Tiecelijn. Jaarboek 10 (jaargang 30)
(2017)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| |
VerslagHet XXIIste colloquium van de International Reynard Society
| |
[pagina 373]
| |
holpen hebben om hun eigen materiaal te relateren aan dat van anderen of het te plaatsen in het bredere mediëvistische onderzoek. Ook wat bezoekers betreft was er veel anders. In Zürich waren, net als op de colloquia daarvoor, nog redelijk wat deelnemers ‘van het eerste uur’ aanwezig. In Reading waren van die groep alleen Kenneth Varty en ik er nog. De rest was jonger, in elk geval als lid van de IRS en in overgrote meerderheid ook qua leeftijd. Ook de internationale verdeling was wat anders dan die van de meest recente colloquia. Er waren nu geen collega's uit de USA, Canada of Japan. Er was één deelnemer uit Australië, drie uit Israël en de rest kwam uit Europa, waarbij Engeland en Zwitserland domineerden. Maar natuurlijk was er ook veel hetzelfde. De sfeer was, zoals altijd, uitstekend. De oude bekenden waren blij elkaar weer te zien en de nieuwkomers waren hartelijk welkom. Debutanten kregen een aandachtig publiek en buiten de officiële kaders vaak advies en nuttige tips. Er waren uitstekende lezingen en ook mindere, vaak door een gebrekkige - lees: te snelle - voordracht. Dat een debutante door de zenuwen veel te vlug spreekt en geen contact zoekt met haar publiek omdat haar ogen vastgekleefd zijn aan haar tekst, dat is makkelijk te vergeven. Alle begin is immers moeilijk. Maar van ervaren onderzoekers zou je wat beters mogen verwachten. Maar in meerderheid waren de lezingen interessant, de sfeer was goed en de organisatie was in orde, zij het soms wat rommelig. Ik was dan ook niet verbaasd van een stel jonge nieuwkomers te horen dat ze het colloquium als heel prettig en zinvol hadden ervaren en dat ze vast van plan waren terug te komen. Dat laatste is wel heel prettig. Het aantal deelnemers was niet heel hoog (in totaal 50 personen) dus voor het voortbestaan van de Society zijn ‘recidivisten’ volstrekt noodzakelijk. Nederlandse onderwerpen waren zeldzaam tijdens het colloquium. Hans Rijns sprak over fabels in de Roman de Renart, maar in zijn inleiding had hij het ook over fabels in Van den vos Reynaerde en in Reynaerts historie. Irmgard Fuchs sprak over overeenkomsten en verschillen tussen de Duitse Reinhart Fuchs en de Nederlandse Van den vos Reynaerde en ikzelf over dieren in Middelnederlandse zondespiegels. Geen heel grote oogst, maar het is al een hele tijd geleden dat er op een colloquium niet in een maar zelfs in twee lezingen op Van den vos Reynaerde werd ingegaan. En dan de ‘buitenkant’ van het colloquium. Zoals gezegd was de organisatie een beetje rommelig. De inschrijving verliep bijvoorbeeld tamelijk traag, want die werd gedaan door Françoise le Saux, de hoofdorganisatrice. Die is al lang lid van de IRS, dus zeer regelmatig werd een oude bekende hartelijk begroet. En dan lag het inschrijven stil. En de apparatuur ontbrak soms, of werkte niet | |
[pagina 374]
| |
goed. Maar grote problemen hebben zich niet voorgedaan. De organisatoren hebben hun uiterste best gedaan om het de deelnemers naar de zin te maken en de zelfdiscipline was groot. Alles verliep dus zeer aangenaam. De traditionele assemblée générale was vrij kort. Er werd aangekondigd dat het volgende colloquium in Praag zal zijn. De deelnemers werd uitgelegd wat ze moesten doen als ze hun voordracht in Reinardus zouden willen publiceren. Baudouin van den Abeele trad volgens traditie na vier jaar af als president en benoemde Richard Trachsler als zijn opvolger. (De IRS is volstrekt ondemocratisch tot grote vreugde van alle betrokkenen.) En de organisatoren werden bedankt met applaus, cadeautjes en bloemen. En ten slotte iets over het eten en de uitjes, niet de onbelangrijkste onderdelen van een colloquium. De lunches bestonden uit een grote variatie aan sandwiches en hartige en zoete koeken plus veel fruit. Die werden aangeleverd in dozen en genuttigd in een collegezaal: primitief maar smakelijk en gezellig. 's Avonds kozen de deelnemers hun eigen eetgelegenheid. Alleen op de slotavond was er een banket voor iedereen in The Bel and Dragon, een boot die was omgebouwd tot eetzaal. Het banket werd afgesloten door een ‘gateau renardienne’, gebakken door Françoise le Saux, aangesneden door Richard Trachsler (als nieuwe president) en uitgeserveerd door mijzelf. Op vrijdagmiddag was er een excursie naar (de resten van) de abdij van Reading. Dat was in de middeleeuwen de grootste en belangrijkste abdij van Engeland, maar er is nauwelijks iets van over, dus we hebben vooral gezien waar zij niet meer was. Maar we weten nu wel dat Oscar Wilde in Reading in de gevangenis heeft gezeten en dat Jane Austen er naar school is gegaan. Zowel de gevangenis als de school stonden/staan op het terrein van de voormalige abdij. Op zondagmiddag was er (voor een intussen nogal afgeslankt, dus zeer select gezelschap) een boottocht op de Thames met een ‘elegant afternoon tea’. De tocht ging door de streek waar Kenneth Grahame is opgegroeid, de auteur van The wind in the willows. Wie dat een mooi boek vindt, zou die tocht eigenlijk ook eens moeten maken, want de Thames daar is een even prettige en mooie omgeving als de rivier in het boek is. Tel daarbij op dat het mooi weer was en dat de sandwiches en de scones van uitstekende kwaliteit waren en het moge duidelijk zijn dat deze boottocht een geslaagd slot was van een even geslaagd colloquium. En nu op naar het 23ste colloquium. |
|