Tiecelijn. Jaarboek 11 (jaargang 31)
(2018)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
Fabels van La Fontaine een en al jatwerk?
| |
[pagina 272]
| |
Onder de zestig fabels die d'Hane Scheltema heeft vertaald, zijn naast de vele overbekende fabels zoals De krekel en de mier, De raaf en de vos en De wolf en het lam ook enkele voor mij minder bekende fabels. Zo had ik nog nooit gehoord van Een bedeltas vol fouten, De aap en de dolfijn en De gek en de filosoof. | |
Wippend rijmDe losse manier van vertellen van La Fontaine neemt d'Hane Scheltema over. Zo gebruikt zij ‘heel weinig vol eindrijm, maar veel halve rijmen of verdoezelende rijmen of rijmen midden in een zin’. Hierdoor klinkt het ‘allemaal erg naturel’. Deze wijsheid nam ik over uit een lovende recensie over deze uitgave van Guus Middag in de NRC van 1 december 2017.Ga naar eind6 Om een idee te geven van haar schrijfstijl volgt hierna de bekende fabel over De haan en de parel. Eerst presenteer ik de fabel, zoals deze is opgenomen in de editie van Rijns & Van Bentum om een vergelijking te kunnen maken tussen de oorspronkelijke fabel en de bewerkingen van La Fontaine en d'Hane Scheltema, dan de Franse fabel van La Fontaine en ten slotte de vertaling van d'Hane Scheltema.Ga naar eind7 | |
Die eerste fabule is vanden haen ende vanden costelijcken ghesteynteHet ghebeurde dat een haen op eenen myshoop sijn aes ende voetsel soekende was. Ende daer vant hij eenen seer schoone ende costelijcken steen, den welcken als hij ghevonden hadde, toe sprack aldus: ‘Ha, overschoone, costelijcke steen, du biste hier inder missyen. Waert bij alsoe dat hij u hadde ghevonden die dy begherende is, hij soude verblydelijken ghepresen hebben ende wederomme ghebracht in dynen eersten staet. Mer te vergheefs hebbe ick dy ghevonden, want ick dij niet te besighen noch te doen en hebbe. Ende oic mede so en mach ic dy gheen goet eer noch chierheyt doen, noch ghij mij. | |
[pagina 273]
| |
Le Coq et la PerleUn jour un Coq détourna Une Perle, qu'il donna Au beau premier Lapidaire. ‘Je la crois fine,’ dit-il; ‘Mais le moindre grain de mil Serait bien mieux mon affaire.’ | |
De haan en de parelOp een dag ontdekte een haan een parel. Hij gaf hem aan zijn buurman de juwelier en zei: ‘Hij is vast veel waard, maar geef mij maar een korreltje graan, dan doe je me pas een plezier.’ | |
De analfabeet en de bibliofielEen ongeletterde ziel erfde een duur manuscript en schonk dat dure bezit aan buurman Bibliofiel. Hij zei: ‘Geef mij maar wat poen, Daar kan ik wat leuks mee doen.’ Merk op dat Gheraert Leeu een epimythium toevoegde aan de oorspronkelijke esopische fabel. La Fontaine voegde De ongeletterde en de bibliofiel toe in plaats van een moraal. Hij formuleert hier de moraal niet als een spreuk, maar schetst een vergelijkbare situatie met een mens om de pointe duidelijk te ma- | |
[pagina 274]
| |
ken. d'Hane Scheltema neemt de toevoeging van La Fontaine ook over in haar vertaling. Er zijn hier talrijke andere voorbeelden te geven van de manier waarop d'Hane Scheltema de fabels vertaalt en bewerkt, maar beter is om het boek zelf aan te schaffen en te genieten van haar virtuoos taalgebruik. Genieten kan men dan ook van de zwart-witillustraties van Floris Tilanus. De beginletter van elke fabel wordt afgedrukt als een initiaal van negen regels hoog en versierd met een toepasselijke illustratie. Niet alleen de dieren maar ook mensen, attributen, bomen en planten worden natuurgetrouw weergegeven. Zes grote afbeeldingen zijn verdeeld over twee pagina's.Ga naar eind9 Opvallend is de wijze waarop hij de raaf met een stuk kaas in zijn bek afbeeldt. Vanaf een tak, hoog in een boom, ziet hij de vos ver beneden begerig naar boven kijken. Dit perspectief ben ik nog niet in andere fabelboeken tegengekomen (p. 8-9). | |
Enkele kanttekeningenHet gebruik van de asterisken is verwarrend omdat ze zowel naar de aantekeningen op bladzijde 105 en verder kunnen verwijzen (p. 4), als naar de scheiding tussen de fabel en het promythium (zedenles of motto aan het begin | |
[pagina 275]
| |
van een fabel) en/of het epimythium (zedenles aan het eind).Ga naar eind10 Een ander teken zou hier op zijn plaats zijn. Tot tweemaal toe laat d'Hane Scheltema de lezer weten dat La Fontaine zelf geen verhaal heeft bedacht (p. 115), maar in de aantekening behorend bij de fabel De Aap en zijn vrouwen geeft zij aan dat het een van de weinige fabels is zonder literaire bron. Het is bekend dat La Fontaine ook zelf fabels verzon. Bijvoorbeeld is de bron niet bekend van de fabel Les deux Rats, le Renard et l'OEuf - niet opgenomen in de bundel van d'Hane Scheltema - en wordt deze fabel beschouwd als een door La Fontaine zelf verzonnen fabel.Ga naar eind11 De nummering van de fabels in de inhoudsopgave (p. 118-119) wordt nergens verantwoord. Voor beginners die niet op de hoogte zijn van de verzameling in twaalf boeken en de nummering van de fabels per boek, zou een korte toelichting verhelderend zijn geweest. De biografie van La Fontaine vat d'Hane Scheltema al te kort samen. Wellicht dat zij dacht dat andere auteurs daar reeds aandacht aan hebben besteed en dat zij zijn biografie niet uitgebreid hoefde op te nemen in haar bundel. Wie met deze kleine onvolkomenheden kan leven, wacht een prachtig boek met fraaie illustraties en vlotte vertalingen. Beslist een aanrader. La Fontaine. Fabels. Vertaald door Marietje d'Hane Scheltema en geïllustreerd door Floris Tilanus, Amsterdam, Uitgeverij Van Oorschot, 2017, 119 p., ISBN 978-90-282-7025-1, 19,99 EUR. |
|