Tiecelijn. Jaarboek 8 (jaargang 28)
(2015)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 310]
| |
VerslagHet XXIste congres van de Société Internationale Renardienne
| |
Het 20ste, 21ste of toch 22ste colloquium?Richard Trachsler, hoogleraar Franse en Occitaanse literatuur, opende als gastheer het colloquium en heette iedereen, eerst in het Frans en daarna in het Engels, hartelijk welkom waarna hij het woord gaf aan Baudouin van den Abeele, de zittende president van de SIR. Dit jaar, zo memoreerde hij, bestaat de societe 40 jaar. Wanneer je het aantal congressen telt, die vanaf het eerste officiële colloquium van de SIR in 1975 in Glasgow met een tweejarige frequentie gehouden zijn, zou dit het twintigste moeten zijn. Maar omdat in 1996 | |
[pagina 311]
| |
op uitnodiging van de Japanse delegatie in Tokio een symposium tussen twee colloquia in gehouden werd, staat de teller nu op 21, als we het allereerste congres in Leuven in 1972, dat gewijd was aan ‘Aspects of the Medieval Animal Epic’, niet meetellen.Ga naar eind1 Na de logistieke mededeling van Richard Trachsler dat we 's avonds naar de boot voor een rondvaart over het Zürichermeer moesten lopen, vanwege werkzaamheden aan de tramrails, begon Van den Abeele aan de openingslezing. Indachtig één van de drie thema's, ‘Vogels in fabels, boerden en dierenepiek’ - de overige twee voorgestelde congresthema's waren ‘het allegorische dier (het dier in de allegorie’) en ‘“grensgevallen” in korte verhalen’ - liet hij prachtige afbeeldingen zien van vogels van diverse pluimage die in middeleeuwse handschriften voorkomen. | |
54 lezingen in vier dagenVan den Abeeles lezing riep veel bewondering op. Daarna werden er 54 lezingen gehouden, verdeeld over zes dagdelen. Ze waren ook dit keer weer in parallelle sessies gepland, zodat je een keuze moest maken. Dat was jammer, want je miste dan soms een interessante lezing. De onderwerpen waren zeer afwisselend. Maar liefst zeventien lezingen handelden over vogels. Van papegaaien tot vleermuizen, die merkwaardig genoeg in de middeleeuwen ook tot de vogels werden gerekend, kregen we interessante feiten te horen en fraaie afbeeldingen te zien. Alessandro Vitale-Brovaronne uit Turijn hield een betoog over een lied van een vogel die zingt vanaf een toren. Vanuit Italië is dit lied via Frankrijk in Spanje terechtgekomen. Heden ten dage wordt dit lied nog gezongen en hij kreeg ons zo gek dat wij het lied zachtjes meezongen. Revital Refael-Vivante, een van de deelnemers uit Israel, vroeg zich in haar lezing af of de raven Hebreeuws spraken in de Meshal Ha-Quadmoni.Ga naar eind2 Dit leek me een zeer interessante bijdrage voor Tiecelijn 29. Zou Tiecelijn vroeger ook Hebreeuws gesproken hebben? Refael-Vivante beloofde mij haar Engelse lezingtekst toe te sturen. Het allegorische dier of het dier in allegorieen, waaronder de feniks en driemaal de draak, kwam twaalfmaal aan bod. De esopische fabels waren goed voor vijf lezingen, waaronder een over een bewerking van de bekende fabel van de wolf en het lam die dronken uit dezelfde rivier. Het lam was in de bewerking een zalm geworden. Twee lezingen gingen over de Middelnederduitse | |
[pagina 312]
| |
postincunabel Reynke Vosz de olde (Rostok 1539). Aan bod kwamen verder de betekenis van hongerende dieren in de Roman de Renart, dieren die voorkomen in dromen in de Tristan en prose, de minotaurus, een boerde over een glurende priester: Le Prestre qui abevete, legenden over dieren in Latijnse en Franse biografieen, regionalisme in Renart le Nouvel, het voorkomen van dieren in middeleeuwse cosmetische teksten, Moby Dick (een must volgens John Levy uit Californië), een inventarisatie van de dieren in de Flos sanctorum,Ga naar eind3 een lezing over Claude de Pontoux, die een boek uit het Italiaans vertaalde met preken bij de begrafenis van allerlei dieren, de veroordeling van de dieren in een aantal rechtszaken, het verhaal van de kruidenmarkt (Dit de l'Herberiè) van Rutebeuf (een komische monoloog uit de dertiende eeuw van een kwakzalver met een scherpe tong) en de literaire traditie en symbolisch waarde van de witte hinde in de Franse middeleeuwen en de Italiaanse renaissance. In twee lezingen werden de dieren en de problemen bij het categoriseren in de digitale Anglo-Norman Dictionary besproken en slechts drie lezingen handelden over grensgevallen in korte verhalen. Maar liefst vier medewerkers van Tiecelijn gaven acte de présence: Rik van Daele met een zeer gewaardeerde en verrassende lezing over de 27 fabels van Jean de la Fontaine die nog steeds