Tiecelijn. Jaarboek 9 (jaargang 29)
(2016)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 394]
| |||||||||||
De bewoner van Huize Tibeert
| |||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||
kleine opdrachten af die hij met plezier bleef aanvaarden, ook lang na zijn pensionering in 1993 als docent aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten van Sint-Niklaas. Een creatieve geest gaat immers niet met pensioen. Op het tafelkleed in de eetkamer zag ik bij die gelegenheden een drietal brillen van verschillende sterkte liggen, soms een loep en een veelvoud aan potloden in diverse hard- en zachtgradaties. Het bovenste blad van zijn schetsblok was meestal gedeeltelijk met tekeningen gevuld, de bladen eronder vermoedelijk volledig maar die kreeg ik niet te zien. Afb. 3
Nadat zijn echtgenote hem veel te vroeg ontvallen was, woonde Georges hier alleen en een bezoek stimuleerde hem steevast om zijn andere talent boven te halen, dat van geanimeerd verteller. Wanneer deze publicatie verschijnt, zal de Beverse kunstenaar 89 lentes tellen. In al die levensjaren vergaarde hij zoveel boeiende ervaringen dat het hem nu soms wat moeite kost om de draad in zijn betoog terug te vinden. Toch blijft elk verhaal een verrijking. Huize Tibeert heette aanvankelijk Huize Bosnimf, maar de buurt verstedelijkte en de bossen in de omgeving werden te schaars om nimfen te huisvesten. In de jaren 1970 adopteerde de familie een jong katje dat de naam Tibeert kreeg. Het werd meteen ook de nieuwe naam voor het huis. Tibeert is geen toevallige naam. Georges Staes werd altijd geboeid door ‘volkskunst’. Hij was het die de eerste Beverse reus, Sefke De Puitenslager ontwierp. Nadien volgden | |||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||
Diederik en Aldegonde want Georges is een liefhebber van reuzenoptochten. Ook van circus kan hij genieten. Een liefde die hij deelde met zijn mentor Jos Hendrickx (1909-1971), de man die de lithografie aan de Antwerpse Academie introduceerde, maar zijn publiek liever op acrobatieën dan op lezingen vergastte. Behalve door optochten en circusvoorstellingen wordt Georges Staes ook geboeid door streekverhalen en het traditionele poppentheater. Hij boekte ieder jaar een avond met al zijn studenten in de Koninklijke Poppenschouwburg Van Campen. Die schouwburg bestaat helaas niet meer sedert het voorjaar van 2016. De figuren zoals De Neus, De Schele en Den Bult vormden een staalkaart van het menselijk gedrag, zoals de dieren in het Reynaertverhaal dat ook doen. Georges houdt van schelmen die de elite aan de kaak stellen en van al die schelmen is Reynaert voor hem de grootste. Bovendien is Reynaert een schelm uit eigen streek, waardoor het Reynaertepos een van Georges' favoriete verhalen werd. Hij geniet van de ongebruikelijke opbouw van het verhaal en van de menselijke karaktertrekken die geprojecteerd worden in de verschillende dierenfiguren, zoals hijzelf het kattige in het stenen Tibeertbeeld zo goed wist te vangen. Wanneer mogelijk tracht Georges Reynaert op te nemen in zijn werk. Zo zorgde hij gedurende vier decennia voor de illustraties in het gulden boek van de stad Sint-Niklaas.Ga naar eind1 Hij vulde de vooraf genummerde pagina's met gepaste tekeningen in zijn typische stijl. Hij liet de illustraties op natuurlijke wijze voortvloeien in prachtig gekalligrafeerde teksten en zodra de gelegenheid het toeliet, verwerkte hij figuren of taferelen uit de Reynaertcyclus in de illustraties (zie afb. 4 en 5).
