Tiecelijn. Jaarboek 8 (jaargang 28)
(2015)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Reynaerts historie, strikt voor volwassenen
| |
[pagina 100]
| |
Voor het rooms-katholieke paternalisme in Nederland was de Informatie Dienst Inzake Lectuur (Idil), opgericht in 1937, verantwoordelijk. Hierdoor werd ‘het papieren gevaar, de eindeloze stroom van vieze druksels, schunnige prenten en onzedelijke boeken’ ingedamd.Ga naar eind2 In Vlaanderen richtte de priester Joris Baars (1888-1975) in 1923 het Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen op. Voor de oprichting van deze dienst kende de rooms-katholieke censuur al een lange traditie die teruggaat op de middeleeuwse scholastiek van Thomas van Aquino (1225-1274). Hij meende dat de mens zich zowel op het aardse, tijdelijke leven als op het hiernamaals moest orienteren. Het aardse gevoelsleven was in zijn opinie van een lagere orde dan het geestelijke leven. Om het zielenheil van de gelovige veilig te stellen moest hij behoed worden voor dwaalwegen door hem voor te schrijven wat wel en niet goed voor hem was. Dit resulteerde door de eeuwen heen tot ge- en verboden waarbij niet alleen boeken, maar ook kunstvormen als schilderen, beeldhouwen, muziek-, dans- en toneeluitvoeringen onder de loep werden genomen.Ga naar eind3 Het gaat te ver om hier dieper op de interessante geschiedenis van de censuur in de Lage Landen in te gaan. Belangrijk voor dit artikel is de Index librorum prohibitorum, vanaf 1559 tot 1966 een lijst van verboden boeken voor katholieken. In 1559 vertrouwde Paus Paulus IV het opstellen van die lijst toe aan de Heilige Congregatie van de Inquisitie van de Kerk (sinds 1966 de Congregatie voor de Geloofsleer). In de strijd tegen de opstandelingen in de Nederlanden stuurde Filips II (1527-1598) in 1566 Fernando Álvarez de Toledo y Pimentel, bij ons beter bekend als de hertog van Alva (1507-1582), naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Hij had de opdracht de gevolgen van de beeldenstorm te inventariseren om de beschadigde kerken en kloosters te herstellen. Zijn bewind was vanaf het begin grimmig. Hij richtte de Raad van Beroerten op, in de volksmond ‘de bloedraad’, waardoor meer dan 1.000 mensen om het leven kwamen, en beperkte de persvrijheid. Alva gaf aan theologen van de Leuvense Universiteit eindjaren zestig de opdracht een index samen te stellen van verboden auteurs, verboden boeken en verboden passages, toegespitst op de Lage Landen. Christoffel Plantijn (1520-1589) drukte van 1569 tot 1571 verschillende versies van deze Index. Tot zijn eigen verbazing las hij dat zijn Reynaertdruk uit 1566 ook tot de verboden boeken behoorde.Ga naar eind4 Hij had dit boek in een oplage van 1600 stuks gedrukt. Hiervan had hij er nog 950 in voorraad die hij stuk voor stuk moest verpulveren.Ga naar eind5 Slechts twee exemplaren zijn, zover ons bekend is, overgeleverd.Ga naar eind6 | |
[pagina 101]
| |
De gedrukte Nederlandse ReynaerttraditieTitelpagina Hn1589, A1r.
Niet alleen werden boeken vernietigd, zij werden ook herschreven. Het mooiste voorbeeld in de Nederlandse Reynaerttraditie is natuurlijk de aanpassing van het Zuid-Nederlandse volksboek. Na de prozaversie van Reynaerts historie, een bewerking van Reynaerts historie (in de Reynaertstudie bekend als hs. B) uitgegeven door Gheraert Leeu in 1479, volgden een prozaversie van Jacob Jacobszoon van der Meer in 1485, een rijmdruk - ook van Gheraert Leeu - tussen 1487 en 1490, twee drukken gemaakt door Plantijn in 1564 en 1566 (in het vervolg de Plantiniana genoemd) en een lange reeks van eenvoudige drukken in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, de zgn. volksboeken (voortaan Hn1589 en Hz1700). De Noord-Nederlandse volksboeken werden gedrukt tussen 1589 en 1895, de Zuid-Nederlandse vanaf het eind van de zeventiende tot het begin van de twintigste eeuw. De oorsprong van de Plantiniana en de volksboeken is onbekend. Zeker is dat er minstens een druk moet hebben bestaan tussen 1490 en de Plantiniana. Paul Wackers en Erwin Verzandvoort noemen de periode waarin deze druk is gemaakt ‘de tussenfase’.Ga naar eind7 In hun artikel over de bewerkingstechniek in de Reynaerttraditie bespreken zij de aanpassingen in de hiervoor genoemde drukken. Zij onderscheiden een drietal typen van ingrepen: verkortingen, vereenvoudigingen en weglatingen of wijzigingen.Ga naar eind8 Het meest in het oog springend zijn wel de aanpassingen in het Zuid-Nederlandse volksboek ten opzichte van de Plantiniana en het Noord- | |
[pagina 102]
| |
Nederlandse volksboek.Ga naar eind9 Dit was het gevolg van de censuur. De Reynaert heeft een tijdlang in de Index librorum prohibitorum gestaan. Pas nadat het boek gezuiverd was van religieuze, maatschappelijke en al te scabreuze passages mocht het na goedkeuring door de kerkelijke overheden uitgegeven worden. In Hz1700 treffen we op de laatste pagina dan ook een zgn. approbatieGa naar eind10 aan: Titelpagina Hz1700, Air.
