Tiecelijn. Jaarboek 7 (jaargang 27)
(2014)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |||||||||||
VertalingDierentestamenten
| |||||||||||
Het testament van het varkentjeHet varkentje Marcus Knorremans Kraakbeen heeft zijn testament gemaakt. Omdat ik met mijn poot niet kan schrijven heb ik de tekst gedicteerd. Slagermans de kok zei: ‘Kom hier, sloper, wroeter, wegloopvarkentje, dan maak ik vandaag een eind aan je leven.’ ‘Als ik iets misdaan heb,’ sprak varkentje Kraakbeen, ‘als ik iets verkeerd heb gedaan, als ik met mijn poten bordjes heb gebroken, vraag ik, heer kok, verzoek ik om mijn leven; verhoor mijn smeekbede.’ ‘Ga in de keuken een slachtmes halen, knecht,’ zei Slagermans de kok, ‘om het bloed van dit varkentje mee te vergieten.’ Het varkentje werd door knechten gegrepen en weggevoerd op de zestiende dag voor het begin van de lampenmaand, wanneer er volop verse sla is, tijdens het consulaat van Braadmans en Pepermans.Ga naar eind2 | |||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||
mijn moeder, opoe Zeug, schenk ik veertig schepel Spartaans tarwemeel, en mijn zuster Krijszeug - haar bruiloft zal ik niet meer meemaken - schenk ik dertig schepel gerst. Van mijn lichaamsdelen vermaak ik aan de schoenmakers mijn haarborstels, aan de vechtersbazen mijn snuit, aan de doven mijn oortjes, aan de advocaten en zwetsers mijn tong, aan de worstenmakers mijn darmen, aan de vleeswarenverkopers mijn hammen, aan de vrouwen mijn ballen, aan de jongens mijn blaas, aan de meisjes mijn staart, aan de schandknapen mijn spieren, aan de hardlopers en jagers mijn enkels, aan de dieven mijn hoeven. Een niet nader te noemen kok laat ik een vijzel en een stamper na die ik van Thebeste tot Tergeste heb meegedragen.Ga naar eind3 Hij hangt ze maar aan een koord om zijn nek. En ik wil dat er voor mij een grafmonument wordt opgericht waarop met gouden letters staat geschreven: De parodie op formeel, juridisch taalgebruik, dubbelzinnigheden en kolderieke namen maken duidelijk dat het om een komische tekst gaat, geschreven door iemand die thuis was in het juridisch jargon waarin testamenten werden opgesteld. De sterfdag van Knorremans was wellicht 17 december, de eerste dag van het feest van de Saturnalia, een aan carnaval verwant feest, wanneer het eind van de herfst werd gevierd met het eten van varkensvlees.Ga naar eind5 Dat Knorretjes testament erg populair was blijkt uit het gemopper van de kerkvader Hiëronymus (circa 347-420): Geen enkele schrijver is zo'n onbenul dat hij geen lezers kan vinden die op hem lijken, en een veel groter deel van het publiek verdiept zich in pikante verhalen dan in de boeken van Plato. De eerste zijn namelijk speels en vermakelijk, de laatste zijn moeilijk en vergen zware inspan- | |||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||
ningen. Cicero heeft zelfs toegegeven dat hij de Timaeus, een uiteenzetting over de harmonie in de kosmos en de baan en aantallen van de sterren, niet begrijpt (en hij heeft het boek zelf nog wel vertaald!), terwijl drommen ginnegappende schooljongens het testament van varkentje Knorremans Kraakbeen voordragen.Ga naar eind6 Over de auteur is niets bekend, een precieze datering is tot op heden onmogelijk en ook is onduidelijk voor welk publiek de tekst oorspronkelijk is geschreven. Hiëronymus' commentaar wijst op populariteit in de scholen, maar dat betekent uiteraard niet dat de tekst daar ook is ontstaan, al is dat ook weer niet uitgesloten.Ga naar eind7 Champlin ziet de tekst als satire op het gedrag van losgeslagen soldaten, Aubert bepleit een interpretatie van het testament als een door een jood geschreven antichristelijk pamflet.Ga naar eind8 Deze laatste interpretatie lijkt me ver gezocht; de kritiek zat dan zo diep weggestopt dat zelfs een (bijna?) tijdgenoot en intellectueel zwaargewicht als Hiëronymus het niet zou hebben begrepen. In de middeleeuwen kende Knorremans' testament een behoorlijke verspreiding. De tekst is overgeleverd in zeven handschriften, daterend uit de periode tussen de negende en de twaalfde eeuw.Ga naar eind9 Middeleeuwse dichters hebben zich door Knorremans' laatste wil laten inspireren om ook zelf dierentestamenten te schrijven. Van het Testament van de ezel (Testamentum asini) bestaan verschillende versies, waarvan ik er voor deze bijdrage twee heb vertaald, een korte en een lange versie. Deze teksten dateren waarschijnlijk uit de twaalfde of de dertiende eeuw. | |||||||||||
Het testament van heer ezel (korte versie)Toen een boer zijn ezel
dood zag liggen,
betreurde hij zijn overlijden:
‘O, wee! O, wee! Ben je gestorven, ezel?
