Tiecelijn. Jaarboek 10 (jaargang 30)
(2017)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fabels in dierenepenGa naar eind*
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ecbasis CaptiviDe Ecbasis Captivi bestaat uit een proloog en een epiloog, met daartussen een fabel, de zogeheten buitenfabel, die een andere fabel, de binnenfabel, om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijst. Zo vatte Paul Verhuyck in zijn recensie uit 2000 de Ecbasis samen.Ga naar eind7 In de proloog kijkt een kloosterling terug op zijn leven. Hij vergelijkt zichzelf met een gevangen kalf dat naar de vrijheid verlangt en de wereld wil verkennen. De buitenfabel beschrijft de ontsnapping van een opgesloten kalf. Het wordt achtervolgd door de wolf, die voor niemand bang is behalve voor de vos. De andere dieren belegeren onder leiding van de vos het hol van de wolf om het kalf te bevrijden. Als de helpers van de wolf, de otter en de egel, vragen waarom hij de vos zo vreest, vertelt hij de fabel van de vos en de zieke leeuw. Uiteindelijk keert het kalf, wijs geworden na zijn hachelijke avonturen, weer terug naar zijn moeder.Ga naar eind8 De binnenfabel (de zieke leeuw) beslaat 58% van het 1170 verzen tellende epos; de proloog, buitenfabel en epiloog 42%.Ga naar eind9 De Ecbasis is doorspekt met veel ontleningen aan auteurs uit de klassieke oudheid, onder anderen van Horatius, Vergilius en Ovidius. De Ecbasis was klaarblijkelijk bedoeld voor leerlingen die een klassieke schoolopleiding kregen.Ga naar eind10 De fabel van de zieke leeuw is ontleend aan een van de vele esopische fabels en blijkt heel populair te zijn geweest in de middeleeuwen. Het motief van de zieke leeuw komt ook voor in de Ysengrimus en diverse malen in de Roman de Renart en in Reynaerts historie.Ga naar eind11 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
YsengrimusDe Ysengrimus is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan in Gent rond 1148-1149. De auteur - zijn naam is onbekend, al wordt soms meester Nivardus naar voren geschoven - put uit vele bronnen.Ga naar eind12 Mark Nieuwenhuis noemt in het nawoord bij zijn vertaling ‘reeds bestaande schriftelijk overgeleverde Aesopische fabels, dierenpoëzie uit de Karolingische tijd en de Ecbasis Captivi’. Ook haalde de auteur zijn stof uit de orale traditie: fabels, spreekwoorden en uitingen van bijgeloof en verhalen uit eigen koker. Vergilius en Ovidius inspireerden de dichter voor de poëtische vorm en structuur.Ga naar eind13 Nieuwenhuis gebruikte bij zijn vertaling de uit ruim 6500 verzen bestaande tekst en vertaling van Mann, die op haar beurt met enige wijzigingen de tekst van Voigt overnam.Ga naar eind14 De tekst wordt traditioneel ingedeeld in zeven boeken, maar Nieuwenhuis koos voor veertien episodes. Dat vond hij zinvoller vanwege de soms tamelijk willekeurige boekgrenzen. Knapp onderscheidt negen esopische fabels.Ga naar eind15 Het zijn zeer uitgebreide bewerkingen die voorzien zijn van eindeloze dialogen met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
veel ontleningen aan klassieke teksten. Daarnaast treft men veel spreekwoorden aan, citaten uit de Bijbel, verwijzingen naar monastieke gebruiken, heiligenlevens, de artes liberales, spreuken en historische gebeurtenissen.Ga naar eind16 De hoofdstukken c.q. episodes zijn door onder anderen Knapp, Mann en Nieuwenhuis behandeld. Het zou ons te ver voeren om hun beschouwingen hier samen te vatten. Slechts één episode - ‘de visvangst’ - moet ik hier bespreken, omdat dit verhaal in meerdere varianten in de dierenepiek voorkomt. In de tweede episode wordt verhaald van de wolf die visser geworden was. Dat hoofdstuk lijkt een reminiscentie aan de fabel De wolf die visser geworden was en de vos.Ga naar eind17 Wackers onderscheidt drie varianten.Ga naar eind18 In de eerste variant, die in de Ysengrimus is opgenomen, gaat de wolf op advies van Reynaert met zijn staart in een wak vissen dat dichtvriest. De wolf verliest zijn staart door een miskleun met een bijl van een oude vrouw. De tweede variant komt voor in de fabeltraditie. De vos raadt de wolf aan een mand aan zijn staart vast te binden om zo vissen te vangen, terwijl hij