Desen Boeck aldus verbetert, is goedt ende bequaem ghevonden soo voor de Schole als andere Persoonen, en de dient niet alleen tot recreatie, maer oock tot moralisatie. Actum Antverpise 15. Novemb. 1631. Maximilianus van Eynatten Can. ende Scholaster. (Hz1700, D8v) Opmerkelijk is de datering van de approbatie: 15 november 1631. Van Eynatten is in 1631 overleden. Dit zou betekenen dat er eerder in de zeventiende eeuw een Zuid-Nederlandse druk is uitgebracht. Over deze kwestie, maar ook over de Nederlandse Reynaerttraditie heeft Willy Feliers in 2006 een uitstekend artikel geschreven, zodat ik kan volstaan met verwijzing naar zijn bespreking.Ga naar eind11
Om na te gaan wat de censor van het Zuid-Nederlandse volksboek verwerpelijk vond, hoeven wij maar de aanpassingen van de bewerker ten opzichte van het Noord-Nederlandse volksboek te vergelijken. Hieronder volgen de resultaten van mijn inventarisatie. Enige overlap met het artikel van Wackers en Verzandvoort uit 1989 is onvermijdelijk. Zij behandelden in grote lijnen de be- | |
[pagina 103]
| |
werkingstechniek in de gedrukte Reynaerttraditie en gaan hier en daar dieper in op bepaalde aanpassingen die zeer de moeite waard zijn, maar voor dit artikel te omvangrijk om te bespreken. Waar nodig zal ik naar hun artikel verwijzen. Soms heb ik ook Leeu 1479 en de Plantiniana geraadpleegd om na te gaan wat er van de oorspronkelijke teksten in de volksboeken is overgebleven. Want al in Leeu 1489 en de Plantiniana, en wellicht al in de druk(ken) in de ‘tussenfase’, zijn flink wat passages aangepast of verwijderd. Om de tekst niet te verzwaren, verwijs ik slechts naar de pagina's in mijn editie De gedrukte Nederlandse Reynaerttraditie.Ga naar eind12 De betreffende passages zijn dan eenvoudig terug te vinden.Ga naar eind13 De inventarisatie volgt de indeling in episodes in mijn editie. | |
ProloogIn Hn1589 wordt in de voorrede (‘Totten Leser’) een opsomming van de verschillende maatschappelijke standen gegeven. De geestelijke stand wordt in Hn1589 als volgt gekarakteriseerd: ‘Inden eersten, den gheestelijcken staet wort gheleken byden Dasse. Ende bedectelijck worden dese begrepen van ghiericheyt ende oncuysheyt’ (p. 13). De hele zin ontbreekt in Hz1700. De edelen worden in Hz1700 als eerste genoemd; ‘den gheestelijcken staet’ is in Hz1700 verwijderd (p. 13-15). | |
HofdagHet verhaal begint in Hn1589 met ‘Het gheschiede ontrent Pinxteren’. Deze openingszin is in Hz1700 aangepast: ‘Het gheschiede in den tijdt als de Beesten spraecken / ontrent den Mey’ (p. 17). De verwijzing naar het christelijke feest is verwijderd. Opvallend is de toevoeging over de sprekende beesten. In geen van de voorlopers van Hz1700 is daar sprake van.Ga naar eind14 De zin waarin aangegeven wordt dat koning Nobel ‘om des hoochtijts wille van Pinxteren / een groote feest houden wilde’ is in Hz1700 ingekort: ‘een groote Feeste houden wilde’ (p. 17). De verwijzing naar Pinksteren is ook hier verwijderd. In de aanklacht van Isegrim wordt in Hz1700 alleen het bepissen van de welpen genoemd. Van de aanklacht van Isegrim over verkrachting van Hersinde door de vos, die in Hn1589 aangeduid wordt als ‘die schande ende oneere die | |
[pagina 104]
| |
hy mijnen Wijve ghedaen heeft’, blijft in Hz1700 alleen een vage verwijzing over: ‘de schande die hy mijnen wijve ghedaen heeft’ (p. 19).Ga naar eind15 De aanklacht van de bever over ‘Kuwaert’ de haas (Ruwaert den Hase in Hz1700) is in Hz1700 aangepast. In Hn1589 beloofde Reynaert aan Kuwaert: ‘dat hy hem zijnen Credo leeren soude / ende dat hijer een goet Capelaen af maken wilde. Waerom hijen tusschen zijn beenen dede sitten / ende hielen daer wel vaste.’ In Hz1700 belooft de vos hem ‘dat hy hem soude leeren singen een Liedeken / daer mede hy de Hase winden (als hy van haer ghejaeght wordt) soude doen stille staen / om hem middel tijdt van hun te bevrijden. Doen dede hy hem sitten tusschen zijn beenen / ende hiel hem daer wel vast.’ (p. 23). Het Credo is vervangen door het leren zingen van een liedje.Ga naar eind16 Het laten stil staan van hazewindhonden lijkt een allusie op de legende over de heilige Aegidius (ca. 640-724) waarin de heilige dankzij de hulp van God jachthonden stil kon laten staan, zodat een hinde hem van haar melk kon laten drinken.Ga naar eind17 Aegidius of Gillis is de patroonheilige van o.a. Sint-Gillis-Waas en Sint-Gillis-Dendermonde. In de verdediging van zijn oom gaat Grimbeert de das uitgebreider in op de mogelijke verkrachting van Hersint door Reynaert. De vos zou dit gedaan hebben om haar zijn vriendschap te willen bewijzen of uit hoffelijkheid: ‘Ende ofter doen Reynaert zijnen wille mede bedreef / om haer een vrientschap oft heuscheyt daer mede te bewijsen / is daer so grooten quaet in gelegen?’ (p. 27). Deze vergoelijking ontbreekt in Hz1700. Grimbeert eindigt de verdediging met de vaststelling dat Reynaert zijn leven heeft verbeterd sinds de afkondiging van de vrede door de koning. Hij vast, kastijdt zijn lichaam en draagt een haren kleed. Sinds een jaar eet hij geen vlees meer en wil alleen nog maar deugdelijk leven. Deze hier geparafraseerde passage vol met allusies op de veertig dagen durende vastentijd, voorgeschreven door de rooms-katholieke kerk, en de herinnering aan de leefstijl van Johannes de Doper, zien we niet terug in Hz1700 (p. 31). De lijkstoet van Coppe: Hn1589, A5v.
