Tiecelijn. Jaarboek 13 (jaargang 33)
(2020)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |||
Vossen: een expeditie in het Land van Reynaert anno 2018
| |||
[pagina 187]
| |||
Het nachleben is vandaag nog steeds het sterkst in de streek waar het Middelnederlandse verhaal zich ‘afspeelt’, juister: wordt gesitueerd: ‘in Waes, int soete lant’ (A 2257), de naburige gemeenten Lochristi (waar Hijfte gelegen is) en Destelbergen en in het Hulsterse (de regio die we nu omschrijven als het ‘Land van Reynaert’). En waar we ook de auteur - mogelijkerwijze Willem van Boudelo - en zijn primaire publiek kunnen situeren. Hiervoor moeten we ook Gent meenemen, de middeleeuwse metropool waar Willem ongetwijfeld thuis was. Vooral na Wereldoorlog II ontstond in het Land van Reynaert een netwerk van Reynaertroutes (voet-, fiets- en autoroutes). Langs de in 1955 ontworpen Reynaertautoroute werden Reynaertbanken met Middelnederlandse tekstfragmenten en kunstwerken geplaatst. De routes werden voortdurend aangepast aan nieuwe maatschappelijke evoluties, er werden nieuwe kunstwerken onthuld en de banken werden op geregelde tijdstippen vernieuwd. In vele gemeenten in het Waasland en het Land van Hulst is ook de naamgeving van horecazaken, straten, huizen en verenigingen reynaerdiaans gekleurd. Het Waasland ging (niet steeds voluit) voor de keuze van een middeleeuws fictief/literair personage als cultuurtoeristische Unique Selling Proposition. Dit vertaalde zich in de toeristische infrastructuur (de ‘hardware’: de routes, de naamgeving, de musea...) en in de producten, de ‘software’, streekproducten zoals Reynaertbier, -gebak, -pralines, maar ook in vele vulgariserende ‘vertalingen’, brochures en een grote iconografische productie. In 1996 werd een structureel internationaal samenwerkingsverband in het leven geroepen tussen twaalf Belgische gemeenten (rond Sint-Niklaas) en enkele Nederlandse (waarvan alleen Hulst overblijft) om het verhaal te promoten en Reynaertinitiatieven te coördineren: het Intergemeentelijk Project Het Land van Reynaert. Dat de populariteit van de materie in Vlaanderen en Nederland nog steeds belangwekkend is, bewijst het aantal nieuwe publicaties en initiatieven. Er was dus een voedingsbodem voor grote projecten. Die vruchtbare aarde is er ook elders. Zo haalde een team van de universiteit van Bristol o.l.v. professor Ad Putter recent een aanzienlijk bedrag van 163.000 Britse pond binnen (gelden van de British National Lottery) voor een zeer breed Reynaertproject waaraan ook de Bodleian Library in Oxford meewerkt. | |||
[pagina 188]
| |||
Een unieke collectieWij gaan verder in op VOSSEN van The Phoebus Foundation van Katoen Natie, een van de leidende bedrijven van de Waaslandhaven/Antwerpse haven van CEO Fernand Huts. De vonk/aanleiding voor VOSSEN was de aankoop van een bibliofiele Reynaertcollectie door de Phoebus Foundation bij antiquariaat Librairie Henri Godts (thans na de fusie met The Romantic Agony, Arenberg Auctions) in Brussel in het voorjaar van 2016. De precieze prijs van de aankoop is niet bekend, maar het gaat allicht om enkele honderdduizenden euro's. De collectie Wilfried L. Grauwels was/is zonder enige twijfel de belangrijkste Reynaertcollectie in privéhanden in de Nederlanden en wellicht de rijkste collectie reynaerdiana ter wereld.Ga naar eind3 Ze bevat twaalf zestiende-eeuwse Reynaertedities, twaalf uit de zeventiende eeuw en eenentwintig uit de achttiende eeuw. Dit grote aantal oude drukken vóór 1800 (waarvan er enkele in het standaardwerk van H. Menke, Bibliotheca Reinardiana uit 1992 niet voorkomenGa naar eind4) maakt de collectie uniek. De verzameling bevat vijf unicaten, waaronder het achttiende-eeuwse handschrift (uit 1720) van Frederik-Willem, prins van Nassau-Siegen, dat nader onderzoek verdient. Het zijn vooral de gedrukte werken die onze belangstelling hebben. Opmerkelijk zijn bijvoorbeeld The History of Reynard the Fox, Dublin, Dobson, 1728 - met bijzonder interessante illustraties (nr. 12); en The History of Reynard the Fox, Belfast, Blow, 1763 (nr. 41). Zeer opvallend is het uiterst goed gepreserveerde exemplaar van de Historie van Reynaert de Vos van Bruyn Harmansz Schinckel, Delft 1589 (nr. 54), het oudst bewaarde geïllustreerde Noord-Nederlandse volksboek. Boeken van grote waarde zijn het oudste Deense (nr. 10) en het oudste Zweedse (nr. 37) Reynaertvolksboek, de eerste Hoogduitse druk (nr. 57), de Kelmscott Press-editie van William Morris uit 1892 - een bijzonder gaaf exemplaar - en het mysterieuze, anonieme, niet-gedateerde The Hystory of Reynard the Fox van circa 1560-1585 (nr. 44) dat drie Engelse houtsnedentradities in zich verenigt (Menke, p. 212 nr. 8). Hoogtepunten zijn onder andere de illustratiereeksen van Allard van Everdingen (een prachtige suite waarvan slechts vier exemplaren bekend zijn), Jean Lebedeff (een ‘wonderful edition’ met tekst van Paulin Paris, nr. 66), Robert Hainard, Lovis Corinth, Paul Jouve en Maurice de Becque. Vaak gaat het om zeer waardevolle topwerken, gedrukt in zeer beperkte oplages en in edities met de fijnste papiersoorten en in een aantal gevallen met een originele tekening. De verzamelaar | |||
[pagina 189]
| |||
had enkel oog voor gave, complete exemplaren die zich bijna steeds in uitstekende staat bevonden, met originele of unieke banden. De Reynaertcollectie van de Phoebus Foundation is uiterst geschikt om tentoonstellingen mee te bouwen. Het is verheugend vast te stellen dat de collectie integraal is bewaard bij één verzamelaar en voor toekomstig onderzoek beschikbaar wordt gesteld. Ditzelfde geldt ondertussen ook voor de collectie van Friederich von Fuchs uit het Duitse Linden (waar het Reineke Fuchs Museum was gevestigd), die recent gelukkig slechts in twee loten werd opgesplitst: 400 stukken (figuren, borden, schaakfiguren... voorwerpen in porselein, zilver, tin en ivoor) werden overgedragen aan het Kaulbach-Museum in Bad Arolsen en de Reineke Fuchs-boekencollectie verhuisde naar de Herzogin-Anna-Amalia-Bibliothek (‘Forschungsbibliothek für Literatur- und Kulturgeschichte’) in Weimar. | |||