In een Tiecelijnartikel uit 2004 las ik een opmerkelijke uitspraak in een portret dat Marcel Ryssen van Jean van Riet schetste.Ga naar eind2 Het onderwerp van dat artikel was de programmabrochure voor het Reynaertspel in 1973 te Sint-Niklaas. Wat die brochure opmerkelijk maakte, waren de getekende advertenties waar Van Riet voor gezorgd had. De titelpagina is echter van de hand van Georges Staes (afb. 6). In het gesprek met Ryssen zegt Van Riet: ‘Staes, die toen directeur was, wilde die titelbladzijde absoluut zelf maken.’ Georges was noch de directeur van de Reynaertfeesten noch van de academie, maar hij maakte wel deel uit van het ‘Technisch komitee’. Hij heeft trouwens een afkeer van de titel directeur, heeft het directeurschap van menige academie afgewezen en paste zelfs voor een aanstelling als rijksinspecteur. Waarschijnlijk maakt de uitspraak van Van Riet deel uit van een veel langer en complexer verhaal, maar ze bewijst wel de passie die Georges voor Reynaert voelt. Hij was | |||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||
Afb. 4
| |||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||
Afb. 5
| |||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||
erg trots op het Reynaertspel en ontwierp niet alleen die titelbladzijde van de brochure, maar ook de ronde Reynaertsticker voor die manifestatie (afb. 7) en waarschijnlijk waren zijn inbreng, medewerking en advies nog veel groter. Op de titelpagina van die programmabrochure stelt hij de schelm als een menselijk figuur voor en met een vredestak in de hand, maar met een vossenmasker voor een afgekeerd gelaat, met twee gezichten dus. Afb. 6
Afb. 7
Ik kan me voorstellen dat het net die dubbelheid is die Georges Staes aantrekt in het verhaal. Net als Reynaert is hij een buitenbeentje. Hij komt uit een vrijzinnige schippersfamilie die rechtstreeks uit de wereldstad Amsterdam kwam om zich anno 1927 in Beveren te vestigen. Ze kwamen terecht in een landelijke, vrijwel volledig katholieke gemeenschap, in een periode waarin de geloofsovertuiging bepaalde wie men was en hoe men bejegend werd. Zijn vader sprak geen dialect, wat destijds zeker opviel. Hij werd in Beveren ten onrechte Jan den Hollander genoemd, waardoor die andere Beverse kunstenaar en vriend van Georges, Wim van Remortel (1939-2013), ten onrechte dacht dat Georges net als hij van Nederlandse afkomst was. Reeds op jonge leeftijd ontdekte Georges dat niet iedereen leeft volgens de waarden die men predikt en dat kwetste hem vaak. Hoewel hij de goegemeente met het oog van Reynaert bekijkt, deelt hij de geslepenheid en listigheid allerminst met de vos. In- | |||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||
tegendeel, een slachtofferrol past hem misschien beter. Het gevoel dat hem niet altijd recht gedaan werd en wordt, is hem steeds blijven achtervolgen. Zelf is hij zeer consequent in zijn zelfopgelegde strenge morele principes. Hypocrisie is iets waar hij ontzettend beducht voor is. Dat geldt niet alleen op sociaal, maar ook op artistiek vlak. Hij staat zeer kritisch tegenover de elitaire houding van de artistieke wereld. Terwijl in het midden van de twintigste eeuw in de academies voluit gekozen werd voor de vrijheid van expressie en het artistieke als iets verhevens beschouwd werd, bleef het kunstenaarschap voor Georges een ambacht, een technische kwaliteit die men alleen door studie en oefening verwerft. Hij beschouwt de kunstenaar als ambachtsman en vindt dat die zich in geen geval boven de anderen mag stellen en al evenmin dat kunstwerken alleen voor een beperkte elite bestemd zouden zijn. Het werk dat Georges maakt ligt binnen ieders bereik, is zeer toegankelijk en het spreekt vrijwel iedereen aan. Hoewel hij zeer mooie tekeningen, studies en schilderijen heeft gemaakt, is hij vooral bekend om zijn Monumentaal werk. Die term heeft in de beeldende kunst niet alleen de betekenis van ‘groot’ of ‘groots’, het is ook de naam van een specifiek genre. Met Sier- en Monumentale Kunsten worden diverse technieken bedoeld die geïntegreerd worden in architectuur, zoals glasramen, mozaïeken en bas-reliëfs. Bijzonder aan dat genre is de zeer grote toegankelijkheid. Het werk van Georges Staes is in die zin vergelijkbaar met het werk van de middeleeuwse kathedralenbouwers: het is anoniem in het straatbeeld aanwezig. Het is geen toeval dat Georges voor dit genre koos. Hij is er de man niet naar om zijn werk op een voetstuk te plaatsen binnen de enge museummuren. Zijn werk is zichtbaar aanwezig voor eenieder die het wil opmerken. Naar aanleiding van zijn tentoonstelling in Beveren in 2009 stelden de medewerkers van cultuurcentrum Ter Vesten een lijst op van niet minder dan dertien werken van zijn hand in de publieke ruimte van het centrum van de gemeente Beveren.Ga naar eind3 Omdat Georges niet tot de kerkelijke kringen behoort, zijn de opdrachtgevers voor dergelijke werken meestal particulieren of seculiere overheden. Volksverhalen zoals de Reynaert zijn in dat geval dankbare onderwerpen. Zo werden van hem op de eerste verdieping van het stadhuis in Sint-Niklaas in 1967 twee glasramen geplaatst ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de stad. Het eerste heeft de stad en haar patroonheilige als onderwerp, het tweede het Reynaertverhaal (afb. 8, 9, 10 en 11). Het laatste bestaat uit drie panelen. Het centrale dubbelpaneel wordt door Reynaert in pelgrimspij gedomineerd, de slachtoffers van Reynaerts listen worden in de beide zijpanelen voorgesteld. Een ander glasraam is in het gemeentehuis | |||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||