door de rivier waadt. Reynaert gooit evenwel stenen in de mand. De wolf denkt dat het vissen zijn. Als hij niet meer vooruit kan komen, haalt Reynaert dorpelingen om de wolf te vangen. De wolf ontkomt door zich los te trekken, waarbij hij zijn staart verliest. In de derde variant, die onder andere in Reynaerts historie voorkomt, is het niet de wolf maar de wolvin die met haar staart vast komt te zitten in het dichtgevroren wak. Terwijl Reynaert onder toeziend oog van Isegrim doet alsof hij haar wil bevrijden uit het dichtgevroren wak, verkracht hij de wolvin. Steeds als hierna de visvangst ter sprake komt, wordt aangegeven welke variant van toepassing is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den vos ReynaerdeMet slechts één fabel komt de fabelspeurder er na de lectuur van Van den vos Reynaerde bekaaid vanaf. Met de pudenfabelGa naar eind19 waarschuwt Reynaert Nobel voor Bruun de beer die (volgens de valse beschuldigingen van Reynaert) koning leeuw van zijn troon wil stoten. Bruun zou een wrede tiran zijn als hij aan de macht zou komen. Reynaert haalt ter ondersteuning van zijn beschuldiging de bekende esopische fabel aan over De kikkers en Jupiter in de hoop Nobel gunstig te stemmen.Ga naar eind20 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reynaerts historieIn Reynaerts historie komen elf fabels voor die ook in onze editie terug te vinden zijn.Ga naar eind21 Paul Wackers bespreekt in het artikel ‘The use of fables in Reynaerts historie’ (1979) vijf fabels: De pudenfabel, Het hert en het paard, De ezel en het schoothondje, De kat en de vos en De wolf en de kraanvogel.Ga naar eind22 Reynaert spreekt deze fabels uit ter ondersteuning van zijn verdediging. In de pudenfabel waarschuwt Reynaert Nobel voor Bruun de beer (zie Van den vos Reynaerde hierboven). De overige vier fabels zijn onderdeel van de lange juwelenrede waarmee Reynaert de koning om de tuin wil leiden met een fictieve schat. Op de omlijsting van een wonderlijke spiegel zouden volgens Reynaert uitbeeldingen van fabels te zien zijn. Wackers gaat in zijn bespreking in tegen de opvatting van Muller dat slechts enkele toegevoegde verhalen en fabels iets met het hoofdthema te maken hebben. Wat nu de ingelaschte verhalen en fabelen zelve betreft, zoo is het merkwaardig, dat, zooals ik reeds boven opmerkte, slechts enkele iets met den hoofdinhoud te maken hebben, zoodat zij de belangstelling verdeelen en afleiden en de eenheid op ergerlijke wijze verbreken. [...] Hier daarentegen blijkt het doel des schrijvers, nl. die fabelen, het koste wat het wil, aan den man te brengen.Ga naar eind23 In een overtuigend betoog weerlegt Wackers de kritiek van Muller. Hij vergelijkt daarbij de passages met de fabels en de moralisaties in de fabels van de Esopet, uitgegeven door Garmt Stuiveling, en in Dye hystorien ende fabulen van Esopus van Gheraert Leeu.Ga naar eind24 Volgens hem wist de auteur van Reynaerts historie zeer goed wat hij deed met de toevoeging van de fabels.Ga naar eind25 Wackers behandelt in zijn artikel (onder andere een prachtige beschouwing over de spiegel als metafoor in de middeleeuwse literatuurGa naar eind26) niet de overige zes fabels. Dat doet hij wel (en uitgebreid) in het derde hoofdstuk ‘Bronnen en varianten van ingebedde verhalen’ van zijn dissertatie uit 1986.Ga naar eind27 De fabel De merrie, het veulen en de wolf is onderdeel van de lekenbiecht. Hierin biecht Reynaert op dat hij Isegrim een poets heeft gebakken. De fabel De bevrijde slang wordt uitgebreid aangehaald (182 v.) in de rede van Rukenau. Rukenau herinnert Nobel aan het advies van de vader van Reynaert om aan te tonen dat de vossenfamilie de koning altijd trouw is geweest. De zieke leeuw is een reminiscentie van 73 verzen aan de gelijknamige fabel. In Reynaerts historie is het de lever van de wolf die de koning moet eten om te genezen in plaats van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