De Phoebus FoundationDe collectie Grauwels is nu eigendom van de Phoebus Foundation, een stichting die verbonden is aan het overslagbedrijf Katoen Natie, maar onafhankelijk is van (de risico's van) het bedrijf en de familie Huts. De Foundation wil het Vlaamse culturele erfgoed voor de toekomst bewaren en wereldwijd verspreiden en een kunstpatrimonium uitbouwen met grote aandacht voor restauratie, depotwerking en presentatie. De stichting bezit schilderijen van o.a. Pieter Paul Rubens, Antoon van Dyck en James Ensor. Binnen de publiekswerking staan publicaties, symposia en (prestigieuze) tentoonstellingen centraal. Ondertussen is er al een indrukwekkende reeks: Voor God en Geld (2016, Caermersklooster Gent), Oer. De wortels van Vlaanderen (2017, Caermersklooster Gent), PiKANT! (2019, kasteel van Moorsel), Blind Date (2020, Museum Snijders&Rockoxhuis Antwerpen) en Zot van Dimpna (2020, Sint-Dimpnakerk Geel), maar ook nieuwe alomvattende (belevenis)concepten ontwikkelen behoort tot de ambities. Het Reynaertproject van de Phoebus Foundation kwam in Vlaanderen als een complete verrassing. Voor de ingewijden was het dat niet. Immers, reeds in 2015-2016 had Fernand Huts plannen om onder het pseudoniem Jules van Bochelt een kritisch boek met Reynaert de vos als de nar in de hoofdrol te schrijven over de toenmalige Antwerpse havenbaas Eddy Bruyninckx. Vlaamse satire. De eerste teksten en ook een Reynaertvertaling lagen in de la. Na het | |||
[pagina 190]
| |||
pensioen van de havenbaas in 2016 veranderde Huts het geweer van schouder en wilde hij andere zaken prioriteit geven. In een nieuw opgetrokken loods op zijn bedrijventerrein op de Linkerscheldeoever plande hij samen met het megamediabedrijf Studio 100 (‘de Vlaamse Disney’) de Wereldoorlog II-musical 40-45. Alleen: voor deze invulling van de loods kreeg de entertainmentgroep geen vergunning van de gemeente Beveren, omdat in de onmiddellijke omgeving eenentwintig zgn. sevesobedrijven liggen die met gevaarlijke chemische stoffen werken. Onmiddellijk toverde Huts een alternatief uit de hoed, dat weliswaar in een andere vorm en op andere locaties nog op de planningstafel lag: een belevenisroute met de fiets, naar het voorbeeld van de gemeente Beveren en de provincie Oost-Vlaanderen, die in hetzelfde gebied wél cultuurtoeristische initiatieven organiseerden, o.a. in Fort Liefkenshoek. Een loods midden in het havengebied - vruchtbare polders van weleer - zou het nieuwe startpunt worden van een verkenning van de brede regio. De regio waarin VOSSEN zich afspeelde (op het grondgebied van de huidige gemeenten Beveren, Sint-Gillis-Waas en Hulst) is trouwens een bijzonder interessant gebied, waar sinds de middeleeuwen stormen, overstromingen, inpolderingen, grensconflicten, oorlogen en recent de ontwikkeling van de Linkerscheldeoever het landschap in de loop der eeuwen steeds weer gewijzigd en gevormd hebben. In de middeleeuwen lag dit gebied op de grens van twee grote machtsblokken, met name dat van de Franse koning Lodewijk IX (‘Saint-Louis’, 1214-1270) en dat van de rooms-koning Willem II (1227-1256; graaf van Holland en Zeeland (1234-1256) en koning van het Heilige Roomse Rijk (1248-1256)). Het was een wingewest waar vooral veenontginning was en turf werd gestoken en het was erg belangrijk voor de ontwikkeling van o.a. de stad Gent. In de zestiende eeuw was het een strijdveld tussen de Spanjaarden en de Oranjes in de Staats-Spaanse oorlogen. Een streek van 1001 vertellingen. In vele van deze verhalen was de Honte/Schelde de hoofdrolspeler, grens en scherprechter. In dit gebied lag het middeleeuwse bedevaartsoord Hulsterlo. Het speelt een hoofdrol in Van den vos Reynaerde. Het gaat om het meest noordoostelijke gebied van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen, waar Reynaert - ten minste voor wie bereid is de leugens van de vos te geloven - ten zuidwesten van Hulsterlo (thans Nieuw-Namen) een schat had verstopt om een samenzwering tegen koning Nobel te voorkomen. Reynaerdiaans gebied. VOSSEN kon dus sterk inzetten op de relaties tussen het (historische) culturele landschap, het aanwezige (onroerend) erfgoed en het verhaal van Reynaert de vos. | |||
[pagina 191]
| |||
Van den vos ReynaerdeIn het Middelnederlandse verhaal komen twee biechtscènes voor: ze zijn fictie binnen de fictie en gebaseerd op een leugen binnen de leugen. De auteur gebruikt graag het raamverhaal, waarbinnen kleinere verhalen worden ingebed door gebruik te maken van de biechtstructuur binnen het grotere verhaal (ook Boccaccio in de Decamerone en Chaucer in de Canterbury Tales gebruiken deze raamstructuur). Reynaert de vos, de manipulator van het gesproken woord bij uitstek, presenteert ten hove aan zijn gehoor een leugenverhaal, waarbij hij sterk appelleert aan het bestaande (werkelijke) landschap, waarmee hij - dat zal later blijken - zijn vel zal redden. Reynaert zal de koning van het rechte pad afbrengen (hem ‘ontweghen’) en naar de totale ondergang leiden. De koning verliest alle gezag en vooral zijn eer: ‘Mi hevet een quaet wicht so verre / Bedroghen, dat ics bem erre, / [...] Ende ic mine eere hebbe verloren (A 3400-3401 en 3404). De locus terribilis die in Van den vos Reynaerde beschreven wordt, lijkt op een of andere manier te matchen met de historische realiteit. Eerst wordt de streek door Reynaert beschreven/voorgespiegeld: Int oest hende van Vlaendren staet
Een bosch, ende heet Hulster Loe.
