| |
Mengelingen
Het maken van wrijfsels. -
Inderdaad eene eenvoudige zaak, het afwrijven van de teekening op een boekband, m.a.w. het maken van een wrijfsel, - een woord voor het Engelsche rubbing, waaraan de heer De Vreese - in dit Tijdschrift I, 55 - tot mijn bijzonder genoegen het burgerrecht verzekerd heeft. Maar er bestond, voor mij en anderen, ten opzichte van het materiaal waarmede men te wrijven heeft, iets raadselachtigs, waarover mij echter voor korten tijd een licht scheen te zijn opgegaan, toen hier ter stede een handelaar in kantoorbehoeften in de hem getoonde wrijfstof meende te herkennen de ‘harde was’ waarmede de militairen hun ‘model’ ledergoed den vereischten glans plegen te geven. Op verrassende wijze vond ik die aanwijzing bevestigd bij de toevallige lezing in Murray's New English Dictionary van het artikel Heel-ball, waarin ik eene onder dien naam bekende stof vond omschreven als: ‘A polishing substance, composed principally of hard wax and lamp-black, used by shoemakers to give a shining black surface to the sole-edges of new boots and shoes; used also for taking rubbings of monumental brasses, etc.’ De laatste vondst gaf den doorslag om te pogen in het bezit te raken van dit glansmiddel, met het gevolg dat thans voor mij liggen drie staaltjes van die stof: zwarte schijfjes van 3 tot 3½ cm. middellijn en ongeveer één cm. dikte (zware zwarte damschijven als het ware). Twee er van kreeg ik door bemiddeling van een schoenmaker, die mij verzekerde dat zulk een schijfje hem twee cent per stuk kostte; één exemplaar kocht ik hier zelf bij een drogist en betaalde vijf cent, met de overtuiging dat ik werd overvraagd. Het maken of nemen van wrijfsels is mij met elk dezer schijfjes behoorlijk gelukt, doch de goede hoedanigheid was niet van alle drie even groot. Eén schijfje, waarop alleen het woord
Paris, leek mij te zacht; beter voldeed dat waarop, tusschen het Amerikaansche wapenschild en de afbeelding eener bottine, de woorden staan Superior American Wax. Het doelmatigst, immers het hardst, was het schijfje met het opschrift Superior American Wax en daaronder een wapenschild waarop de letter A. Wellicht bestaan er nog beter ‘merken’ doch ik heb daarnaar geen verder onderzoek gedaan. Wel meende ik van de opgedane kennis de lezers van dit vaktijdschrift niet onkundig te moeten laten, daar ik reden heb te vermoeden sommigen hunner een dienst te doen met deze opheldering aangaande eene, naar 't mij voorkwam, tot hiertoe mysterieuse substantie die bovendien, zoo mij was gezegd, in Engeland een fabuleusen prijs scheen te doen.
Ik voeg aan deze mededeeling nog toe, dat men van een wrijfsel eene zeer goede photografische afbeelding kan verkrijgen op de wijze als voor de watermerken in afl. II, blz. 117, van dit Tijdschrift is aangegeven. Dr Molhuysen vertoonde mij daarvan eene uitstekend geslaagde proeve.
Leiden, April 1904.
A. Beets
| |
Nog de ‘wrijfselwas’. -
Hetgeen Dr. A. Beets hierboven mededeelt is volkomen juist: de geheimzinnige stof, waarmede men zulke fraaie wrijfsels van boekbanden verkrijgt is niets anders dan een mengsel van harde was en lampzwart, waarmede de militairen hun ledergoed den vereischten glans plegen te geven. Ik wil daaraan alleen nog toevoegen, dat er inderdaad nog andere merken bestaan, waaronder naar mijn ondervinding het beste is dat van Francis Ullathorn, Gatestreet, Lincolns Inn Fields, London. De prijs is:
| |
| |
1 shilling het dozijn schijfjes, dus een penny het stuk, waarlijk geen ‘fabuleusen’ prijs. Het Parijsche fabrikaat, dat ook Dr. Beets gezien heeft, is veel minder goed.
In Londen heet de heel-ball ook Pouch-ball.