het omdoen van de huid van de gevilde wolf. Reynaert haalt deze gebeurtenis aan om, zoals Rukenau daarvoor, de trouw van de vossenfamilie aan de koning te bewijzen. De verdeling van de buit door de wolf en de vos in Reynaerts historie is een reminiscentie aan de fabel Het leeuwendeel. De leeuw laat in de fabel niets over van de buit voor de koe, de geit en het schaap met wie hij op jacht was geweest. Reynaert wil met deze gebeurtenis in Reynaerts historie aantonen dat hij in het verleden respect heeft getoond voor de koning in de hoop om hem gunstig te stemmen. In de fabel over de fatale visvangst is het in Reynaerts historie de wolvin die haar staart verliest bij het vissen op het ijs. De tweede reminiscentie treffen we aan in de passage over de twee putemmers. Die passage is geïnspireerd op de fabel De boer, de wolf, de vos en de kaas, maar in Reynaerts historie is Eerswijn de wolvin het slachtoffer. In Reynaerts historie lokt Reynaert de wolvin in de put door haar vissen te beloven, in de fabel doet hij dat met de weerspiegeling in de put van de maan die op een kaas lijkt. Die twee passages zijn in Reynaerts historie onderdeel van de aanklachten van Isegrim. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Roman de RenartDe Roman de Renart is een compilatie van een aantal verhalen, branches genoemd, die tussen circa 1175 en 1250 geschreven zijn door circa twintig auteurs. Vanaf de dertiende eeuw zijn ze samengebracht in een groot aantal handschriften. Er zijn veertien complete verzamelhandschriften overgeleverd (A t/m O; de J ontbreekt), daarnaast negentien fragmenten en handschriften bestaande uit enkele branches (aangeduid met a t/m t, de j ontbreekt ook hier). De handschriften verschillen onderling tekstueel, zo bracht vergelijkend onderzoek door Ernst Martin en Hermann Büttner aan het licht.Ga naar eind28 Zij hebben op grond van die verschillen drie families onderscheiden: α, β en γ. Martin bezorgde tussen 1882 en 1887 in drie edities de gehele Roman de Renart. Hij gebruikte daarvoor vooral handschrift A uit de α-familie. Martin bracht een nummering aan: branche I t/m branche XXVI.Ga naar eind29 Die nummering werd later door Douglas Owen en Jean Dufournet & Andrée Méline overgenomen. Owen vertaalde de Roman de Renart in het Engels tot en met branche XVI, de branches XI, XII en XIII sloeg hij over. Hij zette de Oudfranse verzen om in proza, maar verwees wel naar de nummering van de verzen in de edities van Martin. Dit vergemakkelijkte voor mij de vergelijkingen tussen zijn vertaling en de editie van Martin.Ga naar eind30 Dufournet & Méline hertaalden ook handschrift | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
A uit de α-familie: op de linkerpagina's de Oudfranse tekst, op de rechter- in modern Frans de hertaling.Ga naar eind31 Ook zij maakten gebruik van de editie van Martin, maar voegden wel moderne interpunctie toe en verbeterden hier en daar de tekst van Martin.Ga naar eind32 De branches XI, XII en XIII alsook XVII t/m XXVI vatten zij in proza samen. Dat was even schrikken, want hoe kwam ik dan de esopische fabels in de samengevatte branches op het spoor? Mijn schoolfrans was ontoereikend om de Oudfranse tekst in de editie van Martin te raadplegen. Gelukkig heeft Paul van Keymeulen in Tiecelijn bijna alle branches in het Nederlands vertaald tussen 2000 en 2007. Branche XVI, Keizer Reynaert, werd postuum gepubliceerd (Van Keymeulen overleed op 16 oktober 2006).Ga naar eind33 De branches XXII, XXIV, XXV en XXVI zijn niet door hem vertaald.Ga naar eind34 De vertalingen zijn vaak voorzien van naschriften door Rik van Daele en een enkele keer door Paul Wackers. Een bijkomend probleem was dat Van Keymeulen de editie van Armand Strubel gebruikte die een andere nummering van de branches had, namelijk die van de Roman de Renart in de Pléiade-editie, dan de editie van Martin.Ga naar eind35 Door de toelichtingen in de naschriften kon ik toch de juiste branches op het spoor komen (zie de bijlage). In de Roman de Renart komen veel allusies voor op oudere, Latijnse teksten, zoals de Ecbasis Captivi en de Ysengrimus. Maar er zijn ook citaten of verwijzingen naar klassieke schrijvers als Horatius, Vergilius, Ovidius en Prudentius. Andere bronnen zijn Arthurromans, Karelromans, de reis van Sint Brandaan, de fabels van Marie de France en last but not least, esopische fabels uit de Romulus.Ga naar eind36 Ik beperk mij in dit artikel tot de esopische fabels.