| |
[pagina 105]
| |
In de rouwstoet met de dode kip Coppe die het hof wordt binnengedragen, ontbreken in Hz1700 de brandende kaarsen die haar broers Cantaert en Craeaert dragen (p. 33). In de klacht van Canteclaer de haan wordt in Hn1589 Reynaert voorgesteld als een heremiet, gekleed in een haren kleed op zijn naakte huid en ‘voorts alle ander Cleederen eenen Heremijt toebehoorende.’ Reynaert heeft Cantecleer verzekerd dat hij geen vlees meer eet en dat hij vanwege zijn ouderdom boete wil gaan doen voor zijn zielenheil. Deze hele passage is geschrapt in Hz1700 (p. 35). Nadat de haan is uitgesproken zegt Nobel tegen Grimbeert de das: ‘Hoort ghy wel mijn Heer die Dasse / hoe hem uwen Oom begeuen heeft om zijn Leuen te beteren / ende voortaen wel ende duechdelic te leuen? Verstaet ghy nu wel hoe hy vast / ende ophout van Vleysch te eten?’ De ironische vragen van de koning over zijn voornemen om deugdelijker te gaan leven, het vasten en het niet meer eten van vlees ontbreken in Hz1700 (p. 39). De marmeren grafsteen alsmede het grafschrift ‘Hier leyt die schoone Coppe / Cantecleers Dochter / die Reynaert deerlicken vermoort heeft / hebt haer in gedenckenisse / wantse onnoselicken in haer doot gecomen is.’ zijn verwijderd in Hz1700 (p. 39). | |
Eerste indaging (Bruun de Beer)Bruun door dorpers mishandeld: Hz1700, A6r.
Als Reynaert Bruun zover heeft gekregen dat hij meegaat naar de plek waar ‘honing’ te vinden is en Reynaert doet alsof hij nog twijfelt aan het verzoek van Bruun om de honing te gaan zoeken, antwoordt Bruun: ‘So helpt my God’. Het inroepen van de hulp van God is geschrapt in Hz1700 (p. 49). | |
[pagina 106]
| |
Opvallend is dat de stoet van dorpelingen ten opzichte van Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie sterk is ingekort in zowel Leeu 1479 als in de Plantiniana, Hn1589 en Hz1700. In Leeu 1479 zullen wij ‘Vrouwe vulmaerte’, ‘Ludmoer metter langher nesse’, ‘Hughelijn metten crommen beene’ en ‘vrauwe ogernen’ die kromme kaarsjes recht maakt uit Van den vos Reynaerde tevergeefs zoeken.Ga naar eind18 Vanaf de Plantiniana, Hn1589 en Hz1700 ontbreken alle kerkelijke attributen. Zo missen we de paap met de staf van het kruis en de koster met een vaan. Juloke, de vrouw van de paap, komt met haar spinrok niet meer voor in de stoet. Maar ook ‘Heer bertolt mitten langen vingeren’, nog wel in Leeu 1479, vinden we niet meer terug. De tot de verbeelding sprekende stoet wordt door de jaren heen almaar korter. Vanaf Plantijn 1564 zijn het nog slechts de ‘ghebueren [...], de welcke haestelijck quamen geloopen, deen met eenen stocke, dander met een vorcke, ende den derden met eenen vlegel. Oock quamender toe geloopen oude quenen met hen spinrocken’ (p. 54-57). Ook de bespotting door Reynaert, nadat Bruun zo toegetakeld is, is al vanaf de Plantiniana sterk ingekort. Reynaert vraagt in Leeu 1479 aan Bruun spottend in welke orde Bruun wil gaan intreden. Hij vergelijkt de beer met een monnik of een abt, die zijn caproen (kap) heeft afgedaan, waardoor de tonsuur zichtbaar is. Als Reynaert ziet dat Bruuns klauwen beschadigd zijn, vraagt hij of hij zijn handschoenen heeft uitgedaan, alsof hij de metten wil gaan lezen. In de Plantiniana en Hn1589 resteren alleen nog de vraag in welke orde Bruun wil toetreden en de tonsuur, de kap en de handschoenen die Bruun volgens Reynaert vanwege de warmte heeft uitgedaan. Van de vergelijking met een monnik of een abt en de vermelding van de metten is geen sprake meer. In Hz1700 zijn alle religieuze toespelingen verwijderd, alleen het blote hoofd en het uitrekken van de handschoenen vanwege de warmte vinden we nog terug (62-63). | |
Tweede indaging (Tibeert de kater)Aan het begin van de tweede indaging vliegt een Sint-Maartensvogel Tibeert de kater links voorbij, een slecht voorteken. In Hz1700 is de hele passage over de Sint-Maartensvogel verwijderd (p. 69). Als Tibeert bij zijn aankomst Reynaert begroet, spreekt hij de wens uit dat de Almachtige Heer hem een goed en lang leven mag geven. In Hz1700 is de Almachtige Heer vervangen door ‘ick wensch u een goet ende lanck leven’ (p. 69). De paap is al in Plantijn 1564 veranderd in ‘de meester vanden huyse’ (p. 72). Ook dat de meester naakt op | |