Willem de Vreese.
| |
Reproductie van handschriften. Een Congres te Luik -
Te Luik zal a.s. jaar een internationaal Congres gehouden worden over het reproduceeren van handschriften, munten en zegels. Het iniatief gaat uit van den Minister van Binnenlandsche zaken en Openbaar Onderwijs. Daar het niet aanging naar de Wereldtentoonstelling te St. Louis de kostbare handschriften der Brusselsche Koninkl. Bibliotheek op te sturen, werden in de plaats een reeks foto's naar de belangrijkste miniaturen vervaardigd. Dit geschiedt ook met het oog op het brandgevaar waaraan onze nationale verzamelingen onvermijdelijk blootgesteld zijn, en indachtig aan de ramp te Turijn. Nu wil men over de beste reproductiemiddelen bevoegde geleerden raadplegen, en dit zal, met de dokumenten en bekomen uitslagen voor oogen, te Luik geschieden.
De heer Henri Martin, conservator der handschriften der Bibliothèque de l'Arsenal, heeft op 11 Maart l.l. aan de Académie des Inscriptions et Belles-Lettres een reeks onderzoekingen naar de werkwijze der verluchters van handschriften in de middeleeuwen medegedeeld. Er bestonden in de 13e eeuw ware ateliers van schilders, waar onder de leiding van meesters naar door hen geleverde schetsen miniaturen uitgevoerd werden. In de marges van een groot aantal prachthandschriften vindt men nog van die schetsen terug: de teekening daarvan staat dikwijls ver boven die der miniaturen.
Op hoe groot mag men het aantal middeleeuwsch - wetenschappelijke werken schatten die, sinds de uitvinding der drukkunst tot 1500, in 't licht kwamen? Men weet dat er ruim 30.000 incunabelen bestaan; 1800 daarvan kunnen tot de rubrieken der toenmalige ‘wetenschappelijke’ literatuur gerekend worden. Aldus wordt in The Library, nr 16, jl. aangetoond.
| |
Het grootste boekwerk der wereld. -
Het officieele rapport over den Amerikaanschen burgeroorlog, samengesteld en uitgegeven in opdracht van het congres der Vereenigde Staten, is een zéér groot werk: het bestaat uit 130 deelen, ieder van 1000 pagina's, met 2000 illustraties en een atlas met 178 kaarten. Maar er heeft een nog véél grooter werk bestaan in China. Het was de ‘Encyclopaedia Maxima’, de ‘Yung-lo-Tatien’, die uit 22.877 boeken bestond, samengevat in 11.100 deelen. Dit werk werd op bevel van den tweeden keizer der Ming-dynastie, Kunglo, voorbereid, onder leiding van den grooten geleerde Hsieh Chin. Hij zette het werk op met verscheidene sub-directeuren en een staf van 2169 personen, - critici, lezers en kopiïsten. Het werd in het jaar 1303 begonnen en in 1407 voltooid. Na dien tijd werd er niets meer aan toegevoegd. De encyclopedie bevatte een bloemlezing uit alle klassieke, geschiedkundige, filosofische en letterkundige werken, welke in China waren verschenen en handelden over astronomie, astrologie, aardrijkskunde, geheime wetenschappen, medicijnen, godsdienst, geschiedenis, biografie en kunst. In het jaar 1562 werden honderd schrijvers aan het werk gezet om twee afschriften van het werk te maken; zij kwamen daarmee klaar in 1567. Een van deze afschriften en het origineel verbrandden, toen in 1644 Peking ingenomen en de Ming-dynastie omvergeworpen werd. Toen de orde was hersteld, bleek dat 2422 boeken ontbraken, welker inhoud voor altijd verloren was. De 20455 overgebleven boeken werden geborgen in de keizerlijke academie, den Hanlin-Yuan, die aan den Noordkant van het Engelsche gezantschap in Peking lag. Tijdens het beleg der gezantschappen in 1900 staken de Chineesche soldaten dit hooge gebouw in brand, hopende zoodoende de vreemdelingen te kunnen dwingen het Engelsche gezantschap te verla- | |
| |
ten, en zoo werd de grootste verzameling van de Chineesche litteratuur, waaronder ook de ‘Encyclopaedia
Maxima’, door het vuur vernield. Honderden deelen werden later tusschen de puinhoopen gevonden; eenige vreemdelingen wisten enkele deelen machtig te worden, maar de ‘Yunglo-Tatien’ is voor altijd verloren.
