naar voren komt als je dit toponiem invult: natuurlijk de watertjes langs het Kriekeputdreefje in Clinge. We hebben de bus op de parkeerplaats gezet en zijn vervolgens het pad afgelopen. Tot bij de waterrand hebben we ons niet gewaagd: de regen van de afgelopen dagen had van de oevers een zompige blubberzooi gemaakt. Maar langs het pad stond een stevige berk, dus we konden zonder veel moeite ons vlak bij de schat van koning Ermenric wanen. Wanneer we terugkwamen bij de bus heeft onze docent de betreffende versregels nog even voorgelezen.
De route die we hadden uitgezet, voerde ons vervolgens naar Absdale. Daar was helaas weinig van welke Reynaertmemorabilia dan ook te merken, zodat we meteen zijn doorgegaan naar het monument voor de abdij van Boudelo in Klein-Sinaai.
Wat ons daarbij opviel, was dat het landschap dan zo verandert: weg zijn de ‘Hollandse polders’ en de daarbij horende dorpskernen; het was nu (voor ons Nederlanders althans) een typisch Vlaams landschap geworden; soms ietwat glooiend, met veel lintbebouwing. We staken de Brugse Heirweg over (een van de ‘rechte wegen’ waarop onze vos zich eigenlijk zou moeten begeven...) en zagen toen het monument liggen. Uiteraard ontspon zich daar een discussie of ‘Willem van Boudelo’ nu inderdaad de schrijver van de Reynaert is geweest.
De voorlaatste stop was Daknam-dorp. En toen werd het ons, nuchtere Hollanders, weer eens duidelijk hoezeer de Reynaert in Vlaanderen leeft. Als je op één rijtje café Reynaert, brasserie Julocke en traiteur Tiecelijn ziet staan, met op het dorpsplein een bankje waarop het verscheiden van de hen Coppe wordt beschreven, dan kan je niet anders concluderen dan dat dit epos de ziel van Vlaanderen en de Vlaming diep raakt.
Via Belsele zijn we naar Sint-Niklaas gereden. En daar ontmoetten we in De Cipierskelder dan eindelijk Rik van Daele. We hebben aan zijn lippen gehangen, en kregen geen genoeg van alle wetenswaardigheden rond de Reynaert die hij ons kon vertellen. Maar het bleef niet bij woorden: hij had een greep gedaan in de enorme stapel Reynaertdocumentatie die het genootschap ondertussen heeft geproduceerd. Die hebben we in dank aanvaard; en we vonden de fles ‘Amsterdamsche Genever’ maar een magere tegenprestatie voor alles wat hij ons geschonken heeft.
Na een dik uur hebben we afscheid van elkaar genomen. Het avondmaal hebben we gebruikt in Het Laatste Avondmaal, en zo hebben we gezellig en in stijl de dag besloten, om daarna de terugrit naar Amsterdam aan te vatten.
Een dagje ‘literair veldwerk’ om niet gauw te vergeten!