Coninc, ghi moghet wesen vroe,
Mochti onthouden dit:
Een borne heet Krieke Pit.
Gaet zuut west niet verre danen.
Heere coninc, ghine dorst niet wanen
Dat ic hu de waerheit yet messe.
Dats een de meeste wildernesse
Diemen hevet in eenich rike.
Ic segghe hu oec ghewaerlike,
Dat somwijlen es een half jaer
Dat toten borne commet daer
No weder man no wijf,
No creature die hevet lijf,
Sonder die hule entie scuvuut
Die daer nestelen in dat cruut,
Of eenich ander voghelijn
Dat daer waert gherne wilde zijn
Ende daer hi avontuere lijdet.
| |||
[pagina 192]
| |||
Ende daer in leghet mijn scat ghehidelt.
Verstaet wel, ditte es hu nutte:
Die stede heetet Krieke Putte.
(A2574-2596)
En nadien door Cuwaert bevestigd: Doe sprac Reynaert: ‘So secht hem.
Weetstu waer Krieke Putte steet?’
Cuwaert sprac: ‘Of ict weet?
Ja ic, hoe sout wesen soe?
Ne staet hi niet bi Hulst ter loe,
Up dien moer in die wostine?
Ic hebber ghedoghet groete pine
Ende meneghen hongher ende menigh coude
Ende aermoede so menichfoude
Up Krieken Putte so meneghen dach,
Dat ics vergheten niet ne mach.
Hoe mochte ic vergheten dies,
Dat al daer Reynout, de ries,
Die valsche penninghe slouch
Daer hi hem mede bedrouch
Entie ghesellen sine.
Dat was te voren eer ic met Rijne
Mijn gheselscap makede vast,
Die mi ghequijtte meneghen past.
(A 2656-2674)Ga naar eind5
In diezelfde streek is vandaag al zestig jaar lang een strijd bezig tussen de haven en het platteland, sinds een tiental jaar verscherpt als een conflict tussen de landbouw en de behoeders van het historische cultuurlandschap enerzijds en de voorstanders van de ontpoldering en nieuwe natuur anderzijds, met het verdwijnen van het dorp Doel en de Hedwigepolder als belangrijkste strijdiconen. Die strijd was duidelijk te zien tijdens het fietsen van de tocht. Ik reed meermaals langs plekken die beschreven werden in onderzoeksjournalist Chris de Stoops literair gelauwerde en veel geprezenGa naar eind6 boek Dit is mijn hof (2015), waarin Fernand Huts van Katoen Natie, nu eens empathisch, dan weer met enig cynisme wordt beschreven. De Stoop vond een kader in het werk van de Nijmeegse milieufilosoof Glenn Deliège, die trouwens van jongs af een | |||
[pagina 193]
| |||
bijzondere interesse voor het Zeeuws-Wase landschap en de Reynaertverhalen koestert. Deliège stelt: Het landschap zit vol betekenissen. Het is een archief van een streek dat we erven van onze voorouders en altijd kunnen raadplegen. Een waardevol landschap vernietigen, zoals in de polders, is als het verbranden van boeken. De mensen worden uit het verhaal geschreven. Het zijn vooral de duur en de continuïteit die een landschap tot een drager van betekenissen maakt. Specifieke plekken zijn referenties voor mensen en zetten hun leven in een context. Ze zijn niet uit het niets gekomen.Ga naar eind7 Dit (platte)land heeft eigen roots, een eigen mythologie, folklore, poëzie, verhalen en namen. De historische, ethische, familiale, culturele en morele dimensie van het natuurlijke landschap geeft de mens identiteit. Wat voor De Stoop gold, geldt voor de expeditie VOSSEN. Reynaert is er de voorbije eeuw een icoon van geworden. De verpersoonlijking van het gebied. Volgens de initiatiefnemers van VOSSEN was het belangrijk om de significante landmarks uit de regio duidelijk mee in de verf te zetten om zo de bezoeker kennis te laten maken met de opmerkelijke geschiedenis van deze streek, die er vaak een was tussen mens en natuur en vandaag de dag ook een tussen groepen van mensen. Zowel op de fiets- als autokaart werden bekende historische erfgoedlocaties daarom van duiding voorzien. | |||
VOSSEN: de uitwerkingIn zes maanden - een uiterst korte tijdsspanne - werd met branie, creativiteit, werkkracht en geld een nooit gezien totaalproject uit de grond gestampt: een fietstocht rond natuur- en landschapsbeleving, met Vlaams cultureel erfgoed en enkele rode draden, waarvan de belangrijkste het Reynaertverhaal was. Het project werd ondersteund door een gigantische communicatiecampagne: barnumreclame in de Vlaamse dagbladen, radiospots, een flyer- en affichecampagne in een heel brede regio, medewerking van de lokale toeristische diensten; zelfs enkele tramstellen in Antwerpen en Gent kleurden ‘foxy’. Bovendien was er een grote personeelsinzet met een kleine, vaste staf van werknemers van de Phoebus Foundation en enkele medewerkers van Katoen Natie, aangevuld met vele tientallen werknemers en vrijwilligers die zorgden voor opbouw en | |||
[pagina 194]
| |||