[pagina 107]
| |
Tibeert afkomt en dat de kater een van zijn testikels afbijt is al vanaf Plantijn 1564 aangepast. Tibeert bijt vanaf 1564 de man niet een testikel maar zijn neus af (p. 74-75). Een opmerkelijke aanpassing is dat al vanaf Plantijn 1564 Juloke niet meer bij haar naam genoemd wordt, maar als ‘de vrouw’ van ‘de man vanden huyse’ (p. 74-75). Als Reynaert de jammerklachten van de vrouw hoort, bespot hij haar ‘Swijcht Vrouwe en heeft uwen man genen neuse / so en sal hy niet riecken als ghy v achter poorte open doet.’ In Hz1700 is deze zin verwijderd (p. 77). | |
Derde indaging (Grimbeert de das)In Hn1589 worden in de hoofdstuktitel de biecht van Reynaert en de absolutie door Grimbeert aangekondigd. Deze hoofdstuktitel is verwijderd in Hz1700 (p. 83). Ook de wens van Reynaert om te biechten en de openingswoorden van de rooms-katholieke biecht ‘Confitebor tibi’ zijn verwijderd in Hz1700. Wel somt hij al zijn misdaden op waarbij ‘die cruyne’ van de beer in Hz1700 vervangen wordt door ‘sijn hooft’.Ga naar eind19 De moralisatie ‘Inden noot en isser genen beteren middel noch remedie dan leetwesen ende belijdinghe der sonden/ om van Godt barmherticheyt te verkrijghen’ vindt men niet terug in Hz1700 (p. 85). Consequent is ook dat de hoofdstuktitel waarin wordt aangekondigd dat Reynaert zijn biecht vervolgt over hoe hij de wolf bedrogen heeft, verwijderd is in Hz1700 (p. 87). De passage in Hn1589 waarin Reynaert Isegrim tot monnik maakte en hem laat intreden in een klooster is in Hz1700 verwijderd. Daarvoor in de plaats leert hij Isegrim alleen het klokkenluiden zonder de vermelding van de intrede van Isegrim. De paap van wie Isegrim een vette kapoen stal, is al in Plantijn 1564 ‘de man vanden huyse’ (p. 86-87). Dat Reynaert, na aandringen van Grimbeert, uiteindelijk toegeeft dat hij met zijn tante geslapen heeft, is ook al in Plantijn 1564 verwijderd (p. 90-91). Nadat Reynaert zijn biecht gedaan heeft, stelt Grimbeert de penitentie vast en geeft hij Reynaert de absolutie. Het zal u niet verbazen dat ook deze passage ontbreekt in Hz1700. In plaats daarvan vraagt de vos aan Grimbeert of hij hem, na al zijn bekentenissen, wil bijstaan als hij voor de koning verschijnt (p. 91). De penitentie - Reynaert moet zich driemaal hard met een twijgje op zijn rug slaan en driemaal over het twijgje heen springen zonder de knieen te buigen - vinden we uiteraard ook niet terug in Hz1700 (p. 93). | |
[pagina 108]
| |
Veroordeling en verzoeningNiet alle verwijzingen naar God zijn geschrapt in Hz1700. Als Reynaert voor de koning staat, spreekt hij de wens uit dat God de koning moge bewaren. Ook dat God eens de ‘schalcke loghenaers’ en de ‘deughdelijcke lieden’ zal belonen naar hun werken is terug te vinden in Hz1700 (p. 97). Verderop in de begroeting roept Reynaert in Hz1700 ook God aan als hij zich voor de koning verdedigt tegen de beschuldiging dat hij de koninklijke boden verminkt heeft: ‘Och Godt (sprack Reynaert) om dat den eenen heeft honigh willen eten / ende is daerom gheslaghen gheweest / om dat Tybaert den Kater by naghte heeft gaen stelen buyten mijnen wille’ (p. 99). Dit is dan weer niet het geval als de koning Reynaert tot de galg veroordeelt. In Hz1700 is de zin ‘Ende somen gemeynlic seyt: Godt helpt die sterckste.’ verwijderd (p. 101). Vlak voordat Reynaert de strop om krijgt, vraagt hij aan de koning of hij nog een openbare biecht mag doen. Dit is in Hz1700 vervangen door: ‘openbaerlijck alle mijne quade feyten te vertellen’ (p. 109). In het leugenverhaal dat dan volgt, is het tussen haakjes geplaatste ‘Godt danc’ als Reynaert begint te vertellen over de schat die hem behoedde voor de hongersdood, geschrapt in Hz1700 (p. 111). Reynaert zegt angst te hebben voor de hel en de verdoemenis van zijn ziel, als hij de koning niet op de hoogte zou brengen van het complot, waarbij zelfs Reynaerts vrienden betrokken zijn. De hel en de verdoemenis van zijn ziel zijn vervangen. In Hz1700 is het Reynaert te doen om ‘de welvaert van den Coninck ende zijne Landen’ (p. 113). Grimbeert die, volgens het leugenverhaal van Reynaert, betrokken zou zijn bij het complot, verklapt in een dronken bui het complot aan zijn vrouw. Zij ‘biecht’ dit op aan Hermeline. In Hz1700 ‘vertelt’ zij het haar ‘in secreet’ (p. 117). In de fabel van de kikkers die een koning of leider wilden hebben, is God in Hz1700 verwijderd. Wel baden zij en werd hun gebed verhoord, zonder dat vermeld wordt tot wie zij baden en wie hun gebed verhoorde (p. 119). Dat Reynaert bidt tot God dat Hij de koning zou beschermen tegen al zijn vijanden is in Hz1700 zonder aanpassing overgenomen (p. 121). Als de koning tegen de koningin zegt dat hij Reynaert niet gelooft al ‘songe hy wel zijn articulen des geloofs’ is in Hz1700 aangepast: ‘al dede hy thien eeden’ (p. 127). In de Plantiniana, Hn1589 en Hz1700 ontbreekt de getuigenis van Cuwaert over Kriekeputte (p. 130).Ga naar eind20 Reynaert moet van de koning mee naar het Verholen Dal.Ga naar eind21 Reynaert zegt dan dat hij in ban is gedaan door de paus en dat hij een reis wil maken naar Rome en het Heilige Land om uit de ban ontslagen te | |
[pagina 109]
| |
worden en zijn leven te beteren, waardoor hij niet mee kan naar het Verholen Dal. Vanaf de Plantiniana zijn deze pauselijke banvloek, maar ook de reis naar Rome en het Heilige Land verwijderd. In de Plantiniana en Hn1589 hebben de dieren hem in de ban gedaan vanwege zijn misdaden. In Hz1700 hebben de dieren hem zijn ‘doodt ghesworen’. Wel wil Reynaert vanaf de Plantiniana zijn leven gaan beteren zodat hij weer in de gratie kan komen bij alle dieren (p. 132-133). | |
Wraak en voorgenomen vluchtIsegrim en Bruun worden gevild: Hn 1589, C8r.
Reynaert vraagt, na de gevangenneming van Bruun, Isegrim en Hersint, aan de koningin om schoenen en een kap (capruyn) - respectievelijk de voorpoten van Isegrim, de achterpoten van Hersint en de huid van Bruun - die hij nodig heeft om op pelgrimage te gaan. Opmerkelijk is dat vanaf de Plantiniana de scerpe (een reistas) gemaakt van de huid van Bruun een capruyn (in Hz1700 een ‘keuvel’Ga naar eind22 genoemd) geworden is (p. 136-139). Alle verwijzingen naar zijn voorgenomen pelgrimage zijn in Hz1700 verwijderd. Daarvoor in de plaats is er steeds sprake van ‘een verre voyagie’ (p. 137) of ‘een (verre) reyse’ (p. 139, 141 en 143). Ook de male (reistas) en de palster (pelgrimsstaf) en de weigering van Bellijn om hem de zegen te geven omdat Reynaert in de ban is ontbreken in Hz1700. Vreemd genoeg vraagt de koning zich later af, als Bellijn met de reistas op het hof aankomt, waarom Reynaert zijn reistas niet zelf draagt (p. 141 en 157).Ga naar eind23 Reynaert belooft in Hn1589 aan de koningin tijdens zijn pelgrimage voor haar te bidden. In Hz1700 belooft Reynaert slechts dat hij voor haar tot God zal bidden. De verwijzing naar de pelgrimage ontbreekt ook hier (p. 139).Ga naar eind24 | |
[pagina 110]
| |
Onderweg naar Malpertuus vleit Reynaert Bellijn en Cuwaert: ‘Ghy zijt beyde van goede zeden / ende van heyliger conuersatien / ghy leeft geheelick ghelijck ick dede / doen ick Cluysenaer was.’ In Hz1700 is dit ingekort tot: ‘Ghy zijt beyde van goede reden’. Van het kluizenaarschap van de vos is in Hz1700 geen sprake (p. 147). Tijdens de uitleg van Reynaert aan Hermeline (Armelijne in Hn1589 en Hz1700) over al zijn avonturen aan het hof zijn alle verwijzingen naar de pelgrimage in Hz1700 ook hier weer omgezet in ‘een verre reyse’. Als Cuwaert roept naar Bellijn dat ‘Dese Pelgrim’ hem wil vermoorden is dit in Hz1700 veranderd in ‘Reynaert wilt my vermoorden’ (p. 149). Armelijne weet Reynaert ervan te overtuigen dat zij gerust in hun burcht vol geheime plaatsen en doolhoven kunnen blijven. De koning zal hen niet kunnen vinden ‘totten dage des Oordels’. In Hz1700 is dit omgezet in: ‘al socht hy jaeren ende dagh’ (p. 151). Als Armelijne Reynaert eraan herinnert dat hij de koning beloofd heeft ‘te gaen in pelgrimagie ouer die zee’ is dit in Hz1700 consequent aangepast: ‘Maer hebt gy voor hem belooft een verre reyse te doen’ (p. 153). | |
