Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 2
(1904)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
De tentoonstelling van Fransche ‘Primitifs’ te ParijsDe tentoonstelling van primitieve Fransche kunst waarop thans de aandacht der kunstvrienden is gevestigd, is, dit zij hier aanstonds gezegd, in de eerste plaats te danken aan den ijver en de geestkracht van den heer H. Bouchot, den zoo werkzamen konservator van het Prentenkabinet der Nationale Bibliotheek. Hij was het die er in slaagde kunstkenners en kunstverzamelaars warm te maken voor het denkbeeld eener tentoonstelling die moest aantoonen dat Frankrijk, van de veertiende tot de zestiende eeuw, niet alleen groot was door zijn bouw- en beeldhouwkunst (een waarheid die door niemand meer betwijfeld wordt) maar ook door de kunst zijner schilders en verluchters. De heer Bouchot had de voldoening dat het werk tot stand kwam, dat niet alleen de Fransche Staat en de Fransche verzamelaars, maar muzea en verzamelaars in het buitenland hun medewerking verleenden. Den 12n April werd de tentoonstelling geopend: die der schilderijen in het Pavillon Marsan van het Louvre-paleis, die der miniaturen in een zaal der Nationale Bibliotheek. Ik bepaal mij in dit vaktijdschrift tot een vluchtig overzicht dezer laatste afdeeling; misschien vind ik aan het slot gelegenheid, een en ander te behandelen van hetgeen in de andere afdeeling met de verluchtkunst in verband kan staan. De handschriften met miniaturen zijn tentoongesteld in een nieuwe zaal, in den stijl der achttiende eeuw, bestemd later als hoofdzaal te worden ingericht voor het munt- en penningkabinet (Département des médailles) der Bibliotheek en waar de decoratieve schilderijen zijn bijeengebracht die vroeger, in de achttiende eeuw, het Cabinet des médailles du Roi versierden; deze bevallige mythologie-kunst vormt, juist door de tegenstelling, een aardig kader voor de strenge schoonheid der primitieve verluchting. - De tentoongestelde stukken zijn chronologisch gerangschikt - met uitzondering der meest beroemde handschriften, bijeengebracht in een in het midden der zaal geplaatste vitrine, van de handschriften der Arsenaalbibliotheek en van die toehoorende aan den heer Henry Yates Thompson, die eveneens in afzonderlijke vitrines zijn bijeengebracht. De uitgewerkte Catalogus der afdeeling Verluchtkunst, zuiver chronologisch geordend, is van de hand van den heer Delisle (met uitzondering van de hss. van het Arsenal, die door den heer H. Martin werden beschreven)Ga naar voetnoot(1); hij stelt den bezoeker aanstonds op | |
[pagina 137]
| |
de hoogte en verwijst voor ieder handschrift, is er gelegenheid, naar den arbeid der kunstgeschiedschrijvers die het bespraken. De expositie begint in het midden der dertiende eeuw, den tijd van Lodewijk IX, toen de miniatuurkunst door koloriet en aanwending van streng dekoratieve vormen met de glasschilderkunst poogde te wedijveren. Wat de heer Delisle zegt van no 4 van den Catalogus (Evangeliën-handschrift der Sainte Chapelle, B.N. Cat. 8892) is waar van de geheele kunst van dien tijd: peintures... dont l'éclat rappelle les plus beaux vitraux de l'époque. Niet alleen de kleur, ook de wijze waarop de verschillende tafereelen in cirkelvorm, boven elkander geplaatst, één groot geheel vormen, herinnert aan de verrières der kathedralen in no 1, het groot bijbelsch prentenboek waarvan de drie deelen zoo zonderling van elkander af zijn geraakt (één deel te Oxford, één deel te Parijs, B.N. lat. 11560, één deel in het British Museum). Meer in bijzonderheden uitgewerkt, steeds volgens hetzelfde dekoratief beginsel, zijn nos 3 en 4, de twee Evangeliariën der Sainte Chapelle (B.N. lat. 17326 en 8892) en no 6, het Psouter van Lodewijk IX (B.N. lat. 10525); no 9, de Grandes Chroniques de France, misschien het exemplaar aangeboden aan Koning Filips III (Bibl. Ste Geneviève, 782), met zeer geestige miniaturen; een Devoot traktaatje, la Sainte Abbaye, uit het kabinet van Mr. Henry Yates Thompson. In het eerste vierde deel der veertiende eeuw wijzigt de stijl zich; dit blijkt duidelijk uit nos 16, 17, 18, deelen van een Vie de saint Denis (B.N. franç. 