in de eetzaal van het Nederlandse stoomschip Rotterdam te zien zijn;Ga naar eind4 Paul Wackers met een betoog over de allegorie in de Dialogus creaturarum; Gert-Jan van Dijk met een overzicht van de goden in de Grieks-Romeinse fabeltraditieGa naar eind5 en ik ten slotte met een lezing over de overeenkomsten en verschillen tussen de drukken over het leven en de fabels van Esopus van Heinrich Steinhöwel (1476-1477), Julien Macho (1484) en Gheraert Leeu (1485).Ga naar eind6 Daron Burrows van de Universiteit van Oxford sloot op de laatste zittingsdag de reeks lezingen af met een wel heel aparte lezing over obsceniteiten in Oudfranse teksten. Onder grote hilariteit gaf hij, nadat hij voor ons de benamingen van geslachtsdelen vanuit het Oudfrans in modern Engels had vertaald, enkele smeuïge voorbeelden uit o.a. de Roman de Renart, de Roman de Rou, Ipomedon (geschreven door Hue de Rotelande) en het Chanson de Guillaume waarin obscene zaken onverbloemd worden benoemd. Het gef*ck op zn Oudfrans was tijdens zijn lezing niet van de lucht, wat een van de studentes deed verzuchten dat zij nooit met dergelijk taalgebruik bij haar professor zou kunnen komen aanzetten. Een neerslag van deze lezingen zal in 2016 in Reinardus 27 gepubliceerd worden.Ga naar eind7 | |
[pagina 313]
| |
Assemblee generale: verlicht despotisme in de SIRZo'n vijftig deelnemers waren aanwezig bij de slotzitting. Met zichtbaar genoegen lichtte Baudouin van den Abeele de nieuwkomers in dat zij, of ze dat nu wilden of niet, lid waren van de SIR en dat de SIR geen statuten had en al helemaal geen democratische structuur, maar met harde hand werd geleid door een weliswaar verlicht maar toch despotisch bestuur. Niemand vond dit een ramp, blij als we waren dat er voor ons werd gedacht. Het volgende colloquium in 2017 zal hoogstwaarschijnlijk in Reading (spreek uit: ‘redding’) in zuidoost Engeland worden gehouden. Als suggesties voor een thema voor 2017 noemden de aanwezige leden onder andere: obsceniteiten in fabels, fabliaux en de dierenepiek, de context waarin deze teksten zijn ontstaan, eten en drinken in de teksten en hagiografieën met daarin voorkomende dieren. Paul Wackers, die samen met Brian Levy (1938-2004) en Kenneth Varty in 1987 het jaarboek van de SIR Reinardus oprichtten, werd door Van den Abeele bedankt voor zijn jarenlange inspanningen. Paul Wackers beeindigt na 28 jaar zijn hoofdredacteurschap en ontving van Van den Abeele een cd met een prachtige uitvoering van de Utopia Triumphans, polyfonische, renaissancistische koorzang door het Huelgas Ensemble o.l.v Paul van Nevel. Na de gebruikelijke mededelingen over het insturen van artikelen en de deadline voor het volgende jaarboek werden Richard Trachsler en Larissa Birrer met passende cadeaus bedankt voor de geslaagde organisatie van het eenentwintigste colloquium. Ook de vijf student-assistenten die ons vijf dagen bijstonden, werden in het zonnetje gezet en bedankt voor hun inzet, waarna het colloquium met ‘Hopefully, I see all of you in Reading’ afgesloten werd. | |
Het nuttige aangenaam verenigdHoratius zei het al: ‘utile dulci’ en dit was zeker het geval in Zürich.Ga naar eind8 Naast de serieuze programmaonderdelen had de organisatie ook dit keer weer gezorgd voor de nodige afleiding en ontspanning. Op de eerste avond maakten we een rondvaart over het meer van Zürich. Het vriendelijke personeel voorzag ons van allerlei lekkere hapjes en de nodige alcoholica, waardoor de stemming er al snel inzat. Iedereen zocht iedereen op en we genoten van het uitzicht en de verkoeling op het water op het voor- en achterdek. Op de tweede avond brachten wij een bezoek aan de Zentralbibliothek, de bibliotheek van de universiteit van Zürich. Na het welkomstwoord door de | |
[pagina 314]
| |
directeur Susanna Bliggenstorfer gingen wij opgesplitst in vier ‘taalgroepen’ (Duits, Frans en tweemaal Engels) de bibliotheek rond en kwamen wij elkaar op de trappen en in de gangen steeds weer tegen, wat voor de nodige hilariteit zorgde. We bekeken enkele prachtige oude drukwerken, onder andere de vierdelige encyclopedie van Konrad Gessner (1516-1565), die wel de Leonardo da Vinei van Zwitserland genoemd wordt. In zijn Historiae animalium, nog steeds een veel geraadpleegd standaardwerk, komen dieren voor die allang zijn uitgestorven. Ook beschrijft hij de eenhoorn, hoewel hij zich over zijn bestaan kritisch uitlaat. Daarnaast bekeken we enkele mooie prenten en foto's op de afdeling Graphische Sammlung und Fotoarchiv en in een aparte zaal - de handschriftenafdeling was vanwege een