Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 6
(1886)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fréska‘Thera.’Mag men von Richthofen in zijn Fries. Wörterb. p. 1068 gelooven, dan beteekent bovenstaand woord: ‘theer, Ags. teru, teor, tare, isl. tiara, saterl(andsch Friesch) tar, Hett. 251; nordfr. tjär, Out. 355.’ Hij verwijst 1o. naar den Brokmerbrief (in zijne Friesische Rechtsquellen p. 172, 12), en 2o. naar den Franeker-Buurbrief (ald. p. 480, 24). Deze plaatsen luiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij deze voeg ik nog:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blijkbaar zijn thera, tera, theren, thieren verschillende vormen van éénzelfde woord. Immers; men vindt voor th menigmaal in het O.fr. t. geschreven. In v. Richthofen's Wörterbuch zijn onder de in voce t (th)Ga naar voetnoot1) opgenomen woorden daarvan voorbeelden genoeg te vinden. Zoo komt naast therve voor: teerua; naast thekka: tekka; naast thyelde (Westergo, Over weergeld. Fr. Rq. 411, 36) is zelfs gebruikelijker tielda; enz. De wisseling van ê en ie is evenzeer Oudfriesch, komt in de oudste stukken weinig voor, en wordt dan met enkele i geschreven. Uit vergelijking met verwante talen moet in die woorden de lengte van den klinker blijken, daar ook ĕ met í afwisselt. Eerst in later tijd treft men de schrijfwijze ie (= í) veelvuldiger aan. In den Brokmerbrief staat het woord in den dat. sing. en kan zw. fem., of st. masc., neutr. zijn; in de andere citaten in den acc. plur. In geen geval maken hier de uitgangen a en en verschil in de beteekenis. Alhoewel von Richthofen's meening, boven medegedeeld, gesteund wordt door de Haan HettemaGa naar voetnoot2), die het woord in zijn Idioticon Frisicum (p. 488) met ‘pix liquida, teer’ vertaalt, gelooft Mr. Ph. van Blom, en te recht, eene andere beteekenis te moeten geven. In zijne recensie der Dissertatie van Mr. A. Telting (Gids, Dec. 1882, pag. 559) komt hij tot de slotsom, dat onder theer of thier eene bizondere stookplaats voor het verhitten en vloeibaar maken van teer te verstaan is, een teerhuis dus; hij verwijst tot staving van zijne meening naar het Leeu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
warder Stadboek, art. 37 (Telting, Friesche Stadr. p. 228), aldus luidende: ‘Item, soe wie dat eenige schepen, ny off oldt, willen teeren off laeten teeren, die sullen dat teer in een goet ruym schorsteen, die mit een pijp hoegh genoech is, hieten ende warmen, dat sal staen in bedencken ende consent der Brantmeisteren, die sulcke schorstienen besien sullen. Ende soe wie alsulcke schorstienen nyet hebben, sullen dan dat teer buyten der stadt hieten, wye daer teghens gebrecklicken bevonden wort, verboert soe vaecken alsment bevindt, eenen halven olden schildt’. De beteekenis van teeroven heeft veel voor bij de voorgaande. Toch, aangenomen dat ‘there’ een teerhuis is, dan verdient wel opmerking dat, terwijl in het Leeuwarder Stadboek de schepen met het daar beschreven toestel (beschreven, omdat het iets nieuws was?) binnen de stad geteerd mochten worden, en men zonder dit buiten de muren moest werken, in Sneek blijkens het in de nootGa naar voetnoot1) aangehaalde altijd deze arbeid ‘buten den palen’ moest verricht worden. Men kende òf hier het bovengenoemde toestel niet - althans wordt er geen melding van gemaakt - òf mocht het in de stad niet gebruiken. Maar waarom dan in eene instructie voorgeschreven, dat viermaal 's jaars ‘Recht ende Raedt’ Sneek zouden rondgaan ‘ende besien die theren?’ Bovendien is het woord ‘thera’ blijkens de vele plaatsen, waar het zonder nadere omschrijving voorkomt, een zeer bekend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord. Waarom is dit dan niet gebruikt in die artikels, welke over het teren van schepen handelen? Was dit niet eenvoudiger dan het toestel, zooals in het Leeuw. Stadb. gebeurt, te omschrijven? Wel is waar komt ‘thera’ in dat Stadboek niet voor, maar dat men dit zeer bekende woord wel in andere plaatsen - in Westergo, zoowel als in Brokmerland - en niet in Frieslands tegenwoordige hoofdstad gekend, en deswegen het toestel omschreven zou hebben, is te onwaarschijnlijk. Ten slotte, wanneer men let op de volgorde, waarin ‘thera’ in 4, en 6, en ook in het Bolsw. Stadb., in noot 2 op p. 2 aangehaald, voorkomt, zou deze eer doen denken aan eene soort van oven of brouwerij, of aan eenig voorwerp tot een dezer behoorende. In het verband van al de aangehaalde plaatsen past dan ook m.i. volkomen het woord eest, droogoven. Daarbij komt nog: van het voorwerp in kwestie wordt gezegd (5, 6.) ‘alle theren (thieren) zullen hebben een lidt’. Dezelfde bepaling treft men aan in Hoorn (Westfriesche Stadrechten, Oude Vaderl. Rechtsbr. VII, p. 20, art. 8:) aldus: elc eest sel hebben een lit.... Evenzoo in Enkhuizen (ibid. p. 194). Ook dit spreekt voor mijne stelling; terwijl etymologisch er geen bezwaar bestaat aan ‘thera’ deze beteekenis te geven. Het moet dan in oorsprong hetzelfde zijn als het nog bestaande Hd. darre. In samenstellingen heeft dit thans Darr- (zie Grimm's Wörterb. i.v.), en luidt in het O.hd. darra, M.hd. darre, maar Saks. darne, dare; zw. Fem. Het werkwoord, hierbij hoorend, is O.hd. tharran, derran, o.m.hd. darren, m.hd. derren zw. verb., doen drogen, O.nd. therra. Dit vindt men in het O.fransch als tarir, trans. en intrans. drogen. Het got. Pairsan, st. abl., beteekent dor zijn of worden, is dus intrans. (Men vergelijke nog gr. ταρσόϛ, ταρσιά = eest, τέρσεσθαι, droog, dor worden, τερσαίνειν, droog maken). 't N.hd. kent alleen darren in technische beteekenis: drogen, terwijl dörren in het algemeen is droog, dor maken. Alle vormen dus ĕ of ă.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indien nu kan worden aangetoond dat eene O.fr. ê (ie) kan ontstaan uit vroegere ĕ(ă), dan zal ook het hier bedoelde ‘thêra (thieren)’ in oorsprong overeenstemmen met het Hd. darre. Zoo niet, dan wijst de ê (ie) volgens den regelGa naar voetnoot1) op Germ è, en deze is onmogelijk in de ablautsreihe van ‘pairsan’. Dan is ook niet thêra = darren = eesten. Eene ĕ in den grondvorm is evenwel mogelijk. De analogie heeft veroorzaakt dat hier ê, door ē heen, uit ĕ ontstond. In woorden, waarvan de n.s. oorspronkelijk korten klinker in gesloten lettergreep had, werd deze dikwijls in casibus obliquis volkomen, en kon langzamerhand door ‘formübertragung’ in n.s. rekking doen ontstaanGa naar voetnoot2). Zoo ging het hier. Uit *therra - dat zich, wat klinker aangaat, verhoudt tot o.hd. darra, als o.fr. therm, erm, bern, gers, enz. tot tharm, arm, barn, gras - ontstonden, na in n.s. tot *therr verkort te zijn, in de verbuiging vormen met open klinker; deze kwam later in den eersten naamval. Toen nu en in de verbuiging, en in den n.s. de klinker ē was geworden, lag, daar ē en ê in uitspraak niet verschilden, naar analogie met oorspronkelijke ê's, eene vorm met ie voor de hand. Eene dergelijke klankwijziging heeft zich voorgedaan bij het Friesche adj. en adv. fier (het holl. ver). In het O.fr. van de XIIIe eeuw vindt men bij de Rustringers fir, als adj. fem. sing.: ‘thiu fire menŏte’. In Westergo omtrent denzelfden tijd, en ook later, meermalen fyr, zóó in de Boeteregisters van de ‘Fijf Deelen en van Woldensradeel’ (Fr. Rq. 472, 23), waar een oudere tekst uit het