Verlenging van de hofdagTiecelijn de raaf klaagt bij de koning over de moord op zijn vrouw. Nooit hoorde men van zoveel moorden en verraad dan dat ‘Reynaert, uwe Pelgrim (God woutsGa naar eind25), dagelicx en doet.’ In Hz1700 is ‘uwe Pelgrim (God wouts)’ verwijderd (p. 165). Ook in de klacht van Lampreel het konijn zijn wijzigingen aangebracht. De zin ‘ten zijn niet al heylighe lieden die onder tdecsel van heylicheydt comen’ vindt men niet terug in Hz1700. Ook de rozenkrans biddende Reynaert, waardoor Lampreel denkt dat de vos geen kwade bedoelingen heeft, is aangepast. De vos bidt in Hz1700 geen rozenkrans, maar toont slechts zijn ‘vriendelijck gelaet’ (p. 169). | |
Tweede komst naar het hofOp weg naar het hof biecht Reynaert bij Grimbeert zijn laatste zonden, vanaf het mishandelen van het wolvenpaar en Bruun tot en met het afbijten van een oor van Lampreel. Ook biecht hij dat hij Isegrim te grazen heeft genomen. Wat dan volgt is de bekende fabel van de merrie en het veulen dat Isegrim wilde | |
[pagina 111]
| |
kopen. In Hz1700 is van een biecht geen sprake, maar vertelt Reynaert aan Grimbeert uitvoerig over zijn misdaden (p. 183-189). Het spreekt voor zich dat de zegen en de absolutie ook in Hz1700 niet zijn terug te vinden. In plaats daarvan vraagt Reynaert aan Grimbeert, omdat hij nu al zijn misdaden heeft verteld, hem te beschermen en te verdedigen bij de koning (p. 189). | |
Rede over de ontmoeting met MertijnReynaert komt uiteindelijk ‘met Grimbaert zijnen Biechtvader ten Houe’. In Hz1700 is ‘zijnen Biechtvader’ geschrapt (p. 193). Als Reynaert zijn aanslag op Lampreel verdedigt, dist hij een leugenverhaal op dat begint met: ‘Het is geschiet gisteren morgen / so ick mijn getijden las voor die deure’. Het lezen van de getijden is in Hz1700 aangepast: ‘Het is geschiet gisteren morgen soo ick voor mijn poorte sat’ (p. 199). Hij gaf, zo liegt hij verder, Lampreel brood ‘want het was Woensdach / inden welcken ick geen vleesch en ete / om der penitentiën die my ghesedt is van mijnen Biechtvader.’ De hele zin is verwijderd uit Hz1700 (p. 201). ‘Oom Marten die Pape’ wordt in Hz1700 ‘mynen Oom den Keyserlijcken Arent’. Maarten de paap belooft om aan de paus in Rome te vragen Reynaert zijn zonden kwijt te schelden en uit de ban te ontslaan. In Hz1700 gaat oom Arent de keizer verzoeken om aan de koning te vragen favorabel recht toe te passen.Ga naar eind26 De hele passage over simonie alsmede de bedenkelijke kennissen van de paap, ‘Grijpteal, Luystert nauwe en Goede Inuentie’, is verwijderd in Hz1700 (p. 205). In Hn1589 raadt Maarten de paap Reynaert aan om hulp te vragen aan zijn vrouw (Rukenau de apin), die zeer geleerd in de rechten is. Dit advies ontbreekt in Hz1700. Daar belooft oom Arent naar het hof te komen met een gesloten brief van de keizer aan de koning. De tekst in Hz1700 wijkt hier sterk af van de vergelijkbare passages in Leeu 1479, de Plantiniana en Hn1589.Ga naar eind27 | |
Rede van RukenauNadat Lampreel en Tiecelijn het hof verlaten hebben en geen van de dieren Reynaert durft aan te klagen, komt de koning zelf met een aanklacht: de moord op Cuwaert. Daarbij herinnert hij Reynaert aan de grote eer die hij hem | |
[pagina 112]
| |
gedaan heeft door hem een palster en een male mee te geven en zijn edelen (Cuwaert en Bellijn) met hem mee te sturen om hem uitgeleide te doen. De palster en de male zijn verwijderd uit Hz1700. Het uitgeleide doen van de edelen is in Hz1700 gehandhaafd. In Hn1589 herinnert de koning Reynaert eraan dat hij hem zijn zonden heeft vergeven. Deze zin is in Hz1700 aangepast: ‘doen ick u vergaf u quade feyten’ (p. 213). | |