toezicht. Bovendien werden enkele Vlaamse media- en eventspecialisten ingehuurd om de eigen expertise te versterken. Gedurende vijf maanden, van 5 mei tot 30 september 2018, werd een enthousiast en vooral divers publiek een totaalbeleving gepresenteerd, waarbij alle zintuigen op zeer diverse manieren werden geprikkeld: een belevingstraject vol verrassende avonturen voor jong en oud. Op verschillende tentoonstellingslocaties werd het verhaal van Reynaert de vos verteld op een speelse manier. Moderne multimediale, audiovisuele technieken als minimapping, 3D-projectie en augmented reality wekten het verhaal tot leven. Het productiehuis Koeken Troef! zorgde voor het conceptuele en audiovisuele luik, van een bedrijfs- en animatiefilm, theater en kortfilms met een kwinkslag tot een catchy rapnummer en een amusante spelkrant.Ga naar eind8 Het start- en eindpunt van de tocht was het ‘Hof van Nobel’, een sprookjesachtig geconstrueerde plek midden in het Wase havengebied op de terreinen van Katoen Natie. De sfeer ademde die van de Efteling uit. De ontvangstplaats was een inwijdingsplaats. De bezoekers maakten kennis met het bedrijf en de streek. Het Reynaertverhaal werd kort en gevat verteld in een erg professionele film én - iets verder in een donkere gang - in zeven, korte en uiterst gevatte en grappige opnames. In een apart theatertje met drie projectiewanden, Madoc, werd een kolderieke Reynaertfilm vertoond met bekende Vlaamse topacteurs in de hoofdrollen. Bij de start ontvingen de bezoekers eveneens een goodiebag met rijke inhoud: een bewerking van de Reynaert (de editie Van Cauteren/Van Daele/Bernauw met tekeningen van Joris Snaet), de vulgariserende publicatie Reynaert de Vos. Een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos (van Phoebusmedewerker Niels Schalley), boeken die wellicht pas later werden gelezen of doorbladerd. 10.000 deelnemers vonden ook Vossensprongen van het Reynaertgenootschap in het zakje en anderen wellicht het VOSSEN-themanummer van OKV (Openbaar Kunstbezit Vlaanderen) met daarin teksten van Rik van Daele en Niels Schalley. Het belangrijkste item in de tas om de fietstocht zo optimaal mogelijk te laten verlopen was een ludiek krantje met doe-opdrachten, waarmee de deelnemer op het eind van de expeditie een prijs kon winnen. In de grote hall, getooid met enkele opvallende kunstwerken (o.a. van Panamarenko), waren de full catering herberg De Malse Billetjes, een winkeltje met feelgoodproducten en reynaerdiana (wijn en bier, snoep...) gevestigd. En alleen wie opmerkzaam rondkeek, betrad ook het Scriptorium, een kleine kamer waar in de vitrines een selectie van de kostbare collectie Reynaertdrukken | |||
[pagina 195]
| |||
van de Phoebus Foundation werd tentoongesteld. De aanleiding tot het project was zeker niet de kern van de uiteindelijke expeditie. Dan sprongen de deelnemers op de fiets en reden door de haven en de polder, al dan niet via Hulst, waarnaar een uitbreidingslus was uitgewerkt. De eerste grote halte was een jachthuis in de polder van Melsele nabij de Singelberg met een unieke collectie cartografische topstukken en instrumenten. Topstuk waren de drie boeken van de tijdens het project door de Phoebus Foundation aangekochte elfdelige atlas Maior van Joan Blaeu (gepubliceerd in Amsterdam tussen 1662 en 1672). Vele kaarten toonden het Waasland en het Hulsterse (en dus het land van Reynaert) in de zeventiende en achttiende eeuw. Vóór het huis en in de tuin waren dierenkunstwerken te zien van o.a. de Engelse Sophie Ryder (1963), o.a. dansende hazen in mensengedaante, en de sculpturen Maskers van Jan Fabre (1958): zelfportretten met dierlijke kenmerken zoals hoorns of oren. Hét hoogtepunt van de expeditie was de laatste stop: het Huis van de zonde in de oude pastorie van het kleine polderdorp Kieldrecht. Elke kamer was in een eigen stijl verbluffend ingericht met telkens een hoofdzonde als hoofdrolspeler. In elke kamer hingen een of meer schilderijen uit de collectie van de Phoebus Foundation. Ineens stond de fietser zomaar oog in oog met een Pieter Paul Rubens. Vossenfanaten bleven wellicht langer stilstaan bij de vosjes in de prachtige videoanimaties en vooral bij een zestiende-eeuws schilderij met drie bedelaars met vossenstaarten op hun mantels, dat sterk verwant is met Pieter Breugel de Oudes De kreupelen uit 1568. Het gaat om Het feest van halfvasten van de Antwerpse schilder Marten van Cleve (de oude) (1527-1581).Ga naar eind9 | |||
[pagina 196]
| |||
[pagina 197]
| |||
[pagina 198]
| |||
[pagina 199]
| |||
[pagina 200]
| |||
[pagina 201]
| |||
[pagina 202]
| |||
EvaluatieMet ‘VOSSEN, expeditie in het land van Reynaert’, werd letterlijk en figuurlijk grensoverschrijdend gedacht. Het gelaagde cultuuraanbod sprak een heel breed publiek aan. Vele bezoekers behoorden niet tot het traditionele tentoonstellingspubliek of waren geen ervaren lezers en zeker geen Reynaertliefhebbers of -kenners. (Hoewel ik ook een hoogleraar op de fiets zag.) De reacties van de deelnemers waren uitsluitend positief en soms lyrisch. In het gastenboek las ik: Verbaasd, verwonderd, geboeid, genoten, toppie! Een mooie combinatie van cultuur, natuur, kunst en sport! Zeer tevreden! Prima organisatie! Meer dan alleen een fietstocht! Ook een museum, tentoonstelling, theater, geschiedenis, kortom, het was fantastisch! De Reynaert-knowhow achter het project was voornamelijk gebaseerd op gesprekken met Rik van Daele (die ook het artikel Zoete Woorden in OKV publiceerdeGa naar eind10). Naast de filmpjes, gezien door de bijna 60.000 bezoekers, kwam het Reynaertverhaal aan bod in twee vulgariserende publicaties. Van de vertaling van de tekst werden 50.242 exemplaren verspreid, een publicatie van de tekst van jeugdauteur Patrick Bernauw met enkele hedendaagse knipoogjes, gebaseerd op een prozavertaling van Rik van Daele. De hoge oplage is te verklaren doordat ook Wase en Hulsterse lagere en secundaire scholen gratis exemplaren konden bestellen. Het tweede boekje, de prachtig geïllustreerde Focus IV: Reynaert de vos: een kleine geschiedenis van het middeleeuwse dierenepos, verscheen op 30.000 exemplaren. Daarbij kwamen ook nog 10.000 exemplaren van het vulgariserend miniboekje Vossensprongen, uitgegeven door het Reynaertgenootschap, en 10.000 exemplaren van het VOSSEN-themanummer van OKV in de rugzakjes van de deelnemers terecht. Voor de kennismaking met het Reynaertverhaal was dit een nooit gezien exploot. | |||