In branche I, Ia en Ib: Le Jugement de Renart, Le Siège de Maupertuis en Renart teinturier/Renart jongleur komen vier verwijzingen voor die teruggaan op esopische fabels. De eerste verwijzing is een allusie (twee verzen) op de fabel over de fatale visvangst op het ijs waarbij Isengrin zijn staart verliest.Ga naar eind37 De tweede verwijzing is naar de fabel over de boer, de wolf, de vos en de kaas.Ga naar eind38 Het is een korte verwijzing van vier verzen naar de bekende fabel waar onder andere de stijgende en dalende putemmers in voorkomen. Beide verwijzingen staan in de lekenbiecht die Renart bij zijn neef Grimbert aflegt. De derde korte verwijzing (vier verzen) is de fabel waarin de haan Renart te slim af is. Als de vos de haan te pakken heeft, weet de haan Renart ertoe te brengen hem antwoord te geven, waardoor hij uit zijn muil weg kan wegvliegen.Ga naar eind39 De laatste verwijzing in branche I is de overbekende fabel over de raaf, de kaas en de vos.Ga naar eind40 Ook dit is een korte verwijzing: acht verzen. De laatste twee verwijzingen zijn allusies op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebeurtenissen uit het verleden. Reynaert schets hiermee zijn tegenstanders, die voor zijn burcht Malpertuis gelegerd zijn - waaronder de haan en de raaf.
Ook in branche II: Renart et Chantecler le Coq; Renart et la Mésange; Renart et Tibert le Chat; Renart et Tiécelin le Corbeau; Renart et la Louve zijn fabels te vinden. Renart et Chantecler le Coq is een zeer uitgebreide bewerking van de hiervoor genoemde fabel over de vos en de haan. Maar liefst 446 verzen worden er in de Roman de Renart aan deze korte en eenvoudige fabel besteed. De vos dringt de kippenren van een rijke boer binnen. De kippen weten te ontkomen, maar de ijdele Chantecler blijft hoog in de ren achter. Hij droomt over een rosse pels met witte buik. Zijn vrouw Pinte verklaart zijn droom: ‘Het is de vos, pas op hij heeft het op u gemunt!’ De haan verwijst haar uitleg naar het rijk der fabelen. Later op de dag komt de vos terug en treft de haan op een mesthoop aan. De vos weet hem ervan te overtuigen dat hij mooi kan zingen, wat nog beter zou gaan als hij zijn ogen dicht doet. De haan, uitgedaagd omdat zijn vader Chanteclin het volgens Renart mooier deed, sluit zijn ogen en de vos hapt toe. De boerin bemerkt dat de vos de haan te pakken heeft en slaat alarm. Achtervolgd door boeren met hun honden vlucht Renart met Chantecler in zijn bek. De haan moedigt Renart aan om zijn achtervolgers te bespotten, maar zodra hij zijn bek open doet, vliegt de haan weg.Ga naar eind41 Renart et Tiécelin le Corbeau bevat de overbekende fabel van de raaf, de vos en de kaas. De fabel heeft hier een uitgebreide bewerking ondergaan. In 184 verzen wordt de van oorsprong korte, eenvoudige fabel opgenomen in de Roman de Renart.Ga naar eind42 Beide fabels dienen als raamwerk voor de avonturen van de vos. De vertellingen staan op zichzelf.
Aan het einde van branche III: Renard et les anguilles; La Tonsure d'Isengrin; La Pèche à la queue wordt in 134 verzen verhaald hoe de wolf door toedoen van Renart zijn staart verliest door in een wak te gaan vissen.Ga naar eind43 De visvangst op het ijs is de derde van drie samenhangende episoden en staat op zichzelf. De drie episoden illustreren de vete tussen de vos en de wolf.Ga naar eind44
In Renart et Isengrin dans le puits (branche IV) rooft Renart kippen uit een abdij en vreet ze op. Dorstig geworden gaat hij naar een waterput waar hij, als hij over de putrand kijkt, meent in de waterspiegeling Hermeline zijn vrouw te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien. Hij stapt in de putemmer en komt op de bodem van de put waar hij niet meer uit kan komen. Als Isengrin even later ook naar de put komt om wat te drinken, meent hij in zijn spiegelbeeld zijn vrouw Hersant te zien in gezelschap van de vos. Renart roept tegen de wolf dat hij overleden is en zich in het paradijs bevindt, waar volop te eten valt. De wolf springt in de tweede putemmer waardoor de vos stijgt en de wolf daalt. Als de volgende ochtend drie monniken water gaan putten, komt de wolf boven en krijgt hij een vreselijk pak slaag. Deze lange, zelfstandige vertelling van 478 verzen doet denken aan de fabel De boer, de wolf, de vos en de kaas. Ook in deze fabel passeren de vos en de wolf, gezeten in putemmers, elkaar. In de fabel maakt de vos de wolf wijs dat de maan, die in de waterput weerspiegeld wordt, een overheerlijke kaas is.Ga naar eind45
In branche V-Va: Renart, Isengrin et le jambon; Renart et le grillon; Les plaintes d'Isengrin et de Brun komen geen verwijzingen naar fabels voor.