Rede over de sieradenReynaert doet alsof hij niet weet dat Cuwaert dood is: ‘Is Kuwaert mijnen goeden Vrient ouerleden? Godt hebber die siele af.’ In Hz1700 is het hem ‘hertelijck leedt’, God wordt niet genoemd (p. 237). Reynaert begint dan zijn leugenverhaal over de verdwenen juwelen. Als Rukenau voorstelt meester Robbicolio (in Reynaerts historie en Leeu 1479 meester Akarijn) te vragen een bezwering uit zijn boeken voor te lezen, in de hoop dat de dief dan bekend wordt, maakt Reynaert natuurlijk bezwaar, want stel je voor dat men erachter komt dat hij een potje staat te liegen: ‘het waer al verloren arbeyt.’ In Hz1700 wordt toegevoegd: ‘ten is niet goddelijck met swerte konsten om te gaen/ ende den duyvel raedt te vraeghen.’ (p. 239). In Hnl489 staan in de ring drie Hebreeuwse namen gegraveerd die Reynaert niet kan lezen. Hij vraagt aan meester Alcoribras (‘een seer geleert Iode in alle consten ende talen’, in Reynaerts historie en Leeu 1479 ‘meester Abrioen’) om uitleg. Meester Alcoribras, de vraag van Reynaert en de daarop volgende uitleg met verwijzingen naar het Oude Testament, zijn verwijderd in Hz1700 (p. 241). De bewerker lette even niet op, want even verderop in Hz1700 is er sprake van ‘Den voorseyden Meester’, die dus nergens in Hz1700 genoemd wordt (p. 243). De kam, die ‘zijns gelijc onder den Hemel niet en was’, wordt in Hz1700: ‘sijns gelijck op den Aert-bodem niet en was’ (p. 245). Het hout van de spiegel is van zo'n goede kwaliteit dat Salomon zijn tempel ermee liet bekleden. De verwijzing naar Salomon en zijn tempel ontbreekt in Hz1700 (p. 251). Na de fabel van de verdeling van het kalf door de vos (ook bekend als de fabel van het leeuwendeel) vraagt de koning aan Reynaert hoe hij zo welgemanierd (‘huesschelicken’) had leren delen. De vos antwoordt dat hij dat geleerd had van ‘mijnen Heere de Capelaen / die daer teghenwoordich was met zijnder ronder cruynen.’ (bedoeld wordt Isegrim). In Hz1700 heeft Reynaert het geleerd van ‘Grimbaert den Das mijnen Neve’ (p. 275).Ga naar eind28 De koning, in de overtuiging dat Reynaert geen blaam | |
[pagina 113]
| |
treft, ‘absolveert’ hem van de moord op Cuwaert en het verlies van de juwelen, in de hoop dat ze ooit gevonden zullen worden ‘belieuet God’. In Hz1700 wordt Reynaert ‘vrijgesproken’ en ontbreekt ‘belieuet God’ (p. 277). | |
Woordgevecht tussen vos en wolvenpaarIn de aanklacht van de wolf over Hersint, die met haar staart vissen probeerde te vangen in een dichtgevroren wak, ontbreekt in Hz1700 de toevoeging ‘die Duyuel en hadse niet connen ghehelpen.’ In Hz1700 staat: ‘want sy te hert bevrosen sat.’ (p. 281). Als de vos de meerkat met haar twee lelijke kinderen bezoekt, neemt hij afscheid: ‘ic wil v den Heere beueelen’. In Hz1700 is dit aangepast: ‘ick wil oorlof nemen’ (p. 295). De wolf begroet de meerkat met ‘Benedicite’. Het doet denken aan een lied dat gebruikt wordt in een rooms-katholieke getijdengebed: ‘Benedicite, omnia opera Domini’.Ga naar eind29 Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze groet ontbreekt in Hz1700. De wolf wordt door de meerkat en haar kinderen zwaar verwond, zo erg dat zij zelfs ‘oock bycans alle zyn sondaechsen tabbert’ verscheurden. In Hz1700 staat op deze plek ‘ende het was wonder datse hem d'ooghen uyt het hooft niet en haelden’ (p. 301). Een ‘tabbert’ (moderne schrijfwijze ‘tabbaard’ of ‘tabberd’) is o.a. een bisschopsgewaad (denk aan het Sinterklaasliedje Sinterklaas, goed heiligman / trek je beste tabberd an). De ‘duyuelinne mit haer twee kinderen’ wordt in Hz1700 een ‘monster met haer twee jonghen’ (p. 301). | |
DuelRukenau geeft Reynaert allerlei smerige adviezen om als overwinnaar uit de strijd te komen. Een daarvan is het bidden van een gebed dat zij van de Abt van Bandelo [sic]Ga naar eind30 heeft gekregen. Wie dit gebed op z'n nuchtere maag leest, zal die dag onoverwinnelijk zijn. Zij zal het Reynaert de volgende dag voorlezen. In Hz1700 is dit advies verwijderd (p. 305). Even verderop in het verhaal ontbreekt dit pseudogebed (‘Blarde / scay / alphemo / rasbuegorfons / albufrio’) en de dankzegging van Reynaert voor de ‘de heylige woorden’. In Hz1700 spreekt Rukenau Reynaert alleen maar moed in en herinnert zij hem aan de adviezen die zij hem daags tevoren heeft gegeven (p. 309). | |
[pagina 114]
| |
Het duel: Hz1700, D6r.