M.S. ‘Jus Municipale | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fresonum’ (gedrukt bij de Haan Hettema, O.F.W. II, 243. i.f.) feer heeft; daarentegen in de Keuren van Wymbritseradeel (Westergo) ± 1404 fierGa naar voetnoot1). Dit laatste heeft ook Gijsbert Japicx (XVIIe eeuw), en het N.fr. nog ten huidigen dage. In sommige, mogelijk alle, Friesche steden evenwel was, en is nog in gebruik: ‘feer, fan fēren’. Dit woord had blijkens Got. faírra O.hd. vërre, Osk. fër, Ags. feor, feerr, eene O.germ. ĕ in gesloten lettergreep. Zoo had het dus ook in het O.fr. eene oorspronkelijke ĕ. Deze wisselt met ĭGa naar voetnoot2). In de XV komen vormen met ee (= ē) en ie naast elkaar voor, welke laatste in het Landfriesch de overhand krijgt, en waarnaast in de steden feer bleef bestaanGa naar voetnoot3). Uit de vaststaande vormen van dit woord mag men dus voor dat aan het hoofd hiervan gestelde: *therra, *therr, *thĕr, *thēr, thêr en thier aannemen. Daar in geene der aangehaalde plaatsen van het O.fr. de nom. sing. voorkomt, kan als zoodanig thêre, thiere, of thêr, thier worden gesteld. In den Brokmerbrief (1.) gaat de dat. s. op a uit, in welk dialect dit meestal op een zwak subst. wijst (zie Heyne, Kurze Flex.-lehre 291. i.f.) en nom. kan dan thêre geweest zijn. In den Franeker Buurbrief (2), en verdere Westerlauwersche stukken eindigt de acc. plur. op a - voor zoover althans dit woord niet deelgenomen heeft aan het algemeene streven om de meervoudsuitgangen in en te veranderen - en deze a kan zoo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel op nom. sing. van een zwak subst. there (thiere) als op thêr, thier wijzen. En naardien nu de voor-laatstgenoemde vorm gemakkelijker het ontstaan van thēr uit een ouder *thĕr, *therr verklaart, verdient deze de voorkeur, terwijl die niet verhindert als geslacht - dat zoowel naar den Brokmerbrief als naar de andere citaten zw. fem. kan zijn - het laatste aan te nemen, hiermede in overeenstemming met de verwanten in andere talen, waar overal dit woord tot het vrouwelijk geslacht behoort. Ik hoop hiermede aangetoond te hebben dat van de Germ. stam ‘thers’ het O.fr. een zw. fem. subst. (*therr, *theĕr, *thēr) thêr, thier had; in oorsprong en beteekenis hetzelfde als het Hd. darre.
In Schwartzenbergs Friesch Charterboek I, 540a komen nog een derre, en dorre voor, die niet als vormen van een overgenomen darre mogen worden beschouwd. ‘Offte dyae eene derre fan dysse foersz. sylen.... guet byschouwet wert... of dyo oder dorre waerd leckelos schouwet’... enz. - Uit den zin blijkt duidelijk dat hier over (sluis)-deur gesproken wordt, en het met thêr noch darre iets gemeen heeft. f. buitenrust hettema. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage.O.fr. e, ie. M.fr. (G.J.), N.fr. î (ie). Osk. â. O.hd. â. Ags. ê, oe, got. êGa naar voetnoot1).
O.fr.den. M.-N.fr.dien. (part. praet., gedaan).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op pag. 3. is gezegd, dat in later O.fr. eerst de schrijfwijze ie, o.a. in de XVe eeuw, voorkomt. Bij Gijsbert Japicx (XVIIe eeuw) groeit het aantal woorden, waar ie (î) voor O.fr. ê staat, aan, terwijl in het hedendaagsche Friesch de meeste met ie (î) worden uitgesproken, enkele echter geheel anderen klank kregen. Zoo is thans O.fr. meta (Holl. maat) ‘miet’, bereda (beraden) ‘beriede’ maar O.fr. dĕra (deren) N.fr. déare, derre. O.fr. nêdla, nîdle (naald), N.fr. nö̆lle (phonetisch weergegeven); O.fr. pêl; pâl (paal, Ohd. phâl), N.fr. péal. M.- of N.fr. ie kan dus bijna altijd als bewijs der lange O.fr. e dienen, tenzij klaarblijkelijk analogie in 't spel is: bewijze dit bovenstaande lijst. f.b.h. |
|