Branche VI: Le duel de Renart et d'Isengrin, telt vijf verwijzingen naar fabels. De eerste verwijzing (achttien verzen) is de klacht van de raaf over Renart, die hem een kaas afhandig maakte.Ga naar eind46 De tweede verwijzing (slechts vier verzen) betreft ook de raaf en de kaas als Renart zich verdedigt: hij heeft de raaf niet verminkt toen hij de kaas inpikte.Ga naar eind47 De fabel over de twee putemmers komt uitgebreid (64 v.) terug in de aanklacht van Isengrin tijdens de hofdag. Renart had hem het paradijs beloofd, maar het liep uit (zoals hierboven opgemerkt) op een flink pak slaag van de monniken.Ga naar eind48 De vierde, betrekkelijk uitgebreide verwijzing naar een fabel gaat wederom over de fatale visvangst op het ijs (32 v.). Isengrin haalt deze geschiedenis aan om het hof aan te tonen hoe bedrieglijk Renart is. De vos verdedigt zich door te zeggen dat zijn eigen vraatzucht verantwoordelijk was voor de catastrofale afloop.Ga naar eind49 De laatste verwijzing, onderdeel van de aanklacht van de wolf, is ook een reminiscentie aan een fabel (27 v.). Als de wolf na het verorberen van een aantal hammen dorst krijgt, brengt Renart hem naar een wijnkelder. Hij maakt hem wijs dat hij tot opperschenker is benoemd en dag en nacht de wijnen moet bewaken. Isengrin drinkt, volgens de verdediging van de vos, natuurlijk veel te veel en gaat zingen. Hij lalt zo hard dat hij de dorpelingen wakker maakt en hals over kop moet vluchten. Deze passage lijkt geïnspireerd door de fabel van De wolf en de hond die verhongerd was. In die fabel loopt het echter niet goed met de wolf af. Als de knechten hem horen huilen, rennen ze naar de kelder en slaan ze hem dood.Ga naar eind50 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
In branche VII: Renart mange son confesseur, komen geen verwijzingen naar fabels voor, wel veel obscene passages, een aanrader voor de ‘liefhebbers’.Ga naar eind51
Branche VIII: Le pèlerinage de Renart, die Rik van Daele aan de Bremer Stadsmuzikanten doet denken,Ga naar eind52 bevat twee fragmenten die aan bekende fabels ontleend zijn. Het eerste fragment verwijst naar de visvangst van de wolf op het ijs (acht verzen).Ga naar eind53 Renart, die spijt heeft van zijn zonden, biecht bij een heremiet zijn misdaden op, waaronder de visvangst van Isengrin. In het tweede fragment (83 v.) wordt het lallen genoemd na het overmatige drankgebruik, zoals de wolf doet in de fabel De wolf en de hond die verhongerd was. In branche VIII vangt Belin de ram samen met Bernard de ezel na de nodige wijn het Kyrie en even later een antifoon aan. Op dat geluid komen Primaut, de broer van Isengrin en, vreemd genoeg, Hersant, de vrouw van Primaut af. In andere branches is Hersant de vrouw van Isengrin. Uiteindelijk loopt het fataal af met Primaut: hij overleeft de stoten en de trappen van Belin en Bernard niet.Ga naar eind54 Dit tweede fragment is onderdeel van het relaas over de pelgrimage naar Rome die Renart samen met Belin en Bernard maakt.
Renart et le vilain Liétard, branche IX, is met 2212 verzen (de editie van Strubel telt 2195 verzen) een van langste van de Roman de Renart.Ga naar eind55 Het begin doet denken aan De boer, de wolf, de vos en de kaas.Ga naar eind56 De boer Liétard dreigt de oude en trage os Rogel aan de beer te geven als hij niet beter zijn best doet. Brun houdt hem aan zijn dreigement, maar door de listige vos weet Liétard met behulp van zijn knechten de beer te overmeesteren en wordt Brun in stukken gehakt en in een pekelton gestopt. Hiermee is de overeenkomst met de fabel afgelopen. In de fabel gaat het over de wolf die uiteindelijk in een waterput belandt. Binnen het verhaal haalt Renart in dialoog met de boer fabels aan om hem te overtuigen van zijn slimheid. Het zijn de fabels over de putemmers (negentien verzen), de visvangst van de wolf op het ijs (zeven verzen) en de raaf en de kaas (acht verzen).Ga naar eind57
In het tweede gedeelte van branche X: Renart trompe Roënel le chien et Brichemer le cerf - Renart médecin wordt in 552 verzen uitgebreid de fabel van de zieke leeuw verhaald. Op advies van Renart wordt Isengrin gevild. Ook Brichemer het hert moet eraan geloven. Uit zijn huid wordt een riem gesneden waardoor de koning veel winden moet laten, wat bijdraagt aan zijn genezing.Ga naar eind58 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Branche XI: Renart empereur is de langste van alle branches en met maar liefst 3410 verzen bijna net zo lang als Van den vos Reynaerde in het Comburgse handschrift (3469 verzen).Ga naar eind59 Dit is waarschijnlijk de reden dat Owen deze branche niet vertaald heeft. Dufournet & Méline vatten de branche in proza samen.Ga naar eind60 Gelukkig heeft Paul van Keymeulen wel de moed gehad.Ga naar eind61 Hoewel er veel verwijzingen zijn naar andere bekende verhalen, waaronder de avonturen van Artur en zijn Ridders van de Ronde TafelGa naar eind62, is er geen enkele verwijzing naar een esopische fabel. In deze branche zijn wel veel toespelingen op de zieke leeuw, maar de verwijzing naar de zieke leeuw heeft hier niets te maken met de fabel over de genezing van Nobel door het eten van de lever of het omdoen van de huid van de gevilde Isengrin.