(N.R. Ct.,).
Verwenschingen tegen boekendieven schijnen wel de aanleiding geweest te zijn van het ontstaan der thans weêr in zwang gekomen Ex-libris-teekens. Reeds in de vroegste handschriften vindt men opschriften als: ‘Dit boek behoort N...: wie het steelt weze vervloekt’. In een handschrift van den Sachsenspiegel leest men de spreuk: ‘Dieses Buch is mir lieb; wer mirs stiehlt, der is ein Dieb, es sei Reiter oder Knecht, so ist er an den Galgen gerecht’. Deze en talrijke andere opschriften deelt Dr. London mede in het Zeitschrift für den deutschen Unterricht. De meeste doelen op beveiliging van het eigendomsrecht of op wederbekoming bij verlorengaan. In eenen druk van 1509 (in het bezit der Iraëlietische gemeente te Weenen), staat geschreven ‘Wer mirs aber wiederbringt, der ist ein Engelgotteskind’. Of: ‘Wer mirs aber wiederbringt, den hab' ich lieb.’ Onder de aanhalingen zijn ook ettelijke proefjes van schooljongenspoëzie, als:
‘Das Buch ist mir lieb, wie dem Krämer der Dieb,
Das Buch ist mir feil, wie dem Spitzel das Seil.
Das Buch han i dick, wie die Katze den Strick,
Das Buch heisst “Leitfaden”, ich könnt ihn entraten.’
Een andere groep van boekopschriften is op een eerlijken vinder bedacht: ‘Dieses Buch hab ich gekauft, N... bin ich getauft, N... bin ich geboren, wer es findt ich habs verloren’. Ofwel de bezitter is trotsch op zijne schrijfkunst: ‘N... bin ich genannt, N... ist mein Vaterland, Die Feder ist mein Pflug, Drum schreib ich so gut’. Of in aansluiting bij een bekend volksraadseltje: ‘Das Papier ist mein Acker, Darum schreib ich so wacker, Die Tinte ist mein Samen, N .. N.. ist mein Namen’. Eigenaardig zijn ook de in vroegeren tijd voorkomende Duitsch-Latijnsche of Fransch-Latijnsche rijmpjes als ex-libristeekens, zoo: ‘Quis vult hoc (!) librum stehlen, pendebit an der Kehlen, Deinde veniunt die Raben, Volunt ei oculos ausgraben’. Of: ‘Quelle honte ce sera pro suis parentibus De le voir en ce lieu-là pedibus pendentibus’.
| |
Hooge schrijversrechten. -
Mr. Morley, de auteur van de onlangs verschenen Gladstone-biografie, heeft, naar bericht wordt, een cheque van 10.000 pond st. voor zijn arbeid ontvangen. Dat is gewis een aanzienlijk honorarium; toch bedraagt het maar de helft van het honorarium dat aan Morley's grooten landgenoot, Macaulay, door dezelfde uitgeversfirma, voor zijn Geschiedenis van Engeland werd uitgekeerd. Heden nog wordt de Macaulay-cheque, over 500.000 frank, die de Bank na uitbetaling aan de firma Longman terugzond, door die firma bewaard, zoowel als aandenken aan Macaulay als aan het hoogste schrijvers-honorarium ooit door haar verstrekt. Maar nog andere firma's verdienen in dat opzicht vermeld. Zoo b.v. verwierf vóór eenige jaren de firma Smith, Elders & Co voor 350.000 fr. het eigendomsrecht van den roman van Mrs. Humphry Ward: Helbeck of Bannisdale. In de journalistiek ging het honorarium van 50.000 fr., dat Lord Randolph Churchill voor twintig brieven uit Afrika aan de Daily Graphic ontving, door als het aanzienlijkste dat ooit betaald werd, tot Nansen nog hooger vergoeding zou bekomen. Voor een telegram van 1500 woorden, ontving Nansen van de Daily Chronicle 25.000 fr., ongeveer 17,50 fr. per woord. Buiten het telegram leverde Nansen nog aan de Daily Chronicle een artikel van 15.000 woorden voor 100.000 fr. Voor zijn verslag in boekvorm werd aan Nansen door zijn Engelschen uitgever alleen 250.000 fr. betaald, en daar het werk in meerdere talen verscheen, werden destijds 's schijvers verdiensten op meer dan 1.250.000 fr. begroot. - Onder de nieuwe schrijvers neemt ook Mr. Rudyard Kipling eene beduidende plaats in. Het honorarium dat hij vóor eenigen tijd voor een roman ontving, was berekend op een shilling per woord. Maar de kroon spant toch de humorist Mark Twain: hem werd door de Harper Pu- | |
| |
blishing Co. eene hooge levenslange rente toegelegd, alleen voor het verkooprecht van
al zijne toekomstige schriften.