5[regelnummer]
Als ik had geweten, ezel,
dat je zou sterven van de kou,
had ik je in een doek gehuld.
O, wee!’
De boerin riep uit
10[regelnummer]
op vreselijk jammerende toon
in het bijzijn van haar buurvrouw:
| |||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||
‘O, wee!’
De boer huilde
met lange, luide uithalen
15[regelnummer]
en trok met zijn handen zijn haar uit.
‘O, wee!
Sta op, net lang genoeg
om te kunnen drinken
en je testament op te stellen.
20[regelnummer]
O, wee!’
De ezel stond meteen op
en stelde zijn testament
dadelijk mondeling op.
‘O, wee!
25[regelnummer]
Ik geef mijn kruis aan de pausen,
mijn oren aan de kardinalen
en mijn staart aan de minderbroeders.
O, wee!
Mijn hoofd aan omroepers,
30[regelnummer]
mijn stem aan zangers
en mijn tong aan predikers.
O, wee!
Mijn rug aan zakkendragers,
mijn vlees aan lieden die vasten,
35[regelnummer]
mijn voeten aan wandelaars.
O, wee!
Mijn huid aan schoenlappers,
mijn haar aan zadelmakers
en mijn botten aan de honden.
40[regelnummer]
O, wee!
Mijn ingewanden aan de gieren,
mijn jongeheer aan de weduwen,
tezamen met mijn ballen.
O, wee!’
45[regelnummer]
Toen de ezel dit alles,
zijn hele bezit, had vermaakt,
ontsliep hij met zijn broeders.
O, wee!
De abt en de geestelijken
50[regelnummer]
reikten tarwebrood aan
toen hij wilde sterven.
| |||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||
O, wee!
De boer en zijn knechten
droegen het kadaver van de ezel
55[regelnummer]
naar het jachtterrein van de wolf.
O, wee!
10[regelnummer]
God zij dank, amen.Ga naar eind10
| |||||||||||
Het testament van heer ezel (lange versie)Toen een boer zijn ezel
dood zag liggen,
betreurde hij zijn overlijden
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
5[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?
Mijn liefste ezel,
Wat moet ik nu voor jou doen?
Ik draag de last al voor mijzelf,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
10[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?
Als ik had geweten, ezel,
dat je zou sterven van de kou,
had ik je met een doek bedekt,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
15[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?
Sta op, sta op, ezel,
sta op, net lang genoeg
om je testament op te kunnen stellen,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
20[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
De ezel stond meteen op
en stelde zijn testament
dadelijk mondeling op,
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
25[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
| |||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||
‘Ik geef mijn kruis aan de pausen,
mijn oren aan de kardinalen
en mijn staart aan de nonnen,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
30[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Ik geef mijn staf aan de minderbroeders,
mijn hart aan de predikers,
mijn ogen aan hen die ze niet meer hebben,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
35[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Ik geef mijn stem aan de zangers,
mijn benen aan de hinkepoten,
mijn tanden aan de vreetzakken,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
40[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Mijn huid geef ik aan de schoenlappers,
mijn botten aan de dobbelaars,
mijn borstelige haar aan de schilders,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
45[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Mijn mest geef ik aan de boeren,
mijn boog aan de boogschutters,
mijn pakzadel aan de treuzelaars,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
50[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Ik geef mijn tong aan de zwetsers
en mijn voeten aan de acrobaten,
mijn buikriem aan de weglopers,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
55[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Ik geef mijn lichaam aan de vogels,
mijn ingewanden aan de honden,
mijn nieren aan de bouwvakkers,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
60[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
| |||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||
‘Ik geef mijn rug aan de broeders,
die gebukt gaan onder alle
lasten die de Regel hen oplegt,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
65[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Ik draag mijn beoordelingsvermogen over
aan de kloostervaders, priors
en aan de abten,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
70[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘De rest vermaak ik
aan alle armen
in de hoop dat zij voor mij bidden,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
75[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Daarna, bied ik, meester,
nu ik ga sterven u
de zoete vredeskus aan,’
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
80[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Ik hoop en smeek dat de overdracht
van mijn nalatenschap niet moeizaam zal verlopen.
