vele beproevingen overwinnen alvorens te trouwen. Zij wordt door de vader van Floris als haremmeisje verkocht aan de emir van Babylon (= Caïro). Aan Floris wordt verteld dat Blancefloer dood is: hij krijgt een schijngraf te zien. Na heel wat avonturen vinden ze elkaar in ‘Babylon’, waar de emir hen vrijlaat. Op het einde erven Floris en Blancefloer de Spaanse kroon. Ze krijgen een dochter: Bertha met de grote voeten. Daardoor kan de roman gezien worden als de sprookjesachtige geschiedenis van de liefde tussen de grootouders van Karel de Grote.
Als we ons beperken tot de bewaarde teksten, zien we dat de verteltraditie hierover in West-Europa start met een Franse roman, Floire et Blanchefleur, die in twee versies is overgeleverd. De eerste versie, misschien van ene Robert d'Orbigny, wordt door de romanisten de aristocratische versie genoemd, en is van rond 1160, bewaard in drie handschriften: zie ed. Leclanche 1980 en 2003. Die hoofse versie is de bron van de vertalingen in het Duits, Engels, Zweeds, Noors, Deens en... Nederlands.
Voor de goede orde, eens en voor altijd: middeleeuwse vertalingen waren niet letterlijk. Zowat elke vertaling was een vrije bewerking, en daarom kan de studie van bewerkingstechniek en vertaalgedrag heel significant zijn voor de medioneerlandistiek. Men denke aan het oeuvre van Jacob van Maerlant of aan de Reynaert van Willem.
Bovendien werd de eerste Franse versie over Floire et Blanchefleur door een bijzonder getalenteerde anonymus vrijmoedig geparodieerd in een tintelfris meesterwerk, een literair pareltje van rond 1200, Aucassin et Nicolette, een chantefable (= een verhaal afwisselend in vers en in proza geschreven).
De tweede Franse versie, de zogeheten ‘populaire’, die iets militaristischer is, dateert van rond 1200, en heeft invloed gehad op Boccaccio (Filocolo), op een toneelstuk van Hans Sachs, en op een Spaans volksboek van 1512.
In 1906 heeft J.H. Reinhold een comparatistische studie over Floire et Banchefleur gepubliceerd, waarin hij o.a. het motief van het ongelijke huwelijk terugvoert op Amor et Psyche van Apuleius, de tor as puceles (de meisjestoren of harem) op het Bijbelse boek Esther, en de schijnbegrafenis op de laat-hellenistische Apollonius van Tyr (men denke ook aan Cligès ou la fausse morte van Chrétien de Troyes). Motiefhistorische sporen die niet altijd even overtuigend zijn. Het gegeven van twee verliefde kinderen die veel tegenwerking overwinnen kan ook gezien worden als een universeel thema: het spreekt de mensen overal aan. Doch de haremtoren met eunuchen is wellicht wel van Arabische oorsprong.