche Wetten zegt daaromtrent in zijn Wrtb.: ‘welcher unter den zahlreichen in l'art de vérifier p. 82 aufgezählten marientagen hier ‘der zweite’ (letera) genannt wird, weiss ich nicht, er muss hinter eine der beiden sonnenwenden fallen, mariae heimsuchung wird den 2ten juli gefeiert’. Daar ‘sonnewende’ niet in den tekst kan gelezen worden, sla men een anderen weg ter verklaring in. Twee rechtsdagen in het jaar zijn vastgesteld. Het ligt m.i. voor de hand te veronderstellen dat zij een halfjaar van elkaar verscheelden. Dan heeft men in de Septembermaand den tweeden dag voor den tweestrijd bestemd, te zoeken. En daarvoor geloof ik den ‘sunna ewende’ vóór 8 September te kunnen vaststellen. | |
[pagina 71]
| |
In het Calendarium medii et novi aevi von Weidenbach (1855) p. 193. - andere soortgelijke werken heb ik nu niet bij de hand, dit kan echter volstaan - leest men: ‘Frauentag der jüngere, der letzte...., der hintere...., der lassere...., onser frawen laterndach,... Mariä Geburt, 8. Sept..... ‘Des neisten dais vnser vrowin dage dir lassere, in crastino nativitatis b. Marie virg. 1251.’ - ‘Dit geschage na godes geburt 1275 jair an vnser vrouwen abende der lassir den man heizit in latine Natiuitas.’ Door hem werden deze opgaven genomen uit ‘Geschichtsquellen und Urkundenbüchern, die sich in (s)einem eigenen Büchervorrathe befinden (es sind dieses fast alle rheinischen),’ zonder nadere aanwijzing. Zij bewijzen voldoende, dat niet den 2 Juli - die trouwens nooit de letera heet - de bedoelde was, dat daarvoor de 8 Sept. alleen kan gelden. |
|