2090-92), exemplaar aangeboden aan Koning Filips V. De teekening wordt vrijer; de invloed der glasschilderkunst is minder merkbaar, evenzoo in nos 20-21, het Getijboek van Verdun, bewerkt door Marguerite de Bar en bestaande uit twee deelen, waarvan het eerste zich in de verzameling H. Yates Thompson, het tweede (onafgewerkt) in de Bibliotheek van Verdun bevindt, met zijn allergeestigste fantazieteekeningen aan de randen. Tot denzelfden vrijeren stijl behoort no 221, la Somme le Roi in 1311 geschreven voor Jeanne, Gravin van Eu en Guignes, wier beeltenis, geknield voor de H. Maagd, een allerliefste miniatuur ons te zien geeft (Arsenaal Bibl.). Iets later zijn te plaatsen no 23, een Latijnsche Bijbel, door de verluchters Jehan Sucelle en Ancien de Cens (of de Ceus) aan het einde gedagteekend: darrenier jour d'avril 1327 (B.N. latin 11935), en 24-25, Getijboek-Belleville, dat van vóór 1334 moet dagteekenen, en voor Olivier de Clisson en zijn vrouw Jeanne de Belleville, versierd werd met allerliefste miniaturen (B N. lat. 10283 en 10284).Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 138]
| |
- Ongeveer gelijktijdig is no 27, Fransche vertaling van het Speculum Historiale van Vincent van Beauvais, in 1333 aangeboden aan Jeanne de Bourbon, gemalin van Koning Filips VI (B.N. fr. 316). Een ander exemplaar van hetzelfde werk, uitgevoerd voor Jan van Normandije, toebehoorende aan de Bibliotheek van het Arsenaal, is eveneens tentoongesteld. Allerliefst zijn ook de miniaturen van no 32, Miracles de Notre Dame van Gautier de Coinci, waarschijnlijk het handschrift dat na den slag van Poitiers door de Engelschen buitgemaakt en door Koning Karel V werd teruggekocht (seminarie van Soissons). Tot denzelfden tijd van Koning Jan behoort no 224, Fransche vertaling van het Speculum Historiale, waarvan één deel in de Arsenaal-Bibliotheek, een ander te Leiden is. - Hoezeer de stijlen der Italiaansche en Fransche verluchtkunst toen reeds verschilden, blijkt uit no 31, de Statuten van de ridderorde du Droit Desir, ingesteld te Napels in 1352 door Lodewijk van Tarente (B.N. franç. 274); hoewel een Franschman van afkomst, liet deze vorst het handschrift blijkbaar door een Italiaan illustreeren, en de invloed der strenge Italiaansche kunst van dien tijd is aanstonds merkbaar. De regeering van Karel V, groot liefhebber van fraaie boeken, was een gulden tijd voor de Fransche of liever Parijsche verluchtkunst. Uit de bibliotheek van dezen vorst zijn afkomstig: de Fransche vertaling der Romeinsche Geschiedenis van Livius (no 37, Bibliotheek Ste Geneviève), de Bible Historiale (no 39, B.N. fr. 20090); de Voyages van Mandeville (no 42, B.N. nouv. acq. fr. 4515) met allerliefste miniaturen; de Fransche vertaling der Politica en OEconomica van Aristoteles (no 47, kabinet Wasiers; uitgevoerd na 1372) met de zoo oorspronkelijke, typische voorstellingen der verschillende regeeringsvormen en standen; en de Fransche vertaling van Augustinus' De civitate Dei (no 50, B.N. fr. 22912; verlucht omstreeks 1376) met zijn merkwaardig allegorisch titelblad. Uit denzelfden tijd is de Fransche Légende Dorée (no 58, Bibliothèque Mazarine) die tot frontispies heeft de treffend schoone voorstelling (de figuren grijs op een bonten achtergrond) van Christus, troonend met de H. Maagd. Onmiddellijk op den tijd van Karel V komt die van Jan van Berri, een keerpunt in de geschiedenis der Fransche verluchtkunst. Toch kan men reeds thans de opmerking maken dat die kunst, gedurende de veertiende eeuw, ondanks alle rampen en staatkundige troebelen, zich steeds vrijer ontwikkeld heeft. Het bestaan van een groot middelpunt van kunst- en geestesleven als Parijs toen reeds was, tevens zetel van een hof, heeft zeker daartoe veel bijgedragen.
(Slot volgt). G. Busken Huet. |
|