In de branches XII: Les vêpres de Tibert en XIII: Les peaux de goupil / Renart teint en noir zijn geen fabels te bespeuren, hoewel er in branche XII veel motieven uit de Reynaertverhalen voorkomen zoals als het verdelen van de buit, het luiden van de klokken, de jacht naar voedsel en de in ontucht levende pastoor.Ga naar eind63
In XIV: Renart et Tibert dans le cellier du vilain; Renart et le loup Primaut wordt in 27 verzen verhaald hoe Chantecler aan Renart weet te ontsnappen, dit keer omdat Tibert aan Renart vraagt of hij hem goed vast heeft. Als de vos hem antwoordt, ontkomt de haan. Een reminiscentie aan de fabel De vos en de haan.Ga naar eind64
In branche XV: Renart, Tibert et l'andouille / Renart et les deux prêtres komen geen fabels voor. Dat is wel het geval in XVI: Renart et le vilain Bertaut / Le partage des proies, die een uitgewerkte fabel bevat: De vos en de haan (96 v.). Renart heeft zich in het been van de boer Bertaut vastgebeten en laat pas los als de boer hem de haan geeft. Onder het wegrennen ontstaat een gesprek tussen de vos en de haan. De haan beklaagt zich dat hij zijn hennen en kapoenen verlaten moet. Er zal voor hem geen vrolijk feest meer zijn, tenzij Renart voor hem nog eenmaal een lied zingt. Renart doet dit en meteen vliegt de haan uit zijn bek. Dat komt vrijwel overeen met fabel 83, met het verschil dat in de fabel de vos zijn bek opent, als hij op advies van de haan tegen zijn achtervolgers zegt dat de haan van hem is en dat zij er geen recht op hebben.Ga naar eind65 Terecht merkt Paul Wackers op dat ons gevoel voor logica geweld wordt aangedaan. De haan en de vos voerden al de gehele tijd een gesprek voordat de haan weet te ontsnappen.Ga naar eind66 Zou de vos met volle mond hebben gepraat? Over de haan die de vos te slim af | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
is, wordt ook verhaald in branche II: Renart et Chantecler le Coq. In het tweede deel van branche XVI komen geen fabels voor, wel een reminiscentie aan De leeuw, de koe, de geit en het schaap (178 v.) en een verwijzing naar de Ysengrimus.Ga naar eind67 Wackers besteedt veel aandacht aan de verdeling van de buit zowel in de Ysengrimus als in de Roman de Renart.Ga naar eind68
In de branches XVII: La mort et la procession de Renart en XVIII: Isengrin et le prêtre Martin, een zeer scabreuze tekst,Ga naar eind69 vinden we geen fabels. In het korte (90 v.) Isengrin et la jument Raisant (XIX) komen we een bewerking tegen van de bekende fabel waarin de wolf een knal voor zijn kop krijgt met een paardenhoef. De merrie Raisant vraagt Isengrin om een doorn uit zijn rechterachterpoot te halen met de bekende gevolgen. De strekking van dit verhaal doet denken aan de fabel waarin niet de wolf maar de leeuw een klap voor zijn kop krijgt. Een dergelijk verhaal komt ook voor in de lange anekdote over de wolf, die bij het ontwaken een wind laat, voor hem een voorteken dat deze dag voorspoed zal brengen, wat helaas voor hem uitloopt op de ene deceptie na de andere.Ga naar eind70
In Isengrin et les deux béliers (XX) vinden we de bewerking van een bekende fabel. In de branche bevechten twee rammen elkaar over het bezit van een weiland. Isengrin, uit op een vette hap, wordt door de rammen misleid. Zij vragen hem om als scheidsrechter te beslissen aan wie het land toebehoort. De rammen zullen ieder van een kant van het weiland naar het midden afstormen. Wie het eerste aankomt heeft gewonnen. De wolf gaat daarmee akkoord, maar helaas voor Isengrin komen zij tegelijk aan en wordt hij bijna dood gebeukt. Dit verhaal komt ook voor in de fabel over de hond die een wind liet.Ga naar eind71