Afb. 8
| |||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||
Afb. 9
Afb. 10
Afb. 11
| |||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||
in Stekene te zien (afb. 12). Het werd in september 1974 ingehuldigd. Volgens de signatuur werd het uitgevoerd door Armand Calders, maar Georges Staes maakte het ontwerp en bovendien deed hij dat gratis. Dat gebeurde wel vaker, zeker wanneer het een onderwerp betrof dat hij belangrijk vond of wanneer de opdracht kaderde in liefdadigheidswerk. Het glasraam in Stekene kreeg als titel Het verleden leeft in ons. Het bestaat uit zes panelen. Elk van de panelen heeft een verdwijnende of reeds verdwenen nijverheid of ambacht als onderwerp. Alleen het middenpaneel stelt geen ambacht voor. Reynaert staat er symbool voor de gemeente Stekene. Ook deze Reynaert wordt als pelgrim afgebeeld. In de ene hand draagt hij de pelgrimsstaf, in de andere een schild of bord met drie vissen, verwijzend naar het wapenschild van de gemeente. Georges gebruikt wel vaker vissen als symbool voor het geloof in de toekomst. In de keramiek Jeugd, die hij voor de Gewestelijke Maatschappij voor HuisvestingGa naar eind4 maakte, gebruikt hij dezelfde symboliek met dezelfde verklaring. In een van onze gesprekken bekende hij dat hij graag elementen gebruikt die naar water, de zee en zijn herkomst als schipperskind verwijzen. Afb. 12
| |||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||
Georges Staes volgde de opleiding Sier- en Monumentale Kunsten aan het Nationaal Hoger Instituut in Antwerpen. Daartoe gaf hij zijn job op bij het decoratiebedrijf Veranneman. Als ambachtsman had hij zich gedurende acht jaar verdiept in de technieken die zijn werkgever hanteerde en hij hoopte die ervaring technisch verder uit te diepen. Hij was er zich niet van bewust dat hij door de werkervaring meer technisch inzicht had verworven dan de professoren aan de academie hem konden bijbrengen. Een interessant gegeven in de Reynaertcontext is dat Dierenschilderen een van de vaste vakken was aan het Hoger Instituut. Toen Georges Staes er studeerde werd het door professor Jozef Vinck (1900-1971) gedoceerd. Een andere kunstenaar uit Beveren, Alfons van Meirvenne (o1932), was een van Staes' studiegenoten en is bij het grote publiek vooral bekend om zijn schetsen, schilderijen en beelden van dieren. Daardoor kregen de dierfiguren van Georges Staes niet altijd de aandacht die ze verdienden. Verschillen in stijl zijn er zeker, maar de dieren in het werk van Georges Staes zijn zeker niet minder sterk dan die van Van Meirvenne. Georges Staes is een kunstenaar die zeer consequent een eigen stijl hanteert. Hij is een meester in het abstraheren van de figuratieve vorm met zeer veel respect voor de anatomie. Zijn vereenvoudigde figuren behouden een stevige ruggengraat en er spreekt karakter uit hun gelaatsuitdrukking. Die strakke evenwichtige benadering is typisch voor zijn werken, een perfecte balans tussen vorm en expressie. Hij schrijft dat zelf toe aan zijn grote fascinatie voor de tweelingencultus in westelijk Afrika, opnieuw volkskunst, verder van huis maar puur en authentiek. Nog sterker wordt het werk van Georges wanneer hij figuren combineert. Als geen ander kan hij figuren bij elkaar te brengen of herhalen alsof het achteloze studies zijn, schijnbaar zonder moeite, maar in een perfect evenwichtige en zinvolle compositie. Zijn interesse voor de Vlaamse expressionisten is voelbaar in de zware Permeke-handen van zijn menselijke figuren en in zijn composities kan je de bewondering aflezen die hij voelt voor Maurits Cornelis Escher (1898-1972). Zijn fascinatie voor deze meester in de illusie van het perspectief kadert natuurlijk in zijn voorliefde voor techniek. Zijn hele artistieke carrière lang is Georges koppig blijven zoeken naar het beheersen van technische perfectie op alle mogelijke vlakken. Zo legde hij me ooit uit dat hij een eigen methode gebruikte om in zijn werk zowel harmonie in kleur als in grijstinten te verkrijgen. Meestal is monumentaal werk immers omvangrijk en bestemd om vanop afstand te worden bekeken. Met die afstand echter vermindert ook de kleurwaarneming van ons oog. Op grote afstand blij- | |||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||
ven alleen nog grijsnuances zichtbaar. Hij vertrekt bij het opstarten van een compositie daarom steeds vanuit een ontwerp in grijstinten. Jarenlang heeft hij gezocht naar een sleutel om die grijswaarden op bijna wiskundige wijze naar kleurvlakken om te zetten. Ik weet niet of hij die formule uiteindelijk gevonden heeft, niet alle artistieke waarden zijn tot techniek te herleiden. Deskundigheid, ervaring en aanvoelen zijn net zo bepalend. Ondanks het wantrouwen dat Georges Staes voor het begrip talent koestert, ben ik er zeker van dat hij zelf over een grote dosis ervan beschikt. Intussen traden en treden nieuwe generaties kunstenaars aan. Veel voormalige studenten van Georges Staes zijn nu zelf reeds leraren met pensioen. Georges gaf als docent niet alleen zijn artistieke erfenis door, maar ook zijn passie. Bij het grote aantal Reynaertrelicten dat het gemeentehuis van Stekene rijk is, behoort ook een Reynaerttapijt van de hand van Anita de Kerf-Janssens en in de Reynaertzaal van de stadsbibliotheek in Sint-Niklaas prijkt een Reynaertreliëf van Hilde Metz; beide dames waren ooit student van Staes.