[pagina 203]
| |||
In de warmste en mooiste Vlaamse zomer van de voorbije decennia zouden uiteindelijk 59.783 geregistreerde bezoekers de belevenistocht ondernemen. Voor wie met middeleeuwse literatuur in het algemeen en met de Reynaertmaterie in het bijzonder bezig is, is ook dit een duizelingwekkend cijfer. Zondag 9 september 2018 was met 942 reservaties de topdag, net iets te veel volk om rustig alle locaties te bekijken. Door de marketingafdeling van Katoen Natie werd zwaar geïnvesteerd in acties en promotiecampagnes. Het merendeel van de bezoekers (75%) kon gratis participeren door deel te nemen aan de vroegboekacties (gratis tijdens de eerste weken en gratis voor wie 's morgen voor 10.30 uur vertrok) of door deel te nemen aan campagnes in de kranten (29,3%), wat de financiële drempel erg laag maakte. Jongeren tot 18 jaar (6,2%) kregen eveneens gratis toegang. Een drempel voor scholen was dat het project in de zomervakantie viel en september ook grotendeels werd ingenomen door particuliere fietsers en verenigingen. De enige andere drempel was voor sommige potentiële deelnemers het afgelegen startpunt in de haven, waardoor de fiets in vele gevallen met de auto mee moest. Nog enkele andere cijfers: 65% van de deelnemers kwam met eigen fiets, ondanks het feit dat er voldoende huurfietsen beschikbaar waren; en slechts 4,7% koos voor het alternatieve vervoer (auto, motor(fiets) of bus), waardoor ook de deelname aan het project duurzaam, sportief en gezond was. | |||
De succesfactorenOpvallend was dat deze literaire expeditie zoveel weerklank vond op een moment dat de interesse voor de studie van de neerlandistiek in Nederland en Vlaanderen naar een dieptepunt daalde. De neerlandistiek staat onder druk, maar ook het literatuuronderwijs en de literaire canon worden ter discussie gesteld. De Universiteit van Amsterdam schrapte ondertussen de opleiding neerlandistiek. De spectaculaire terugval voor interesse in de studie van het Nederlands in de Nederlanden staat trouwens in schril contrast met de interesse voor de studie van de taal aan buitenlandse universiteiten. Een van de redenen daarvan is de spreidstand tussen het academische onderwijs - dat vaak in een ivoren toren zit opgesloten - en het secundaire onderwijs. Maar deze discussie is voor een ander forum. Waar liggen de succescomponenten van VOSSEN? Kunnen we hieruit iets leren? Laat ons eerst kijken naar de verklaringen die te verbinden zijn met het Reynaertverhaal. | |||
[pagina 204]
| |||
1De literaire kwaliteit van een tekst die na 800 jaar nog steeds tot de canon behoort, en door velen - en zeker door de CEO van Katoen Natie - wordt beschouwd als een typische exponent van de culturele erfenis van Vlaanderen, is een belangrijke reden voor het succes. Met geen enkele andere Nederlandstalige tekst zou een dergelijk project lukken. Ook het tijdvenster is wezenlijk. De middeleeuwen blijven fascineren, ver en mysterieus, bekend en toch zo anders. De initiatiefnemers zagen de kracht van het middeleeuwse literaire erfgoed in: ‘Het is dan ook van cruciaal belang dat wij dit uniek stuk erfgoed vertalen, hertalen, onderwijzen en bewaren voor volgende generaties. Meermaals werd in de filmpjes, tentoonstellingen of publicaties van het VOSSEN-traject gewezen op dit element.’Ga naar eind11 | |||
2Daarbij komt de actualiteit van het middeleeuwse Reynaertverhaal. Het epos houdt de mensheid een spiegel voor. Dieren zijn als mensen en mensen zijn soms beesten. Die spiegel werd gebruikt om de zeven hoofdzondenGa naar eind12 in beeld te brengen via de eigen kunstcollectie van de Phoebus Foundation. De Reynaertverhalen zijn geen zondespiegels, maar het kwaad en de zonde tieren welig in de matière renardienne en kunnen gemakkelijk verbonden worden met de christelijke iconografie van de middeleeuwen tot vandaag. Het literair en iconografisch in beeld brengen van de zondige, kwade, wellustige, jaloerse mens is een constante in de christelijke traditie en is vele eeuwen oud. Jeronimus Bosch en Pieter Breugel de oude bijvoorbeeld waren meesters in de iconografie van de zonde. In zijn essentie is Reynaert/de Reynaert nog steeds brandend actueel. Sterker nog: de Reynaerttekst wint aan actualiteit. Fake news, corruptie, leugen, hoogmoed, hebzucht en wellust houden de eenentwintigste-eeuwse mens even sterk in de ban als zijn middeleeuwse voorganger. De Reynaertverhalen blijven een spiegel van menselijk gedrag. Wat geldt voor het verhaal, geldt ook voor de vos. Hij blijft kromme wegen gaan. Ooit was hij een duivelse figuur. Nu wordt hij meer gekenmerkt als een trickster, een hybride held of een antiheld. We voelen enige afschuw, maar ook empathie en worden op een of andere manier toch tot hem aangetrokken. Hij | |||