Vaarwel, vaarwel, meester.’
En hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
85[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
Toen de boer dat zag,
zakte hij van verdriet in elkaar,
schreeuwde met een door tranen verstikte stem
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
90[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?
Lieve ezel, heb ik je niet
altijd uitstekend met hooi
en bonen gevoerd?’
En hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
95[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?
| |||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||
O, mijn lieve ezel,
waarom wil je me verlaten?
Ach! Ik wil niet langer leven!’
En hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
100[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?
Wie zal mij geven, ezel,
dat ik je mag volgen?
Voor wie vlucht je, ezel?’
En hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
105[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?
Kom een arme drommel te hulp,
buren, ik smeek het jullie!
Ik roep de dood al aan!’
En hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
110[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
Nadat de boer dus
om zijn ezel had getreurd,
stond hij op en dronk wat,
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
115[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
Daardoor getroost
bereidde hij een maaltijd voor zijn metgezellen
en kookte de kop van de ezel,
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
120[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
Daarna gebood hij de laatste wil
van de ezel meteen ten uitvoer te brengen,
zodat iedereen het zou zien,
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
125[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’
‘Wij vragen jullie daarom,
uit liefde voor de ezel,
dat wij ons kunnen verkwikken,
130[regelnummer]
en we zingen: ‘O, wee! Vanwege jou
drinken wij, ezel!’
| |||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||
De boer liet dat echter over
aan de zangers
van het voornoemde lied,
en hij zei: ‘O, wee! O, wee! O wee!
135[regelnummer]
O, wee! Waarom ben je gestorven, ezel?’Ga naar eind11
In de literatuur over deze teksten wordt het Testament van de ezel in verband gebracht met het ezelsfeest, een feest dat gevierd werd door aan kathedralen verbonden geestelijken.Ga naar eind12 Tijdens dit feest, bekend vanaf de twaalfde eeuw, werden er ezels in de kathedralen naar binnen geleid en werden er (Latijnse) spotliederen tegen de hoge geestelijkheid gezongen. Het is goed voorstelbaar, zeker met het oog op de verwijzing naar drinken in r. 129-130, dat de bovenstaande tekst in de context van het ezelfeest heeft gefunctioneerd. | |||||||||||
Het testament van de haasEen klein haasje huilde
en schreeuwde luidkeels:
‘Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
5[regelnummer]
Ik heb mijn vrouwtje niet besprongen
en wilde haar niet nemen.
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Ik ben niet in de tuin gekomen
10[regelnummer]
en heb de kolen niet opgegeten.
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Ik woon immers in weiden
en verlang niet naar andermans land.
15[regelnummer]
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Mijn huis is de wildernis,
mijn bed is een braamstruik.
| |||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||
Wat heb ik de mensen aangedaan
20[regelnummer]
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Ik heb grote oren,
ik heb een kleine staart.
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
25[regelnummer]
Ik heb lichte voeten,
ik maak grote sprongen.
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Deze zaken dienen voor de rechtbank
30[regelnummer]
aangevoerd te worden.
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Als bewezen wordt dat ik misdaden heb begaan,
dan word ik niet ten onrechte gepijnigd.
35[regelnummer]
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
En als ik iemand kwaad heb berokkend,
bied ik een evenredige schadevergoeding aan.
Wat heb ik de mensen aangedaan
40[regelnummer]
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Ach, ik kan alleen schadeloosstelling
bieden als ik mezelf geef!
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
45[regelnummer]
En als ik mijzelf geef, wil ik
mijn testament opstellen.
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Mijn vlees geef ik aan de rijken,
50[regelnummer]
mijn vel aan de bontwerkers.
| |||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?
Ik geef mijn voeten aan de goudsmeden,
de rest geef ik aan de honden.
55[regelnummer]
Wat heb ik de mensen aangedaan
dat zij mij met hun honden achternagaan?Ga naar eind13
Anders dan Het testament van de ezel is Het testament van de haas vooral een verdediging van de haas; pas in de laatste drie strofen blijkt het om een testament te gaan. | |||||||||||
Tot besluitAls afsluiting van deze dierentestamenten citeer ik graag een strofe uit de testamenten en legaten van François Villon: Zo ook krijgt zij die 'k reeds omschreef,
die mij verjoeg in harde gram
die mij tot deze aftocht dreef
en die mij elk plezier ontnam,
als relikwie mijn hart, zo klam,
zo dood en stijf, zo bleek en kil.
Zij bluste zèlf mijn hartevlam:
dat God het haar vergeven wil!Ga naar eind14
| |||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||
Literatuur
|
|