De Gesellschaft für vervielfältigende Kunst te Weenen heeft thans het vierde en laatste deel van: Die vervielfältigende Kunst der Gegenwart voltooid. Het is een ondernemen van langen duur geweest. Het eerste deel, waarin de houtsnee behandeld wordt, is in 1885 onder leiding van Carl von Lützow begonnen en verscheen in 1887. Het tweede deel behandelt de kopergravure, het derde de ets in den tegenwoordigen tijd. Dit verscheen in 1891 onder leiding van dr R. Graul, daar von Lützow inmiddels gestorven was. Het laatste deel behandelt de lithografie en in een aanhangsel de foto-mechanische reproductiemethoden van onzen tijd. De 4 deelen te zamen, statige boeken in groot-folio formaat en rijk geïllustreerd, geven een uitgebreid overzicht van hetgeen op grafisch gebied sedert 1850 gepresteerd is, terwijl de tekst, door bekwame medewerkers geleverd, een belangrijke bijdrage tot de geschiedenis dezer kunsten vormt. Alleen het laatste deel gaat iets verder in de geschiedenis terug, ten einde de geheele geschiedenis en ontwikkeling der lithografie te kunnen behandelen.
Het is verklaarbaar, dat de Duitsche kunstenaars in dit werk de voornaamste plaats innemen.
(N. Rt. Ct.)
Het Brugsche gild der Schoolmeesters en Librariers moest ten jare 1738 tot beveiliging zijner privilegiën, den strijd aanbinden met de over het gild van stadswege gestelde commissarissen. Deze toch hadden eigenmachtig een ‘gouverneur’ voor het volgend jaar benoemd, dan wanneer, krachtens de keure, die benoeming alleen mocht geschieden onder drie door dekens en eed voorgedragen gildebroeders. Daartegen kwam de ‘Confrerie’ in verzet bij den Magistraat, en de Brugsche stedevaders aarzelden niet en stelden de bezwaarvoerders vierkant in 't gelijk. Hier volgen de stukken, naar een handschrift in het bezit onzer Redactie:
‘Aen de zeer Edele wyse ende voorsienighe heeren, Mynheeren Burgemeesters en Schepenē der stadt Brugge.
‘Supplierende verthoonen met alle eerbiedight Gillis Beirens, Paulus Roose, Gillis Annoy, heer Marcus Lappossette pbrē, Andreas Wydts en Carel Pavot, Deken, Gouverneur en Zorgers der Confrerie der Schoolmrs en Librariers deser Stadt, gedient hebbende in die qualiteyt tot den xxj deser Lopende Maendt xber. Hoe by hunne Cueren en Ordonantien, gedecreteert by syne doorluchtigste Hoogweerdigheydt, ende UE. Edelheden den 26 Juny 1628, by het thienste art. wordt geseydt in verbis:
‘Item alle jaere, acht dagen voor St Thomas dag in december zal den Deken ende Eedt vergaederen daer het den Deken believen zal, om den Eedt te veranderen, ende te kiezen drye Dekens en drye Gouverneurs die sy in eenen besloten brief, onderteekent met elks handtteecken, overgeven zullen in handen van Myne heeren de Gecommiteerde, om bij hen lieden daer van geuyt te worden eenen Deken en eenen Gouverneur, die zy daer toe zullen duncken bequaemst te wesen ten dienste vande gulde het toekomende aenstaende Jaer, waer van de uyttinge zal geschieden op St Thomasdag, ten waere daer eenig noodtsaeckelyck belet waere ende zal den Eedt ten dage van de kiezinge mogen verteiren ten laste van de Gulde, twintig schellingen grooten sonder meer.