Als Isegrim Reynaerts uiteindelijk in een wurggreep heeft en Reynaert zich overgeeft, belooft hij dat hij op pelgrimage gaat om aflaten voor Isegrim en zijn ouders te gaan halen in Rome en in ‘S. Iacobs’ (Santiago de Compostella). Deze belofte ontbreekt uiteraard in Hz1700 (p. 323). Reynaert weet te ontsnappen uit de wurggreep door Isgerims ‘gemachte’ vast te knijpen waardoor de wolf van pijn moest pissen, bloed spuwen en schijten. In Hz1700 wordt Isegrim onder zijn buik gegrepen, zonder nadere aanduiding, en spuwt hij van pijn alleen maar bloed. Het poepen en pissen is achterwege gelaten (p. 331). | |
AfrondingIn de laatste episode zijn geen grote aanpassingen ten gevolge van de censuur aangebracht. | |
Reynaert den vos, oft der dieren oordeel, een slap verhaaltjeWe hebben een kijkje kunnen nemen in het hoofd van de bewerker door het Zuid-Nederlandse volksboek uit ca. 1700 te vergelijken met het Noord-Nederlandse uit 1589. De censor en de bewerker, we weten niet hoe zij heetten, hebben zich er niet met een jantje-van-leiden vanaf gemaakt. Zeer rigoureus zijn zij te werk gegaan. Zij blijken hypergevoelig voor alles wat maar zweemt naar bespotting van de katholieke kerk. Niet alleen overduidelijke verwijzingen, zoals de das als toonbeeld van de verderfelijke geestelijkheid in de opsomming van de standen in het voorwoord in Hn1589, maar ook woorden die maar | |
[pagina 115]
| |
in de verte associaties konden oproepen met het katholicisme, zijn verwijderd of drastisch aangepast. Alle geestelijken, zowel seculieren als regulieren en verwijzingen naar hun gewaden en religieuze attributen, zijn verdwenen in Hz1700. Ook heidens bijgeloof vindt geen genade in de ogen van de censor, getuige de verwijdering door de bewerker in Hz1700 van de Sint-Maartensvogel, die Tibeert de kater links voorbij vliegt, en het pseudogebed van meester Robbicolio dat Rukenau over Reynaert uitspreekt. De pelgrimage en alle verwijzingen, maar ook alle verwijzingen naar de pauselijke ban zijn geschrapt. Niet alle verwijzingen naar God heeft de bewerker verwijderd. Als het in zijn kraam te pas kwam, nam de hij de tekst ongewijzigd over. Merkwaardig is zijn waarschuwing in Hz1700 dat men zich niet met zwarte kunst moet inlaten en de duivel niet om raad moet vragen. Deze waarschuwing is in geen van de voorlopers van de Reynaert terug te vinden. Opvallend is verder dat de bewerker in Hz1700 vooral religieuze zaken heeft aangepakt. De scatalogische en de scabreuze passages zijn al in eerdere drukken afgezwakt of verwijderd. Wackers en Verzandvoort wijten deze aanpassingen aan het toenemend beschavingsoffensief.Ga naar eind31 De hogere kringen wilden zich onderscheiden van het lagere volk, zowel in geestelijk als in lichamelijk opzicht. Het doen van je behoefte in het openbaar of het open en bloot bespreken van seksuele handelingen wordt steeds meer als onbeschaafd beschouwd.Ga naar eind32 Hoewel ik een aardig eind gekomen ben, is de inventarisatie van de veranderingen in het Zuid-Nederlandse volksboek verre van uitputtend. Toch geeft dit overzicht een goed beeld van hoe de bewerker te werk is gegaan. Al met al is er van het oorspronkelijk verhaal Van de vos Reynaerde uit de dertiende eeuw en Reynaerts historie uit ca. 1470 in het Zuid-Nederlandse volksboek slechts het raamwerk overgebleven.Ga naar eind33 Het satirische epos doorspekt met scabreuze, scatologische en blasfemische motieven is al vanaf de vijftiende eeuw dankzij kerkelijk ingrijpen, maar ook door het toenemend beschavingsoffensief, aangepakt en uiteindelijk verworden tot een slap verhaaltje, geschikte ‘lectuur voor allen’. Dat de volksboeken zowel in Noord-Nederland als in Zuid-Nederland zo lang zijn uitgegeven, schrijven Wackers en Verzandvoort toe aan het feit dat de teksten vereenvoudigd en algemeen gemaakt waren. De teksten die teruggebracht waren tot de rudimentaire structuur, konden heel lang mee ‘omdat een zich wijzigende sociale of culturele horizon van het publiek in de tekst niets meer vindt dat onbegrip of tegenstand oproept. Er was iets heel ingrijpends, zoals het conflict reformatie-contra-reformatie, nodig om de overgang van de | |
[pagina 116]
| |
verhaalversie uit de “tussenfase” naar de Zuid-Nederlandse versie te bewerkstelligen.’Ga naar eind34 Gelukkig maar dat het handschrift van Van den vos Reynaerde aan het eind van de achttiende eeuw teruggevonden werd in de bibliotheek van het Ritterstift Comburg.Ga naar eind35 Ook Reynaerts historie komt weer volop in de belangstelling. Het manuscript werd in 1836 door de KB in Brussel aangekocht op de veiling van de collectie van een Engelse bibliofiel: Sir Richard Heber.Ga naar eind36 De volksboektraditie verdwijnt langzamerhand vanaf de negentiende eeuw en maakt plaats voor wetenschappelijk onderzoek van zowel Van den vos Reynaerde als van Reynaerts historie. Dit resulteerde in een groot aantal wetenschappelijke, maar ook voor een breed publiek bedoelde edities die gaandeweg steeds meer toelieten van de oorspronkelijke teksten, zodat wij weer volop kunnen genieten van deze fel realistische verhalen. |
|