Branche XXI: Isengrin, l'ours Patous, le vilain et sa femme, een wel zeer vreemde en platvloerse branche, telt geen verwijzingen naar fabels.Ga naar eind72 Datzelfde geldt ook voor branche XXII: L'association d'Isengrin, de Chantecler, de Brichemer et de Renart. In XXIII; Renart magicien et le mariage du roi Noble, wordt niet meteen duidelijk of de genezing van de leeuw door de vos in het begin van de branche verwijst naar de genezing door de huid van de gevilde wolf. In drie verzen herinnert Renart Nobel aan zijn genezing, zonder de huid te noemen.Ga naar eind73 Daar is wel sprake van aan het slot van de branche. In v. 1513-1700 wordt uitgebreid verhaald hoe nu de kop en de poten van de maar net herstelde Isengrin worden gevild.Ga naar eind74 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de branches XXIV en XXV komen geen fabels voor. We eindigen onze systematische zoektocht met branche XXVI: L'andouille jouée à la marelle, waarin we een bewerking van de fabel over de raaf en de kaas vinden. Renart en Tibert twisten over een worst. De kat springt met de worst in een boom. Als de sluwe Renart roept dat er beneden een muis rondloopt, laat Tibert de worst vallen en gaat de vos er met de worst vandoor.Ga naar eind75 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Intertekstualiteit?Aan het eind van onze speurtocht kunnen we de balans opmaken. In totaal telde ik in de vijf onderzochte dierenepen 48 ontleningen en verwijzingen naar esopische fabels. Om de grootte van de (bewerkte) fabels aan te geven heb ik de verzen geteld. De binnenfabel, een uitgebreide versie van De zieke leeuw, in de Ecbasis Captivi beslaat 679 verzen. Negen episoden in de Ysengrimus zijn stuk voor stuk ontleende esopische fabels. Voor de telling van de verzen raadpleegde ik de editie van Jill Mann uit 1987. De episoden waarin fabels als raamwerk worden gebruikt, zijn verdeeld over zeven boeken. Zij variëren van 132 (The Sheep and the Wolf) tot 1198 verzen (The Court of the Sick Lion).Ga naar eind76 In de Roman de Renart verschillen 26 fragmenten waarin sprake is van een fabel sterk van lengte. Soms zijn het allusies van slechts twee of vier verzen, maar soms vormen zij het raamwerk voor een op zichzelf staand verhaal van meer dan 550 verzen (bijvoorbeeld in Branche X: Renart médecin). De Roman de Renart telt negen ontleende, uitgebreide fabels die het raamwerk voor een branche vormen.Ga naar eind77 Van den vos Reynaerde bevat een fabel: De pudenfabel. Deze fabel is slechts 24 verzen lang. In Reynaerts historie trof ik elf fabels aan variërend in lengte van 22 (De pudenfabel) tot 183 verzen (De bevrijde slang).Ga naar eind78 Van de 48 gevonden fragmenten met verwijzingen naar fabels vormen negentien het raamwerk voor een episode of een hele of gedeeltelijke branche: in de Ecbasis Captivi (eenmaal), in de Ysengrimus (negenmaal) in de Roman de Renart (negenmaal). Twaalf verwijzingen zijn fabels die in de mond van een protagonist worden gelegd zoals in de Van den vos Reynaerde (eenmaal) en Reynaerts historie (elfmaal). De overige zeventien verwijzingen zijn dertien allusies en vier reminiscentiesGa naar eind79 in de Roman de Renart. De meest populaire ontleningen aan fabels in de onderzochte dierenepen zijn Isegrim als visser (zevenmaal; waarvan eenmaal Eerswijn de wolvin), De raaf, de kaas en de vos (zesmaal), De zieke leeuw (eveneens zesmaal), De vos en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de haan (vijfmaal) en de stijgende en dalende putemmers (vijfmaal). De overige negentien fabels komen driemaal of minder voor. Het verbaasde mij dat veel fabels - al dan niet bewerkt - in de verschillende epen werden opgenomen. Volgens Wackers was het ontlenen van materiaal aan andere bronnen voor een veertiende-eeuwse auteur (m.n. de dichter van Reynaerts historie) heel normaal en onderdeel van zijn werk.Ga naar eind80 De fabels die ik gevonden heb, waren gezien het herhaaldelijk voorkomen van dezelfde fabel in de verschillende dierenepen, bekend en geliefd in de middeleeuwen. Van Daele merkt hierover op dat de referentie aan bij het publiek bekende verhalen tot de poëtica van de middeleeuwen behoorde.Ga naar eind81 Een mooi voorbeeld is te vinden in de Ysengrimus. Koning Nobel vraagt na zijn genezing dankzij de huid van Isengrimus aan Reinardus een amusant verhaal te vertellen om de lange uren te verdrijven. ‘De koning voegde daar glimlachend aan toe dat hij ook wilde weten hoe Reynaert zelf door de haan bij de neus was genomen.’Ga naar eind82 Opvallend is ook dat de fabels steeds herverteld worden. Dat voortdurend herhalen van de avonturen is volgens