Ingevolge van welcken de Suppltēn, onder besloten Brief, bij hun respectivelijck onderteeckent, aen UE. Edel-heeren Gecommiteerde overgedragen ende gedenomeert hebben drye Dekens, te weten: Paulus Roose, Andries Wijdts en Gillis Annoy, tot Gouverneur, heer Marcus Papossette pbre, Gillis Beirens, en Carel Pavot, is het niet tegenstaende dies directelyck contrarie aen de voornoemde gedecreteerde Cueren, gebeurt, dat UE. Edelheden heeren Gecommiteerde, benevens de gonne van syne doorluchtigste hoogweerdight gedient hebben geweest te denomeren voor Goeverneur Jan DeCloet, ende alsoo buyten de drye by de supplten overgegeven. Oorsaecke sy hun oodtmoedig Recours syn nemende tot UE: Edelheden.
| |
| |
De zelve biddende gelieve gedient te wesen de Cueren vande Supplianten maintineerende te verclaeren ende denomeren voor Gouverneur Eenen van de drye persoonen, by de Supplianten volgens het meergeseyde x. art. van hunne geseyde Cueren overgegeven, 't welcke doende &c.
‘G. Bierens |
Paulus Roose |
G. Annoy |
Marc: Lapossette pbr. |
A.J. Wijdts |
Chls Pavot.’ |
Op den kant is geschreven:
‘Schepenen ghehoert het rapport van commissarissen en ghelet op het 10 art. van suppliantens kuere, verclaeren de uittinghe van jan de cloet als gouverneur van suppliantens confrerie te wesen contrarie aen het dispositif van diese en oversulcks de selve annulerende, ordonneren d'heeren commissarissen uyt de drye ghedenommeerde gouverneurs eenen anderen te uytten en ordonneren voorts de supplianten de copye autenticque van hunne kuere overteleveren aen selve heeren coïssen omme by hun behouden en bewaert te worden. Act. in caemere den 5 dit jaer 1739. My pn̄t. J. Verhouve’.
| |
Tentoonstelling van het Moderne Boek. -
Deze tentoonstelling belooft inderdaad belangrijk te worden. Noord-Nederland zal er, dank zij vooral de ijverige bemiddeling van den heer A.S. de Rochemont te Amsterdam, prachtig vertegenwoordigd zijn. Eveneens uit Holland komen de voornaamste inzendingen van particuliere bezitters: zij die hun eigendom aan een soortgelijke tentoonstelling in het Leidsche Volkshuis (winter van verl. jaar) afstonden aan de inrichtster Mej. Knappert, hebben meest allen opnieuw hun belangstelling betoond. De moderne Engelschen, William Morris en zijn volgelingen, zullen daardoor keurig en nagenoeg volledig te zien zijn. Voor Duitschland zorgt Dr. Wörnlein, Geschäftsführer van het Leipziger Buchgewerbehaus; voor Italië de beroemde Florentijnsche antiquaar Leo S. Olschki; voor Oostenrijk-Hongarije, Dr. Loesching te Brünn (Mähren). Mr. Cyril Davenport van het British Museum was zoo vriendelijk de Engelsche afdeeling der boekbanden voor zijn rekening te nemen; terwijl Mr. Herbert Ellis, een persoonlijke vriend van William Morris, eenige prachtstukken, waaronder Morris' eigen exemplaren, afstaat. Ook uit Denemarken, Finland en Amerika worden toezendingen verwacht. Zuid-Nederland moge bij 't buitenland niet ten achter blijven, hopen wij. In dit tijdschrift zal over de tentoonstelling uitvoerig verslag gedaan worden. Een catalogus, die natuurlijk een fraai typografisch stukje zijn moet, wordt door de Commissie bewerkt.
E. d. B.
|
|