ingrijpende verbouwing gesloten - een selectie van enkele bijzondere manuscripten, speciaal voor ons geselecteerd, waarin afbeeldingen van dieren voorkwamen. Ik miste tijdens het bezoek wel 'T vonnis der dieren, over Reynaert den vos, de rijmdruk van Segher van Dort uit 1651. Dit boek, dat ik in 2003 in dezelfde bibliotheek in mijn handen heb gehad, is het enige dat nog bekend is, want een tweede exemplaar, dat zich tot het begin van de jaren 1980 in de abdij van de norbertijnen in Postel bevond, is verdwenen.Ga naar eind9 Wellicht had ik vooraf even een mailtje moeten sturen. Op vrijdagavond bood de organisatie ons een driegangendiner aan op het overdekte dakterras van een van de universitaire gebouwen. En weer was het genieten geblazen, maar dit keer van het mooie uitzicht over de stad, het meer en de omringende heuvels met in de verte de Alpen. Zondag 19 juli vertrok een grote touringcar met circa veertig deelnemers naar het klooster van Sankt Gallen, beroemd om zijn bibliotheek met zeker 150.000 werken, waaronder meer dan 400 handschriften van voor het jaar 1000. Het klooster is genoemd naar de Ierse missionaris Gallus, die zich daar in 612 in een kluis vestigde. Op die plek werd in het begin van de achtste eeuw een Karolingisch klooster gebouwd. Ook hier werden we in groepen opgesplitst. Dat zorgde zelfs bij de organisatie voor enige verwarring omdat groep 1 eigenlijk groep 2 was en groep 2 dus groep 1. Maar na wat gehannes kwam ook dit weer op zn pootjes terecht en konden we genieten van de prachtige handschriften, waaronder enkele Karolingische en Ottoonse manuscripten die tussen de achtste en elfde eeuw vervaardigd zijn en van een tekening van het kloosterplan uit 820. De schitterende, barokke bibliotheek maakte ook veel indruk. Voor kinderen was een 2700 jaar oude mummie van een Egyptische prinses de grootste attractie. In de Galluskapel, oorspronkelijk in 971 gebouwd, maar meerdere keren vervangen, kregen we aan de hand van 26 schilderijen door | |
[pagina 315]
| |
een gids de vita van de heilige Gallus te horen. Het tiende schilderij laat zien hoe Gallus een beer opdracht gaf hout te verzamelen voor een vuur. Alle slangen, wilde dieren en demonen verlieten toen het dal waar later het klooster gebouwd zou worden. Het verhaal van de beer kreeg in Appenzell, het volgde doel van de bustocht, nog een pikant staartje (waarover hierna meer). Appenzell, genoemd naar de kluis waar de abt van het klooster van Sankt Gallen zich regelmatig terugtrok, is vooral beroemd om zijn pittige Appenzeller kaas, die enkele deelnemers op aanraden van onze gids, een van de vijf student-assistenten, vanwege de hitte pas na de rondwandeling aanschafte. De hoofdstad van het kanton heeft enkele goed onderhouden historische huizen en een kerk uit 1824 met een toren daterend uit 1488. Op het grote marktplein komen praktisch elke maand de inwoners van de stad bijeen om met handopsteken al dan niet in te stemmen met voorstellen van de gemeenteraad; democratie ten voeten uit. Hieraan kan de SIR een puntje zuigen. Op de vlag van Appenzell, en dit is het hiervoor aangekondigde pikante staartje, staat een klauwende zwarte beer met een rode penis in erectie afgebeeld. In 1579 werd een oorlog met Sankt Gallen ternauwernood voorkomen, toen een drukkerij uit de stad Sankt Gallen de beer zonder penis (dus als berin) afbeeldde, hetgeen in Appenzell tot woedende reacties onder de mannelijke bevolking leidde. De terugtocht was adembenemend. Op de heenreis waren we door een landschap gereden dat aan Limburg deed denken, maar terug door de Alpen genoten we van hoog boven ons uittorende toppen, haarspeldbochten en van het ene imponerende panorama na het andere. | |
Een dikke vossenpluimAl met al was het een fantastische week met veel interessante lezingen, mooie excursies en een gastvrij onthaal, uitstekend georganiseerd door Richard Trachsler en Larissa Birrer en de vijf student-assistenten. De enige minpuntjes waren de hitte (maar daar was weinig aan te doen) en het ontbreken van de mogelijkheid om een powerpointpresentatie in OpenOflice uit te voeren, waardoor mijn lezing bijna de mist inging. Dit laatste lag meer aan mijn digitaal analfabetisme (het stond duidelijk in de richtlijnen) dan aan de medewerkers, die razendsnel OpenOflice voor me downloadden, waardoor ik halverwege de sessie voorzitter Paul Wackers hijgend kon meedelen dat mijn lezing toch | |
[pagina 316]
| |
doorgang kon vinden. Oef! Achteraf valt er eigenlijk niets te zeuren. Daarom een zeer dikke vossenpluim voor de organisatie in Zürich. |
|