[pagina 205]
| |||
staat als eenling tegenover de corrupte macht(hebbers). Bovendien is de natuurlijke vos in deze tijden niet alleen de nieuwe held van de natuurbeweging, maar hij staat ook symbool voor slimheid en intellect. En bovendien is de natuurlijke vos een prachtig beest en een bij kinderen zeer geliefd dier. | |||
3Belangrijk in het project was de koppeling van het literaire verhaal aan een plek. In het ‘oosteinde’ van Vlaanderen werd in de middeleeuwse fictie een schat gesitueerd; vandaag is die plek het strijdtoneel tussen bewoning en industrie en tussen natuurontwikkeling en landbouw. Bovendien is het ook een toeristisch mooie, maar vaak onderbelichte en ondergewaardeerde streek (waar de grens er nauwelijks een is, maar die zeer tastbaar blijft in de toeristische promotie), die vele bezoekers uit nieuwsgierigheid voor het eerst bezochten. Antwerpenaren steken zelden de Schelde over (met uitzondering van de Hulsterse binnenstad, waar het Antwerps op de terrassen een veelgehoord dialect is) en voor de Randstadbewoners is het verre Zeeuws-Vlaanderen net als Friesland en Groningen in het beste geval een vergeten wingewest. Bovendien is er in het diepe zuiden van Nederland nauwelijks openbaar vervoer en gaat alle aandacht er uit naar de kust. De vijf kilometerlange fietstocht boven op het verharde pad van de majestueuze Koningsdijk tussen De Klinge en Kieldrecht is adembenemend mooi. Het krekengebied op de grens van Sint-Gillis-Waas en Meerdonk nabij de Free Foxes van Caroline Coolen is een even zalige pleisterplek. De rust, het water, de stilte en de natuur zijn er (ondanks de kerncentrale van Doel en de sevesobedrijven op de linkeroever) erg aantrekkelijk. Als de bestemming van een uitstap aan een literair werk gekoppeld kan worden, dan geeft dit voor de belevenis extra aantrekkingskracht. De voorbeelden zijn legio: de geboorteplek van Shakespeare, of de streek waar het werk van Jane Austin en de Brontë Sisters zich afspeelt, of waar een stad of streek zijn/haar naam geeft aan een literair werk, zoals bijvoorbeeld The Canterbury Tales. De link tussen het werk en het landschap werd zeer aantrekkelijk voorgesteld aan de hand van de atlassen en door middel van een aantal publicaties en promotiefilmpjes. | |||
[pagina 206]
| |||
4Los van het Reynaertverhaal is VOSSEN een succes geworden dankzij de logistiek: de mensen en de middelen. Ik heb in de korte ontmoetingen kennis kunnen maken met erg gedreven en professionele mensen. Je hebt een megabedrijf nodig, maar ook een scenograaf, een lichtspecialist, geluidsmensen, een populair en creatief productiehuis. En een CEO met een hart voor cultuur, het Vlaamse Erfgoed, met interesse voor een thema zoals de hoofdzonden (die hij alle in zichzelf verenigd ziet) en de Reynaert. De kracht zat hem vooral in een klein team van bedrijfsmedewerkers dat zich maandenlang energiek en onvoorwaardelijk op dit traject heeft gestort. En dan is er natuurlijk de Phoebus Foundation, waar drie tot vier gepassioneerde mensen (o.a. Katarina van Cauteren en Niels Schalley) alle touwtjes strak in de hand hielden. Naast de mensen waren er natuurlijk de financiële middelen. Katoen Natie telde in 2018 meer dan 13.000 medewerkers wereldwijd, waarvan 3.000 in België. Minstens even belangrijk is het geïnvesteerde bedrag, dat wellicht voor het geheel tussen 2.000.000 en 3.000.000 EUR lag. Het bedrijf communiceerde het precieze bedrag niet. De return on investment lag voor het bedrijf volledig op het vlak van de public relations, met een zeer grote media-aandacht. En 60.000 nieuwe ambassadeurs. Die kregen de dag van hun zomervakantie met perfect uitgewerkte kaarten, boeken en brochures en dit voor een prikje en veelal helemaal gratis. Velen besloten dé dag met een maaltijd in De Malse Billetjes en een frisse pint. | |||
5Dat een commercieel bedrijf een dergelijk product in de markt zette, is voor België uniek. Banken en grote bedrijven investeren af en toe in kunstcollecties, maar de meeste bedrijven investeren vooral in sport en welzijn, in sociale en tegenwoordig ook in duurzame projecten. Bijzonder aan VOSSEN was de lage drempel: iedereen kon participeren. Het project sloot naadloos aan bij de recente inzichten over de beleveniseconomieGa naar eind13 en -cultuur. Het moderne publiek wil steeds meer vermaakt worden en gaat op zoek naar gecumuleerde, intense ervaringen en belevenissen. Wij westerse eentwintigste-eeuwers willen alles, nu meteen en overal, volgens onze persoonlijke agenda en naar onze maat.Ga naar eind14 Belevenissen zijn niet inwis- | |||
[pagina 207]
| |||