Ik heb Georges Staes te laat leren kennen om hem nog aan grote beelden of glas-in-betonramen te zien werken. Dergelijke opdrachten worden uiteindelijk te zwaar voor een oude rug. De kartons voor die werken heb ik wel gezien in zijn atelier, tenminste die stukken die hij zelf wenste te bewaren, want hij is altijd erg kritisch geweest en heeft veel ontwerpen vernietigd, vaak om zichzelf te behoeden om in maniërisme te vervallen. Spijtig, want veel realisaties van Staes verdwijnen. De meeste opdrachtgevers bestelden zijn werk in de tweede helft van de twintigste eeuw om zo hun nieuwbouw een artistieke meerwaarde te geven. Zijn grote werken werden geïntegreerd in gebouwen die nu nog te jong zijn om te worden opgenomen in de lijst van beschermde monumenten, maar wel in aanmerking komen voor renovatiepremies en die zijn, voorlopig toch, nog niet bestemd voor artistieke herstellingen. De panden komen in handen van een nieuwe generatie, jonge mensen met een andere smaak en een kleiner budget. Bas-reliëfs brokkelen af, glas- of glas-in-betonramen beantwoorden niet aan de huidige energienormen en worden door dubbele beglazing vervangen, de mozaieken verliezen steentjes en worden weggenomen. De werken van Georges Staes belanden niet op zolder, maar in het recyclagepark bij het puin en bouwafval. Een moeder-en-kindfiguur,Ga naar eind5 eigendom van de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting, verdween uit een parkje in Vrasene en werd vermoedelijk gestolen, mogelijk vanwege de waarde van het brons. Voor een kunstenaar als Georges moet dergelijk verraad aan zijn werk aanvoelen alsof zijn eigen vel gebruikt | |||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||
wordt als pelgrimstas voor een bedrieger op weg naar Rome. Gelukkig zijn er ook eigenaars die de werken wel naar waarde schatten. Het beschadigde beeld De visser,Ga naar eind6 dat oorspronkelijk in Doel stond, wordt in het najaar van 2016 in een gezamenlijk project van de Maatschappij voor Huisvesting, de Maatschappij Linkeroever en de gemeente Beveren gerestaureerd. De werken van Georges worden immers net als hun maker een dagje ouder. In de vorige eeuw werden vaak nieuwe materialen gebruikt - Georges stond daarvoor open, net als vele andere kunstenaars van zijn generatie - maar van die nieuwe materialen kende men de duurzaamheid niet. Inspectie en correct onderhoud zijn nu noodzakelijk om binnenkort grote investeringen in restauraties te vermijden. Zo zijn ook Tibeert en Reynaert niet de zandstenen beelden die ze lijken. Hun eigenaar en maker gebruikte epoxyhars met een grote hoeveelheid zand om een mooie textuur te verkrijgen, wat hen nu zeer kwetsbaar maakt. Tibeert waakt nog steeds op de stijl die het groene tuinhek draagt. De grote Reynaert staat een beetje verderop naast de lange oprit in het opgeschoten gras...
Ik verneem van zijn dochter dat het zicht van Georges de laatste tijd sterk achteruitgaat. Ik vraag me af of hij nu aan tafel zit, hoeveel brillen hij tegenwoordig nodig heeft en welke potloden hij gebruikt. Ik hoop dat hij nog tekent en dat hij daarvan geniet.
Dank aan Sonja Staes voor het ophelderen van enkele onduidelijkheden. Zij nam ook het portret van haar vader (afb. 3, ©). | |||||||||||
Bronnen
|
|