Van Daele een mnemotechnisch middel.Ga naar eind83 Bij zoveel intertekstualiteit tussen de fabels en de onderzochte fragmenten in de dierenepen zou je geneigd zijn te denken dat de auteurs hun stof vonden in bekende contemporaine fabelverzamelingen waarvan dus de directe bron aangewezen kan worden. Maar dat is te kort door de bocht. Een mooi voorbeeld van vermeende intertekstualiteit zijn de vier fabels die op de rand van de spiegel in de juwelenrede in Reynaerts historie staan afgebeeld.Ga naar eind84 In zijn dissertatie bespreekt Wackers de bronnen van de ingevoegde verhalen.Ga naar eind85 Hij waarschuwt vooraf dat het niet zo moeilijk is ‘dezelfde stof van de meeste van de ingevoegde verhalen in andere bronnen terug te vinden.’Ga naar eind86 Hij ziet weliswaar overeenkomsten tussen de fabels in Reynaerts historie en de fabels in de Esopet en de Dye hystorien ende fabulen van Esopus van Gheraert Leeu (de fabel Kat en vos komt niet voor in de Esopet), maar het aantonen van de directe verwantschap moet, als het al mogelijk is, uiterst behoedzaam gebeuren. Joris Reynaert reageerde op de opvattingen van Wackers.Ga naar eind87 Hij meent dat het goed mogelijk is dat drie van de vier fabels in de juwelenrede in Reynaert historie direct ontleend zijn aan een vijftiende-eeuwse incunabel Dit d'Ysopet van Marie de France. Het zijn de fabels L'âne et le chien, Le renard et le chat en Le Loup et la grue. De fabel Le cheval et le cerf komt niet voor in deze incunabel. Hij vergelijkt deze fabel met de Vlaamse Esopet. Reynaert ziet letterlijke overeenkomsten met de Dit d'Ysopet die niet zijn terug te vinden in de Esopet. Hij gaat hiermee in tegen de conclusie van Wackers, die vindt dat zelfs woordelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
overeenkomsten nog geen directe verwantschap hoeven aan te tonen. In zijn dissertatie haalt Wackers enkele sprekende voorbeelden aan.Ga naar eind88 De conclusie van Joris Reynaert is gewaagd, want Marie berijmde en vertaalde onder andere 40 fabels uit de Romulus Nilantinus.Ga naar eind89 De directe intertekstualiteit die hij meent te bespeuren in de soms woordelijke overeenkomsten in Dit d'Ysopet en Reynaerts historie zou ook terug kunnen gaan op fabels in de Romulus Nilantinus of een van zijn voorlopers.Ga naar eind90 De eerlijkheid gebiedt dat Reynaert zelf zegt ook niet honderd procent zeker van zijn zaak te zijn, maar dat het op z'n minst verleidelijk is om te concluderen dat de auteur van Reynaerts historie, in aanvulling op de Vlaamse Esopet, ook de fabels van Marie de France ter beschikking had.Ga naar eind91 Dat zowel Wackers als Reynaert moeten uitwijken naar andere bronnen vanwege het ontbreken van een fabel in hun vergelijkingsmateriaal (respectievelijk de Esopet en de Dit d'Ysopet) geeft aan dat het problematisch is om directe verwantschap tussen twee teksten aan te tonen. Fabels werden volgens Wackers in de dierenepiek aangepast aan het grote verhaal waardoor de verwantschap tussen de directe bronnen van de fabels en de fragmenten in de dierenepen ook bemoeilijkt wordt. Daarnaast werden veel van de fabels mondeling overgeleverd, met als gevolg dat de inhoud van de oorspronkelijke fabel veranderde.Ga naar eind92 We zagen dat bijvoorbeeld terug in de fragmenten die allusies en reminiscenties opriepen met bekende fabels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot besluitConcluderend kunnen we zeggen dat het opvallend is dat er zoveel fragmenten geheel of gedeeltelijk terug te vinden zijn in onze editie. De cijfers tonen aan dat het (her)gebruik van esopische fabels in de middeleeuwen wijdverspreid was. Fabels vormden vaak het raamwerk voor een episode of branche. Zij behoorden toen al tot het ‘gesunkenes Kulturgut’. De auteurs van de dierenepen maakten, zoveel is duidelijk, gebruik van bestaande fabels. Ze pasten die naar hun eigen idee aan het verhaal aan, varieerden ermee en ze werden bekort en uitgebreid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: overeenkomst Roman de Renart van Jean Dufournet & Andrée Méline en Paul van Keymeulen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|