selbaar, tastbaar of immaterieel, maar gedenkwaardig en uniek. Inrichting, sfeer en service maakten VOSSEN tot een memorabele, gedenkwaardige en betekenisvolle belevenis, waar je bij had moeten zijn (velen kwamen te laat en waren ontgoocheld dat het project niet werd verlengd of geen tweede editie zal krijgen). Wie er niet bij was, heeft iets gemist. Van bij het vertrek tot de aankomst werd de gast in een goed overdacht parcours de vrijheid gegeven om in eigen tempo een avontuur te beleven, daarbij geholpen door een heel leuk krantje met spelelementen en opdrachten. Iedereen werd tijdens de ‘expeditie’ persoonlijk aangesproken en kreeg verschillende zintuiglijke prikkels. Schoonheid en esthetiek waren voelbaar in de kunst en in het landschap. Pine en Gilmore definiëren vier domeinen van een belevenis: amusement, leren, ontsnapping aan de werkelijkheid en esthetiek.Ga naar eind15 Door de activatie van lichaam of geest heeft een gast rechtstreeks invloed op de gebeurtenis en kan de gast de gebeurtenis binnentreden. De beste en meest intense belevenissen, zijn de belevenissen waarin aspecten uit al deze domeinen terugkomen en die daardoor de grenzen tussen de domeinen doen vervagen. Zo'n intense totaalbeleving was wat de meeste gasten van VOSSEN hebben ervaren. Op het terrein van de beeldende kunsten was er geen afstandelijke museumervaring. (In een museum is de ervaring op een zekere afstand van het object vooral reflexief.) In een prachtige poldertuin, in een smaakvol ingerichte kamer van een pastoorswoning in een polderdorp en op industrieterreinen in de haven werden de toeschouwers volledig ondergedompeld in de kunst, in de literatuur en in de cartografie. De beleving werd zo belangrijker dan het reflecteren op kunst/cartografie/literatuur en het vormen van een kritisch oordeel. De nadruk lag eerder op vluchtige indrukken opdoen (die zeer lang en intens nawerkten) om snel weer verder te fietsen naar een volgende plek van verwondering. De wereld van koning Wonder werd geregeerd door kortdurende verbindingen, die heel persoonlijk waren, maar vaak in groep werden beleefd: het ging om ‘samen beleven’ en ‘samen verbinden’ en genieten van vele indrukken, gericht op alle zintuigen en op een grote esthetiek. En dit nog vaak met een vleugje humor. Ik ontmoette op mijn tochten alleen maar lachende mensen - en op het eind vermoeide deelnemers. VOSSEN was één grote packagedeal waarin alle emoties werden opgeroepen, alle zintuigen aangesproken en waarin landschap en cultuurgeschiedenis slim, organisch en betekenisvol met elkaar werden verbonden. Door het combineren van verschillende vormen van vrijetijdsbesteding vervaagden de scheidslijnen tussen hoge en lage cultuur en ontstond een patroon van culturele omnivoriteit met een zeer hoog feelgoodgehalte. | |||
[pagina 208]
| |||
Het middeleeuwse verhaal heeft dit alles in zich. Dat wist men al in de jaren 1950 bij de totstandkoming van de Reynaertroutes, maar nooit slaagde iemand erin het op deze briljante manier te concretiseren. Zelfs de bekende Nederlandse professor W.Gs Hellinga reisde met zijn studenten naar het Waasland om in het moderne landschap de passie voor de oude tekst aan te wakkeren. En ook dat werkte. | |||
6Wij hadden het over het wegvallen tussen de hoge en de lage cultuur (Cultuur en of Kunsten met of zonder hoofdletter). In het onvolprezen essay I barbari (2006) analyseert Alessandro Baricco een onmiskenbare maatschappelijke mutatie die op diverse terreinen zichtbaar is en zich concentreert op de beleving en een andere manier van leven. Hij typeert de gevolgen van de mutatie: ‘het oppervlak in plaats van de diepgang, snelheid in plaats van reflectie, sequenties in plaats van analyse, surfen in plaats van verdieping, communicatie in plaats van uiting, multitasking in plaats van specialisatie, plezier in plaats van inspanning.’Ga naar eind16 Het lijkt wel een invasie van de barbaren, maar dat is het niet. Muren en dammen opwerpen tegen deze mutatie werkt niet. Dat verzet tegen wat onvermijdelijk is, niet helpt, dat hebben wij in het Reynaertgenootschap al lang begrepen. In Tiecelijn zijn onderzoek, diepgang en reflectie aanwezig naast plezier en lichtvoetige communicatie. Toch zitten we als gevolg van de komst van het internet - dat alles veranderd heeft - in een tijd die wellicht even spectaculair verandert als in de jaren van de transitie van perkament naar papier en de komst van de boekdrukkunst. Ook de redactie van dit tijdschrift en het Reynaertgenootschap bezinnen zich over de toekomst. We zullen minder lange teksten publiceren en via de digitale media toevallige passanten weten/hopen te strikken. Met dat voor ogen gaven we een kleine publicatie, Vossensprongen uit. VOSSEN heeft bevestigd dat het prikkelen bij velen passie kan opwekken. Zelfs wie niet voor het verhaal kwam, werd erdoor geraakt. Af en toe menen we de barbaren echt te detecteren, bijvoorbeeld in de plannen van de grootste Vlaamse onderwijskoepel om een uur Nederlands op te offeren, dit terwijl de Vlaamse jeugd steeds slechter scoort op begrijpend lezen en wij het gevoel hebben dat we juist meer en niet minder Nederlands nodig hebben. En dat betreft niet alleen de spelling en de grammatica, maar zeker en | |||
[pagina 209]
| |||
vooral het literatuuronderwijs. Literaire teksten zijn bron van plezier, verwondering en ontroering. Ook de Reynaertverhalen blijven, in al hun verscheidenheid als bewerking, vertaling, verkorting niet alleen getuigen van een rijk verleden, maar zijn ook sleutels om te zien hoe de macht werkt, wat de gevolgen zijn van fake news en van hypocriet en leugenachtig menselijk gedrag. Er is blijvend nood aan brede cultuurhistorische duiding of een context die een oudere tekst bevattelijk maakt en in zijn tijd situeert. ‘Lezen verruimt je wereldbeeld, ontwikkelt je empathie voor wat vreemd is en leert je omgaan met de complexiteit van de wereld: niet op elke vraag bestaat een eenduidig antwoord. Literatuur vormt kritische geesten, die zich niet zomaar door populistische oneliners laten inpakken. Wie goed is in begrijpend lezen, laat zich niet door demagoochelarij om de tuin leiden. Zo bekeken is geletterdheid de veiligheidspal van onze democratie.’Ga naar eind17 | |||
7Hoewel het project zich buiten de klassieke schoolmomenten heeft afgespeeld, toonde het de kracht van onderzoek en educatie. De wetenschappelijke verworvenheden werden gevonden bij het Reynaertgenootschap en zijn brede netwerk. Recente inzichten van de Reynaertstudie werden meegenomen en bovendien leverde het project stof voor verder onderzoek op. Het was een beetje jammer dat in de maand september, wanneer de onderwijsinstellingen terug opstartten, het project al was volgeboekt. Docenten van hogescholen en universiteiten hadden aan dit project een zeer interessante kluif om te bestuderen hoe wetenschap, commercieel belang en beleving innig verweven kunnen zijn en waar hierbij de krachten liggen en de eventuele gevaren schuilen. Doordat het project vrij impulsief tot stand kwam, werden ook niet alle opportuniteiten rond educatie benut. | |||
8Last but not least heeft vooral de verwondering gespeeld - wij hebben het reeds vermeld. Het land van Waas en Hulst, het land van Reynaert, werd het land van koning Wonder, waar op esthetiek en verwondering werd ingespeeld. Dit was duidelijk te zien in het Huis van de zonde, in de 3D-animaties, het | |||
[pagina 210]
| |||
spelelement, het krantje met opdrachten, het herkennen van oude geuren, het ijsje onderweg en het cadeautje op het eind, in de beleveniselementen die ook in familiepretparken worden aangewend. Dit project bleek kinderen nog meer aan te spreken dan de organisatoren vooraf hadden vermoed, en haalde net als bijvoorbeeld het literaire werk van Roald Dahl of Pippi Långstrump van Astrid Lindgren het kind in de volwassenen naar boven. Verhalen kunnen vaak gelaagd worden gelezen en geïnterpreteerd. Wie inging op de uitnodiging, kreeg de gelegenheid om het kind in zichzelf weer centraal te stellen. | |||
SlotKomt er nog een opvolger? Of ligt de kracht van dit gebeuren in het unieke? Elke poging om het project te kopiëren, is gedoemd om te mislukken als de passie en de middelen ontbreken. Enkele van de betrokken gemeenten probeerden eerst tegen 2019 en vervolgens tegen 2020 een driejarig, kleinschaliger project in te dienen en hopen op bovenlokale en Europese middelen. Er zijn interessante ideeën om te werken met lokale verenigingen en landartkunst te creëren rond bestaande fietsroutes. Als onderzoekers, creatievelingen en lokale besturen over grenzen heen gepassioneerd en geïnspireerd samenwerken, dan is er zeker iets mogelijk. Er is ook elders inspiratie te halen en er zijn aanzetten beschikbaar. In Nederland vierde men in 2018 met tentoonstellingen en projecten 50 jaar Fabeltjeskrant en in 2019 illustreerden twintig boekillustratoren het Reynaertverhaal in een bewerking van Koos Meinderts (Uitgeverij Hoogland-Van Klaveren). In Vlaanderen bracht Het Geluidshuis in 2019 een prima Reynaert-cd uit. Bovendien staan de korte animatiefilmpjes van het VOSSEN-project op het internet voor educatieve doelen. Een eventuele opvolger moet respect hebben voor de literaire tekst, moet verbindend zijn en de bezoeker eveneens een totaalbeleving en verwondering bieden. Een opvolger zou nog meer de resultaten van diepgaand wetenschappelijk onderzoek kunnen laten zien, zou de literaire identiteit van de streek nog sterker kunnen benadrukken, zou de inbedding van de tekst in de streek, zou de cohesie van moderne iconografie van banken en beelden en de naamgeving kunnen versterken. Een nieuw project zou ook kunnen aantonen dat het Reynaertverhaal continu in evolutie is. Het zou structureel kunnen verankerd worden, zowel in de hardware (er zijn te weinig reynaerdiaanse pleisterplekken, cafés of restaurants) als in de software van de regio. | |||
[pagina 211]
| |||
Een nieuw structureel project ware welkom. Het zou leiden tot een nieuwe besmetting met het Reynaertvirus van een of meer jonge onderzoekers, of de lust om te lezen aanwakkeren bij vele jongeren en ouderen. (Het zou trouwens interessant zijn te weten hoeveel echte lezers er van de verschillende publicaties waren.) Een nieuw project moet gericht zijn op families en groepen en moet een breed kader scheppen. Het kan nog meer de nadruk leggen op de gelaagdheid van de tekst, die wellicht voor elke generatie anders is. Het zou kunnen inzetten op spel- en leesplezier. Verhalen vertellen, spelen en verwonderd zijn: dit recept werkt al vele eeuwen.
Foto's: © Phoebus Foundation | Antwerpen.
|
|